Jaarthema 2024 – Vincent van Gogh (I)

Zo tegen het eind van het jaar is het weer tijd voor oudejaarslijstjes. Bij mij zijn dat jaarthema’s; een thema waar ik me een jaar lang extra in heb verdiept. Dit jaar is het Vincent van Gogh (1853-1890). Deel 1 van een tweeluik.

Het jaarthema begon eigenlijk op mijn verjaardag in oktober 2023 (in het eigenlijke Van Goghjaar) en liep dus dit keer van oktober 2023 t/m oktober 2024.

1.
In oktober bezocht ik samen met een vriendin namelijk de tentoonstelling Op reis met Vincent van Gogh in Drenthe (Drents Museum, Assen). Een prachtige tentoonstelling, zowel qua vormgeving als inhoudelijk, waar een rijke context werd getoond.
Adembenemend was in dat verband bijvoorbeeld het in Drenthe geschilderde doek Donkere wolken met schitterende randen (1885) van Hendrik Breitner (1857-1923, zie afb.). Dit hangt in Musée d’Orsay in Parijs onder de titel Maanlicht. Een ‘monumentaal schilderij’, zoals het bordje ernaast terecht stelde. En: ‘Een van de meest indrukwekkende landschappen die Breitner heeft geschilderd’. De invloed op Van Gogh is duidelijk, omdat diens landschappen met eenzelfde soort licht en donker spelen.

Ja, natuurlijk: niet alle Van Goghs die hier hangen zijn even goed geslaagd als deze Breitner. Een van de sleutelwerken van de vroege Van Gogh, de aquarel Landschap met een boerderij (1883, foto EvS) werd later, in 2024, aangekocht door het Drents Museum. Kom op zeg – Van Gogh is nog niet op het hoogtepunt van zijn kunnen, dus wat wil je; hij zit in de verkennende fase.

Wat beiden verbindt, Breitner en Van Gogh, zijn ook de vaak afwezige of slechts aangeduide mensen. Later wordt Van Goghs werk verfijnder. Het is hetzelfde als wat Benjamin Moser (auteur van De wereld op zijn kop) over Vermeer zei in een interview met Jan Pieter Ekker (in: Het Parool, 9 december 2023): ‘Vermeer probeerde ook maar iets (…). Er zijn ook minder  goed gelukte Vermeers. Dat gaf me een soort troost. Dat hij dingen probeert vind ik juist leuk – je komt veel dichter bij een kunstenaar als je ziet dat hij worstelt.’

2.
Een leuk cadeau, ook om jezelf te geven, is Het Van Gogh Museum puzzelboek (uitg. Keesing). Om een hele poos mee te doen: met verschillende soorten puzzels, veel afbeeldingen en achtergrondteksten. En achterin een beeldcolofon, dat door de uitzending La peinture française (!) autour du monde op de avond van mijn aankoop (31 november 2023) op TV5Monde meteen kan worden aangevuld met doeken in het Musée Thyssen-Bornemisza in Madrid. In het programma wordt de collectie van deze familie getoond.

Van Van Gogh bezitten zij een Landschap in de schemering (1885) naar oud-Hollandse schilderkunst, en Les Vessenots bij Auvers (1890, zijn sterfjaar) in felle kleuren.
Overigens heeft het museum ook nog andere werken van de schilder, waaronder Watermolen bij Gennep (1884) uit zijn tijd in Nuenen en een litho van De aardappeleters (1885), ook uit zijn Nuenense periode. Niets Frans aan dus, net zomin als genoemd Landschap.

3.
Er wordt wel gezegd dat de vele zonnebloemen in het werk van Anselm Kiefer refereren aan die van Van Gogh (foto EvS). Maar ik heb ook andere duidingen gehoord: ze staan symbool voor de wederopstanding; ze verwelken namelijk, maar hun zaad valt in de grond en kiemt uit. Paulo Martina (directeur Musea Zutphen) ziet het bijvoorbeeld zo. Hij zei dat in een aflevering van de televisieserie Nu te zien (AVROTROS, herh. 23 december 2023). Hij brengt deze visie in verband met meerdere kunstwerken van Kiefer, die hij als mystiek omschrijft. Opvallend gezien de vele concrete materialen die de kunstenaar gebruikt, zoals lood, stro, hout en verf in dikke lagen. Dáár waar hij de verf heeft weg gekrabd en er zo een lichte plek ontstaat, zou je van mystiek kunnen spreken. Met name zijn latere werken zijn zo qua uitstraling lichter.

Ik moet denken aan wat ds. Ruud Bartlema over Van Gogh vertelde in een aflevering van een ander televisieprogramma, De verwondering (een dag later, 24 december 2023). Bartlema was 13 jaar predikant in Nuenen en woonde in de pastorie. Hij kon zich voorstellen dat het werk dat Van Gogh daar maakte zo donker is, want beneden ís het gewoon donker. Los van de invloed van Breitner en de Haagse School, die ik hiervoor beschreef? Daarom richtte de predikant/schilder zijn atelier in op de lichtere bovenverdieping. Zijn eigen werk doet overigens meer aan Chagall denken.

4.
Bij de Volksuniversiteit Amsterdam volg ik begin 2024 een mooie cursus door Flore Lutters over de transcendentale of meditatieve film. Een aantal keren komt de titel van het boek De verzegelde tijd van cineast Andrei Tarkovski voorbij. Dat maakt nieuwsgierig en ik leen het boek van de bibliotheek.
De auteur blijkt gelijk Kiefer ook wat met Van Gogh te hebben. Net als enkele andere kunstenaars die hij noemt, – zoals Chaplin -, beschikt Van Gogh volgens Tarkovski ‘over een enorme, bijna bovenmenselijke kracht; zij tonen aan dat de kunstenaar niet alleen een onderzoeker is van het leven, maar ook de schepper van hoge geestelijke waarden en van de bijzondere schoonheid die alleen poëzie eigen is’. En dat te lezen in de Poëzieweek is – net als bovengenoemd puzzelboek – een geschenk!

‘Een dergelijke kunstenaar’, schreef de cineast vervolgens, ‘is in staat om (…) de complexiteit en de waarheid van de grijpbare verbanden en verborgen verschijnselen van het leven over te brengen’ (p. 21). Waarbij hij het ook heeft over wat hij met zijn eigen films wil bereiken.
Verderop in het boek citeert hij Van Gogh, die ‘kunst voor het volk’ maakte. Zonder te behagen, ‘omdat hij’ – aldus Tarkovski – ‘doordrongen was van zijn verantwoordelijkheid en van het maatschappelijk belang van zijn werk’ (p. 177). Hij citeert verder uit Van Goghs dagboek [brieven? EvS] over ‘de schoonheid van de waarheid’, een uitlating om in de voetsporen van de oude Grieken (het schone, ware, goede) over na te denken.

5.
In maart 2024 kreeg het Rijksmuseum in Amsterdam drie schilderijen van Van Gogh in langdurige bruikleen van de Stichting P. en N. de Boer: Stadsgezicht in Amsterdam (1885), Oever met bomen (1887) en Korenveld (1888). Laatstgenoemd schilderij heb ik verleden jaar overigens gezien op de tentoonstelling Cézanne, Le Fauconnier & de Bergense school in het Stedelijk Museum Alkmaar. Dat genoemde schilderijen niet aan het Van Goghmuseum maar aan het Rijksmuseum in bruikleen werden gegeven, kwam volgens een achterneef van kunsthandelaar Piet de Boer omdat de aanvraag van laatstgenoemd museum kwam. Daar komt nog bij, dat Van Gogh het pas geopende Rijksmuseum graag bezocht, waar hij Rembrandts Het joodse bruidje (zie afb.) en Hals’ De magere compagnie met name bewonderde.

Nu kan het Rijks de artistieke ontwikkeling van Van Gogh laten zien; tot dan toe had het museum slechts twee schilderijen en vier tekeningen in de collectie, waarvan alleen een zelfportret (1887) op zaal hing. Sterker nog: ze worden binnen de context van Van Goghs tijdgenoten getoond, zoals ook in Assen gebeurde.
Het eerstgenoemde schilderij is een van zijn weinige stadsgezichten uit de tijd waarin ik me in deze blog nog steeds grotendeels bevind. Het tweede doek is totaal anders qua sfeer; de kleuren zijn warmer, zuidelijker en de verfstreken korter. Korenvelden zijn een thema dat in Arles veelvuldig terugkomt. Dit is er één van. In de volgende blog meer.

Drieluik: Sacred and Profane

Het is weer eens tijd voor een Drieluik. Drie ervaringen van afgelopen weekend: een concert – inclusief toelichtingen – in het Amsterdamse Concertgebouw, een recensie van de nieuwe dichtbundel van Maria de Groot in de Nieuwsbrief van Meander en de tentoonstelling Unravel in het Amsterdamse Stedelijk Museum.

1. Het Zondagochtend Concert
Het concert waarom het hier gaat, was een coproductie tussen AVROTROS en Het Concertgebouw. Het ging in iets uitgebreidere vorm vrijdagavond 4 oktober in TivoliVredenburg in Utrecht. En op zondagochtend 6 oktober dus in Amsterdam.
De redactie van de VPRO Gids had dit waarschijnlijk niet door en vroeg twee verschillende redacteuren, Mark van der Voort en Martin Kaaij, om voor twee edities (week 39 en 40) een voorbeschouwing te schrijven over deze concerten door het Groot Omroepkoor o.l.v. Benjamin Goodson en m.m.v. de pianiste Nino Gvetadze.

Op het programma stond werk van Françis Poulenc (foto), Johannes Brahms, Franz Schubert en Benjamin Britten. ‘Zowel Britten als Poulenc’, schreef Van der Voort, ‘verenigden wereldse muziek-verlokkingen met een diep doorvoelde religieuze houding’. Kaaij tapte uit een ander vaatje en begint met een ervaring van Simone Weil in het New York van 1942. Hij omschreef haar als filosoof, maar ze was ook activiste en mystica. Waarom dat belangrijk is om te vermelden, kom ik straks terug.

Het meeste hout sneed de toelichting in het programmablad bij het concert van de hand van Alexander Klapwijk, bekend als concertinleider in onder meer Utrecht en Rotterdam. Hij schrijft dat Britten ‘erg gecharmeerd [was] van het seculiere christendom dat de Anglicaanse bisschop van Woolwich, John A. T. Robinson, in zijn boek Honest to God beschreef’.

2. Maria de Groot
Vervolgens de recensie van psycholoog en freelance schrijver Ivan Sacharov van de dichtbundel Klokkenstoel (Uitg. Elikser, 2024) van Maria de Groot.[1] Sacharov begint met wat achtergrondinformatie over haar, waarin hij het een ‘aparte combinatie’ vindt dat de schrijfster, theologe en emeritus-predikante ook ‘actief [was] als feministe’. Dat voert ons terug naar Simone Weil, met wiens mystieke kant De Groot verwant is, net als – meer nog – met Theresa van Avila. Dus zo vreemd is die combinatie zeker niet.

Hierna vermeldt de recensent dat Maria de Groot ‘door de gevestigde orde van literaire critici vooral [wordt] genegeerd’. Dat klinkt negatiever dan hoe Gerrit Komrij haar werk eens karakteriseerde: het is jammer, vond hij, dat ze een religieuze inborst heeft, want ze is een groot dichteres.
Dit gezegd hebbend, citeert Sacharov het gedicht Klokkenstoel. Daarin is onder andere sprake van een

Stoel van stro, bouwsel van gras.

De seculiere pendant van de klokkenstoel bij een kerk; Sacred and Profane heette de cyclus van Britten die het Groot Omroepkoor uitvoerde. Eigenlijk vindt Sacharov het ‘gewoon een goed gedicht’, al zijn ‘de toespelingen op het christelijk geloof (…) in deze tijd niet in alle kringen bevorderlijk om je poëzie over de streep te krijgen’.

3. Unravel
Op de een of andere manier ligt dit bij beeldende kunst anders. Neem als voorbeeld de installatie Gebedswolke van de Zuid-Afrikaanse kunstenaar Igshaan Adams die valt te zien op de tentoonstelling Unravel in het Amsterdamse Stedelijk Museum [foto EvS]. Het werk is geïnspireerd door opstuivende stofwolken door dansende en stampende voeten. Weer die dubbelheid die we al ettelijke keren tegenkwamen.

De expositie laat textielkunst zien. Kunst die bijvoorbeeld tijdens workshops in de kerk in Chili onder Pinochet werd gemaakt. Als protest, maar omdat het binnen de context van de kerk was ontstaan, werd het niet als zodanig (h)erkend. De verlokking van het aaibare materiaal gaat samen met een religieuze houding, net als de werken die het Groot Omroepkoor zong. Activistisch werk als van feministen gelijk Simone Weil en Maria de Groot is het. Uitgerekend in een vorm (textiel) die door mannelijke kunstenaars niet vaak is toegepast of voor vol wordt aangezien.
Of, zoals op het eerste tekstbordje op de tentoonstelling staat – en waarin ook een boek wordt genoemd –: ‘In haar boek The Subversive Stitch (De rebelse steek) uit 1984 beschrijft Rozsika Parker hoe textiel in de westerse geschiedenis onterecht als vrouwenwerk is bestempeld. Ze belicht ook hoe naaien en borduren voor vrouwen zowel een symbool van onderdrukking als een middel voor zelfexpressie zijn geworden.’

Het is gewoon goede kunst, – net zoals dat gedicht van De Groot -, die daar in de kelder van het Stedelijk Museum wordt getoond (nog t/m 5 januari 2025). Luisteren, lezen en kijken dus. Goed luisteren, lezen en kijken. Al dicht zij


omdat ik niet luisteren kan
– ieder is doof

Toch maar proberen.

 

[1] Zie: https://www.bol.com/nl/nl/p/klokkenstoel/9300000179472446/?bltgh=uu-ZrH-WMQPzlNnLLApAbQ.2_6.7.ProductTitle

Jaarthema 2023 – Emoties (III)

Zo tegen het eind van het jaar is het weer tijd voor oudejaarslijstjes. Bij mij zijn dat jaarthema’s; een thema waar ik me een jaar lang extra in heb verdiept. Dit jaar is het thema emotie. Samengevoegd tot een drieluik. Vandaag deel 3; losse mozaïekstukjes die op het eind in elkaar vallen.

11. ISVW Leusden
In de zomer van 2023 volg ik een cursus van Martha Claeys (zie foto) over emoties bij de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden.[1] Tijdens vrije momenten lees ik de roman Adieu (De Bezige Bij, 2019) van Marcel Möring. Een roman over ‘angst voor het onzichtbare gevaar, de angst waaruit alle andere angsten geboren worden’ (p. 47). Het klinkt mooi, maar ik denk uiteindelijk niet dat het over de hele linie klopt. Neem klimaatangst; je moet je ogen er wel voor sluiten, om niet te zien wat de nu al zichtbare gevolgen ervan zijn: smeltende gletsjers, bosbranden, overstromingen, aardbevingen, hittegolven, overconsumptie enz..

De laatste dag van de cursus gaat het over schuld en schaamte. Ik lees bij Möring ook over schaamte ‘die ontstaat als medeleven en afkeer elkaar ontmoeten (p. 74). En ik lees in een interview van Yoram Stein met Martha Nussbaum over Aristoteles, die ‘zaken opsomt die mensen tragisch vinden: armoede, honger, ouderdom, eenzaamheid, ziekte, dood’ (in: Trouw, 7 april 2005). Ze roepen inderdaad medeleven en soms ook afkeer op, maar vragen voor alles om actie vanuit liefde.

12. Cas Oorthuys
Een paar dagen voor de jaardag van het overlijden van mijn moeder bezoek ik de tentoonstelling met oorlogsfoto’s van Cas Oorthuys in het Verzetsmuseum in Amsterdam (foto van website Verzetsmuseum). Mijn moeder heeft diens vader, de net als zijn zoon ook in het verzet zittende actieve predikant gekend. Hij liep een keer, toen mijn oma ziek was, met een pannetje soep over straat naar haar toe. Kenmerkend voor wat ik over hem heb gehoord, lijkt me. En in het verlengde liggend van wat ik hiervoor schreef.

Op de tentoonstelling hing een foto met een bijschrift dat me in de war bracht. Het gaat om een foto die op 11 mei 1940 is genomen na het bombardement op de Blauwburgwal in Amsterdam. We zien waarschijnlijk een dode man en een zwaar gewonde vrouw die verwijtend recht in de camera kijkt. Op het bijschrift lezen we dat Oorthuys zich zijn leven lang is blijven afvragen of het goed was dat hij deze foto nam. ‘Het is een dilemma waar elke oorlogsfotograaf voor staat: wat laat je de wereld zien en wat, uit bescherming van de gefotografeerde, niet’.
Een vrijwilliger vraagt me na afloop wat ik van de tentoonstelling vind. Ik vertelde hem over mijn moeder, die Oorthuys’ vader kende. Hij kijkt me wat bevreemd aan en zegt niets. Later bedenk ik me, dat ik had moeten vertellen over die foto, al weet ik niet hoe hij dáárop zou reageren. Misschien even bevreemd de wereld inkijkend.

13. Innocence van Kaija Saariaho
Weer een opera: Innocence van Kaija Saariaho (1952-2023) bij De Nationale Opera (DNO). Als Vriend van DNO bezocht ik de voorgenerale.[2] Ik verbaas me over enkele recensies, waaronder die van Britt van Klaveren (in: Het Parool, 9 oktober 2023): ‘Op emotioneel vlak biedt de uitvoering [lees: opvoering, EvS] van DNO wel wat weinig beweegruimte’. Dat staat in de intro. Even verderop lees ik: ‘een emotioneel plateau, geen emotionele reis’. Dat plateau verwijst naar het draaiende decor, een plateau van Chloe Lamford.
Op het eind van de voorstelling staan vier van de dertien solisten naast dat plateau; ze zijn buitengesloten. Of zijn ze de dragers van een doodskist ná de school shooting? Je mag het als toeschouwer zelf invullen, maar emotioneel raakte het mij althans als een mokerslag.

14. Positieve Gezondheid
In november doe ik mee aan een gesprek over Positieve Gezondheid van het Longfonds in Amersfoort. Ter voorbereiding werd de zes deelnemers aan deze tafelronde gevraagd om wat over dit thema te lezen en ‘het spinnenweb’ in te vullen. Dit bestaat uit zes dimensies: dagelijks functioneren, meedoen, lichaamsfuncties, kwaliteit van leven, mentaal welbevinden en zingeving, en is ontwikkeld door Machteld Huber.[3]
De vrijdagmiddag voor deze bijeenkomst werden in het tv-programma Tijd voor Max waar ik – afhankelijk van de onderwerpen – wel eens naar kijk, Erik Scherder en Leonard Hofstra (cardioloog) geïnterviewd. Zij zijn de auteurs van het boek Hoop voor Hart en Hersenen (uitg. Athenaeum). Ook hier kon je digitaal een vragenlijst invullen. Over veerkracht en welzijn. De uitkomst pakte bij mij anders uit dan de antwoorden op ‘het spinnenweb’; het maakt denk ik heel veel uit op welke dag en in welke gemoedstoestand je zo’n web of vragenlijst invult.

Laten we wel wezen: positieve gezondheid, veerkracht en welzijn ervaar ik in het leven en niet uit een boek, hoewel ik de laatste zal zijn om te ontkennen dat die vragenlijsten je kunnen triggeren en – als je je er met iemand over kan praten – ook op een goed spoor kunnen zetten. Bijvoorbeeld in een luisterkring, waar ik eerder voor Kerk in Mokum aan meedeed en over schreef.
Een voorbeeld maak ik kort daarna mee. Namelijk op het moment dat ik een buurvrouw tegenkom die vraagt hoe het met mij gaat. ‘Goed’ antwoord ik, de muziek van een concert in het Concertgebouw nog in mijn hoofd. ‘En met jou?’ was de wedervraag. ‘Gaat wel’.

Ik moet denken aan iemand die van haar cardioloog de keus tussen verschillende behandelopties had gekregen. De laatste van de drie heet: aanvaarden. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, leerde ds. Sytze de Vries (zie foto) ons eens naar aanleiding van een gedicht van Jacqueline E. van der Waals tijdens een leerhuis, hoewel Van der Waals tussen twee haakjes waarschijnlijk niet zo’n zwakke gezondheid had als iedereen aanneemt. Maar de hartpatiënte antwoordt iedereen die vanaf dat moment aan haar vraagt hoe het met haar gaat: ‘Goed!’. Ik zag wat er dan met de vragensteller én met haar gebeurt: ze klaren allebei op. Zoals ik na het ‘Gaat wel’ van mijn buurvrouw meteen even down werd als zij.

Ik weet niet tot welke school die cardioloog behoort, de Positieve Gezondheid, de positieve psychologie, de cognitieve herwaardering of dat hij de ideeën van de filosoof René Gude toepast, – maar het leven zelf leert je hoe je erin zou kunnen staan, zonder te bagatelliseren aan de ene kant of – zoals ik in Amersfoort ook zag – te overcompenseren. Misschien zijn dan toch de woorden ‘mild optimisme’ of ‘mild pessimisme’ die Scherder en Hofstra bezigen (de uitwerking ervan komt redelijk overeen) adequater.

15. Pina van Wim Wenders
Een van de laatste ervaringen waarin het thema ‘emoties’ in alle breedte terugkomt, is een uitlating van een van de danseressen in de documentairefilm Pina (over Pina Bausch) van Wim Wenders (2011). Zij heeft het over ’triest, woedend, huilen, lachen, brullen’. Alsof – zegt ze – ‘Pina in ieder van ons verborgen was, of omgekeerd, alsof wij deel uitmaakten van haar’. Een ding is mij gaandeweg dit jaar ten aanzien van het jaarthema in ieder geval duidelijk geworden: emoties moet je ten goede aanwenden, opdat je niet stil blijft zitten en staan, erin blijft hangen, maar actie onderneemt. Niet lam laat slaan door de verkiezingsuitslag of de oorlog in Oekraïne of Israël/Gaza bijvoorbeeld maar nóg meer ageren tegen antisemitisme en pal staan voor recht, gerechtigheid en vrede.

In soortgelijke bewoordingen uit zich Jane Goodall, zo ook Anna Clyne in haar compositie Weathered, zo laten de drie handen op het werk van Rembrandt en Sanya Kantarovsky zien (zie vorige blogs). Actie is ook empathie tonen, zoals Donatello laat zien in zijn Lamentatie, of Carson die in haar boek Verstild voorjaar handelingsperspectief biedt net zoals het model – of andere modellen – van Positieve Gezondheid dat doen. Die conclusie draag ik het jaar uit het nieuwe jaar in.

[1] Zie mijn recensie van haar boek over trots: https://8weekly.nl/recensie/recensie-trots-gepast-en-ongepast/
[2] Zie mijn blog hierover: https://elsvanswol.nl/sublieme-verschrikking/
[3] Zie: https://www.iph.nl/over-machteld-huber/

‘Het gaat juist om het dichtbij zijn’

Op woensdag 11 oktober jl. vond in de aula van begraafplaats Zorgvlied in Amsterdam een plechtigheid plaats voorafgaand aan de begrafenis van Henk Lensink (1939-2023). Een uur daarvan heb ik via de webcast van Zorgvlied gevolgd. Aan het woord kwamen toen Henks broer, kinderen en kleinkinderen.
Henk Lensink werd zo vooral geschetst als vader en opa, en slechts indirect als de theoloog en predikant die hij ook was. In de laatste hoedanigheid heb ik hem gekend, vooral toen wij een poosje gelijktijdig lid waren van de leerhuiscommissie van het Leerhuis Amsterdam Tenach & Evangelie (LATE) en de vergaderingen daarvan bijwoonden.

Wat mij vooral is bijgebleven, is zijn belangstelling voor vertaalproblemen vanuit de Septuagint. Hij kon voorafgaand aan een vergadering daar enthousiast en met luide stem over vertellen. De laatste keer dat ik hem zag was bij de afscheidsdienst van ds. Hans Hoekert (op 10 mei van dit jaar) in De Thomas aan de Zuidas. Lensink zat voor me en ik hoorde dat hij moeilijk sprak. Hij draaide zich naar mij om en zijn brede lach sprak boekdelen. Gesproken hebben we elkaar verder niet.

Steeds dichterbij
Wat mij vooral raakte in de toespraken tijdens zijn afscheidsdienst, was een opmerking van één van zijn kinderen. Na een ingreep aan zijn stembanden en het steeds dover worden, kwam hij steeds dichterbij. Lief en zacht. Ik geloofde het meteen en moest aan twee dingen denken: aan een vakantie die ik doorbracht met mijn broze vader. Het moet in 1996 zijn geweest en we zaten in een hotel. Aan weerszijden van de gang hadden we elk een kamer met een terrasje. Op een daarvan brachten we de meeste tijd door. Lezend. Ik las, herinner ik me nog goed, De tweeling van Tessa de Loo, dat diepe indruk maakte. Een enkele keer maakten we een uitstapje, maar het is vooral het zwijgzame nabije samenzijn dat me bij is gebleven. Lief en zacht.

Voorwoord, nawoord
Het tweede waar ik aan moest denken, is een gedeelte uit het gedicht ‘Voorwoord’ van Babs Gons, uit haar bundel Doe het toch maar (2021):

… stilte

van gebaren
van even iets niet zeggen
en even niets zeggen
van armen en ogen
en afstand en huid
en lucht en aarde
en botten
die meer zeggen
dan

een taal als een verzoek
een bede
een oproep tot
medemenselijkheid

Ik weet dat de context een andere is, van contact tussen mensen van een andere kleur, maar het gedicht drukt ook iets universeels uit. Immers:

Het gaat juist om het dichtbij zijn, dat weten alle dieren, hoef
ik jou niet te vertellen.

Dat schreef weer een andere dichter, Eva Meijer, in haar gedicht ‘Je noemt het een gesprek’ (in: Het witste woord, 2023). En als iemand een dierenliefhebber was, dan was het wel mijn vader. Van Henk Lensink weet ik dat niet. Ik weet überhaupt weinig van hem. Als ik zijn naam op internet opzoek, kom ik ook eigenlijk maar één boek van hem tegen: Dat ik den ploeg van uw woord mag besturen – bijdragen aan de uitleg van bijbelverhalen (2004). Ook in Bekirbénoe, de periodiek van de Kerkenraadcommissie Tenach en Evangelie vond ik slechts één bijdrage van zijn hand. Maar die lach – die zal me altijd bijblijven.
Zijn nagedachtenis zij tot zegen.

Blijf bij je bevrijder – Rochus Zuurmond

‘Zuurmond is niet van de zoete broodjes’, lees ik in een recensie van Blijf bij je bevrijder. Een op verzoek van de theoloog Dick Boer geschreven portret van Rochus Zuurmond van de hand van Herman Meijer (Ophef, jrg. 28 nr. 3, 2022).
Meijer is lekentheoloog, architect en voormalig politicus voor GroenLinks. In het Woord vooraf heeft hij het over ‘theologische strijd’ en schetst vervolgens een wat eendimensionaal beeld van de Nederlands Hervormde Kerk in de naoorlogse tijd: ‘kritisch op het verzuilde bestel, fel tegen atoom bewapening, sterk gericht op sociale rechtvaardigheid’.
Misschien had Meijer dit nodig om Zuurmonds denken in te bedden, maar de ‘strijd’ lijkt zo al beslecht. Aan de orde komen onder meer diens kritiek op het fundamentalisme en waarom je niet kunt stellen dat ‘de Bijbel homoseksualiteit verbiedt’. Zuurmond kon, laat Meijer zien, vooral lezen. Goed lezen en exegetiseren.

Een boodschap van bevrijding
Ook wordt duidelijk wat geloof volgens hem eigenlijk is: ‘een Boodschap van bevrijding’, zoals een hoofdstuk heet. Dat wil zeggen ‘van de mensen uit de macht van het kwaad’ (p. 51), ‘van vijandschap en onderdrukking: het bevrijdt tot een leven in vrede en tot vrijheid om menslievend te (kunnen) handelen’ (p. 53) ‘van de dominante geesten van onze tijd, van ongeesten, van vooroordelen: hij [de Geest, overigens een zij, EvS] bevrijdt tot het liefdevol benutten van de ruimte voor God en voor elkaar’ (p. 54).
Genoemd hoofdstuk vormt zo’n beetje het hart van de uitgave, die verder vooral gaat over de geleerde Zuurmond en niet of nauwelijks over de predikant of over de invloed van anderen dan Miskotte en Breukelman. Spinoza bijvoorbeeld, waar hij later overigens afstand van heeft genomen.[1]

Persoonlijk nawoord
In een persoonlijk nawoord komt de invloed van ‘Rochus’ (zoals hij consequent en wat familiair wordt genoemd) op de auteur aan de orde. Dat had wel wat breder gemogen. Bijvoorbeeld had genoemd kunnen worden dat Marco Visser vanaf 1 september 2022 het onderzoek van Zuurmond aan de PThU voortzet, al was het maar in een op het laatst van het productieproces toegevoegde voetnoot.

Door de beknoptheid was er nog ruimte voor twee artikelen van Zuurmond zelf: over Marcus 12:28-44 en over de Openbaring van Johannes. Zo biedt deze uitgave, net zoals in een recensie van mijn boekje over Henk Vreekamp dat in dezelfde reeks verscheen, maar nog werd uitgegeven door KokBoekencentrum (Trouw tipt, 3 juli 2019) ‘een eerste kennismaking’ met in dit geval Rochus Zuurmonds denken. Uiteindelijk gelukkig minder eendimensionaal dan het zich in eerste instantie liet aanzien, maar wel uiterst persoonlijk in zijn keuzes van de thema’s uit Zuurmonds werk.

[1] Tijdens de leerhuiscyclus ‘Niet te geloven’ over het gelijknamige boek (september-december 2005) in de Amsterdamse Thomaskerk.

N.B.
Minisymposium Rochus Zuurmond –
Vrijdag 25 november a.s. in Rotterdam
Het minisymposium gaat over de actualiteit van Zuurmonds benadering: wat zijn de aanknopingspunten voor ons vandaag?

Sprekers:
– Herman Meijer (architect, politicus en auteur)
– Ilke Jacobs (theoloog en uitgever bij VU University Press)
– Marco Visser (predikant en postdoc onderzoeker aan de Protestantse Theologische Universiteit)

Vrijdag 25 november 15:00 – 17:00 uur – Pauluskerk Rotterdam (Mauritsweg 20, 5 min. lopen vanaf CS)
Toegang gratis, er is een inzameling voor het werk onder ongedocumenteerden en daklozen in de Pauluskerk.

De Vlaamse primitieven en Dick Ket

Er stond één boek in de kast van mijn ouders dat ik lang niet heb kunnen plaatsen; ik blogde er in 2017 al over en ga er hier verder op door, omdat er wéér een kwartje is gevallen. Het ging in eerste instantie over de catalogus bij een tentoonstelling in het Amsterdamse Rijksmuseum: Bourgondische pracht (28 juli -1 oktober 1951). Wat hadden ze met de Vlaamse primitieven ten tijde van Philips de Stoute tot Philips de Schone? En hoe kwamen ze erop zo’n dure catalogus te kopen, terwijl ze het toen niet breed hadden? De kunst moet ze iets wezenlijks hebben gezegd.

Vlaamse primitieven
Ik keek in die eerdere blog met de ogen van mijn moeder en zocht naar de overeenkomsten tussen haar manier van kijken en die van de Bourgondische kunstenaars. Dan weer verstild, dan weer extatisch en soms ook wreed als het werk van Dieric Bouts (cat. nr. 36).

Dick Ket
Maar ze hield ook van het werk van Dick Ket (1902-1940). Als we naar het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem gingen (nu: Museum Arnhem), waar ze veel werk van hem in de collectie hebben (dat na de verbouwing nu weer valt te zien), stonden we altijd stil, verstild bij diens schilderijen. Ik lees in een essay van Ype Koopmans over hem – in een andere catalogus, De serene blik. Vier realisten (uitg. WBooks, z.j.) -, over de overeenkomsten tussen uitgerekend die Vlaamse primitieven en de schilderkunst vóór Rafaël met die van Dick Ket; wéér een kwartje dat als gezegd viel.

Koopmans, aan wiens colleges aan de Open Universiteit ik helaas geen goede herinneringen bewaar, maar die met dit essay heel wat goed maakt, schrijft:

‘Kets voorkeur voor een neorealistische benadering was niet in de eerste plaats een kwestie van stijl- of materiaalkeuze, maar van een andere, meer liefdevolle houding tegenover de dingen en van een bijna mystieke sensatie van kunst als uitdrukking van het universele. Hij heeft er nooit met iemand over gesproken. Wel heeft hij deze gewaarwording éénmaal in een brief aan zijn vriendin Nel Schilt aangeduid, omdat zij al in 1932 had laten blijken hoe gelovig zij was: “Dat je evenals ik aanvoelt dat er meer is tusschen hemel en aarde dan de dingen alleen (ik denk hier zo dikwijls aan als ik een stilleven schilder). Juist in deze doode voorwerpen voel ik de aanwezigheid van dit alom-vertegenwoordigde en ik betrap me erop dat ik met liefde over deze doode voorwerpen kan denken en ze behandelde”.’

Waarvan akte. Met dank aan een zich ‘revancherende’ Koopmans, maar vooral aan de Vlaamse primitieven en Dick Ket. En natuurlijk allereerst mijn ouders die mij kennis lieten maken met kunst. Wat zouden ze – net als ik – het tussen twee haakjes jammer hebben gevonden dat die verstilde zaal met dat grote raam en uitzicht over de Rijn in de nieuwe vleugel van het museum in Arnhem is opgeofferd ten gunste van een paar relatief kleine ramen. ‘Een keuze van de architect’, werd ons verteld …

Afbeeldingen: Dick Ket – Stilleven met piëta (links) en: Gerard David – Piëta (ca. 1510-1520, rechts)

Leren, vieren en dienen

De Protestantse Kerk Nederland (PKN) doet momenteel onderzoek naar wat de meest geliefde liederen zijn. Quadraatschrift, het toenmalige tijdschrift van het Centrum voor leren en vieren (CLV) in Amsterdam, had destijds een Liedrubriek waarin hetzelfde werd gevraagd. Als redactievoorzitter/eindredacteur heb ik die rubriek ook een keer mogen schrijven. Ik koos toen voor Lied 272 uit het (toen) nieuwe Liedboek: ‘Wij zoeken in uw huis uw aangezicht, o Here’. Ik herneem die bijdrage hier niet, maar doe het nog eens dunnetjes over en vraag me zo’n kleine twintig jaar later af, of wat ik toen zo mooi vond aan dat lied, dit nog steeds zo ervaar.

Het lied werd in 1901 geschreven door de Franse predikant en latere hoogleraar in Parijs Wilfred Monod (zie foto links, 1867-1943). Hij stichtte tevens een Franciscaner orde voor protestantse leken, Tiers Ordre Protestante des Veilleur. Hij wordt gekenschetst als een mystiek theoloog, wat hem denk ik tekort doet, want hij was een niet alleen in het hart maar in zijn totale mens-zijn bewogen. Bewogen door wat er politiek en maatschappelijk om hem heen en in de wereld gebeurde. Met ontferming bewogen, zou ik willen zeggen. De kerk zou daarbij volgens hem een grote rol moeten spelen. De theologische faculteit van Parijs was dit niet met hem eens, en ontsloeg hem in 1929. Hij was toen twintig jaar hoogleraar praktische theologie geweest.

‘Wij zoeken in uw huis uw aangezicht, o Here’ is een lied van Monod dat als Gezang 324 werd opgenomen in het ‘oude’ Liedboek en (gelukkig) doorschoof naar het ‘nieuwe’ Liedboek (Lied 272). Dit lied is te danken aan Jan Wit (1914-1980), die als predikant van de Waalse gemeente in Nijmegen bekend was met het Franse kerklied.
De hiervoor benoemde tweeslag die Monods theologie kenmerkt (mystieke inkeer en politieke en maatschappelijke betrokkenheid) komt er duidelijk in terug en reikt elkaar de hand.

Gods aangezicht
Het eerste couplet geeft uiting aan die mystieke inkeer, hier betrokken op Jezus van Nazareths stille innigheid, op Jezus ‘die op een berg klom’, alleen was met God ‘die geest en waarheid zijt’. Overigens staat in het origineel niet ‘berg’ (montagne) maar woestijn (désert).
Ik zal nooit vergeten dat, toen ik problemen kreeg binnen de kerkenraad van de kerkgemeente waarbij ik me had aangesloten, de toenmalige predikant tegen mij zei, dat het in een dienst niet om al dan niet goed- of kwaadwillende gemeenteleden gaat, maar om het zoeken van Gods aangezicht, om Góds aanwezigheid.
Die aanwezigheid heb ik ervaren toen ik, op vakantie in Israël, enkele momenten in de woestijn vertoefde. Ik voelde me te moe om nog een stap te verzetten, maar mijn kamergenote – die daar al eerder was geweest – zette me ertoe aan éven aan de woestijn (letterlijk de achtertuin van ons hotel) te ruiken. Ik ben er haar nog steeds dankbaar voor.
Het raakte me diep en troostte me net zoals dit eerste couplet dat in diezelfde kerk werd gezongen op de eerste zondag dat ik de kerk bezocht, de eerste van de vele jaren die zouden volgen tot de narigheid begon en ik vertrok. ‘Als welkom’, zoals de toenmalige (een andere) predikant na afloop tegen mij zei. Hij had mijn bijdrage aan Quadraatschrift gelezen en gaf er een prachtig gevolg aan.

Uitgeputte schapen
Het tweede couplet volgt de lijn van het zich terugtrekken naar een eenzame plaats (Marcus 6:30), maar verbindt deze met Mattheüs 9:36: ‘Toen hij [Jezus] de mensenmenigte zag, voelde hij medelijden met hen, omdat ze er uitgeput en hulpeloos uitzagen, als schapen zonder herder’.
Ik heb al eerder aangegeven dat ook voor mij de tweeslag van Monod, en van andere theologen – zoals Dorothee Sölle – leidinggevend is. Ik ben dat des te sterker gaan voelen, toen ik van de toenmalige hoofdredacteur van het blad Kerk in Mokum met grote regelmaat werd gevraagd om juist aan de rubriek Diaconie bijdragen te leveren. De ontmoetingen die ik toen had met mensen die je gerust uitgeput en hulpeloos, maar ook heel krachtig kunt noemen, maakte diepe indruk op mij. Tot op de dag van vandaag.

Kaïn en Abel
Het derde vers verwijst naar het verhaal over Kaïn en Abel (Genesis 4:1-16), dat ook centraal staat in de opera Die ersten Menschen van de Duitse componist Rudi Stephan (1887-1915) die in het kader van het Holland Festival 2021 werd opgevoerd en ook via stream valt terug te zien: Kajin en Chabel. Feitelijk zet Stephan Chabel net zo vergeestelijkt neer als Monod wanneer deze spreekt van mystieke inkeer. Kajin is bij Stephan een man die ziek is van verlangen naar seksuele bevrediging. Bij Monod roept Abels bloed ‘nog steeds tot ons geweten,/ Wie ’t zingend overstemt is Kaïns deelgenoot’.

Het leed dat van de aarde schreit
In het laatste couplet lijkt Monod een samenvatting te geven van de eerste drie: de ‘Heiland op de berg, alleen met God zijn Vader’ en ‘’t leed dat van de aarde schreit’. Daaraan koppelt hij dan een oproep die tegelijk een bede is: ‘Maak uw kerk tot hoorder en tot dader’. In één Bijbels woord samengevat: dabar. Het is een verwijzing naar Jakobus 1:22-24, het Bijbelboek dat ik in diezelfde grote stadsgemeente in het leerhuis en als doorgaande lezing op zondag heb leren kennen en op waarde schatten. Leren, vieren én dienen. Deze drie.

De melodie
De melodie waarop dit lied is gezet, is van de Franse theoloog en componist Emmanuel Haien (zie foto rechts, 1896-1968). Hij schreef onder meer een studie over de gregoriaanse oorsprong van de Geneefse psalmwijzen. Een lijn die je nog verder terug door kunt trekken, naar joodse melodieën.
Haiens melodie gaat hand in hand met het ingetogen karakter van de tekst. Oorspronkelijk stond de melodie (zie het ‘oude’ Liedboek) in e kl.t., wat dit nog benadrukt en (o toeval) tevens mijn lievelingstoonsoort is, maar nu is hij een toon lager gezet (d kl.t.), wat het accent wellicht meer legt op de maatschappelijke betrokkenheid van de tekst, wat ook nog eens wordt benadrukt door de 4/4 in plaats van 2/4-maat.
Kenmerkend zijn voorts de gepuncteerde noten (melodieregels 2 en 4), waar tekst en melodie als het ware even pauzeren, even inhouden. Het doet denken aan de onvergetelijke manier waarop Frans Brüggen wel eens inhield in Bachcantates waar tekst en muziek van een ingetogenheid uiten (bijvoorbeeld BWV 8). Op deze manier is de eenheid van Monod ook in de muziek terug te vinden.
Het is een lied dat gaandeweg je leven steeds meer gaat zeggen. Een lied om nog steeds lief te hebben, zoveel jaren na mijn eerste stukje hierover in Quadraatschrift.

 

Link naar tekst, melodie en gezang: https://www.youtube.com/watch?v=wO7THYgEMdg

Bij het overlijden van Anne van der Meiden

Uit de nalatenschap van een vriendin verwierf ik de streekroman Spoel en spade van Anne van der Meiden (Enschede 1929-Hellendoorn 2021). Het speelt in ‘zijn’ Twente van rond 1834 en verhaalt van de eenbenige Peutke die dagelijks met zijn negosie op een kar erop uit trekt en daarnaast ook nog huwelijksmakelaar is, zoals Van der Meiden zowel theoloog als hoogleraar massacommunicatie en public relations was. Om Peutke heen veranderen de boeren van vak en worden wever; scheef en wat voorovergebogen, rode randen om de ogen, een diepe en rauwe hoest. Peutke ‘wil er zo graag iets aan doen en niet berusten’ (p. 24).

Philip Krijger
Het is interessant om de fases die auteur Philip Krijger, die ik eens eerder in een culturele bijdrage aan Wervelingen uit diens boek De tragiek van de schepping oppikte (winternummer 2006/2007), naast het boek van Van der Meiden en een discussie naar aanleiding hiervan te leggen. Ik deed dat in een andere bijdrage aan datzelfde blad van de Vereniging van scoliosepatiënten (winternummer 2011/2012) en herplaats dat hier met toestemming en in een iets uitgebreidere vorm naar aanleiding van het overlijden van Anne van der Meiden op 2 juni jl..

Ervaringsdeskundige Krijger begint met het harmoniemodel, de grond van waaruit hij met alle beperkingen wat zicht en gehoor betreft leeft en waarin hij vrijheid en vreugde (h)erkent.
Dat doet Peutke in zijn lofzang op de natuur aan het begin van het boek ook, al heeft hij soms een sombere bui. Dit laatste zou Krijger het tragische model noemen, waarin sprake is van frustratie om het lot dat hem trof. Peutke weet zijn eigen narigheid positief om te buigen en zet zich van daaruit met vol verstand en uiteindelijk ook hart in voor een beter leven van de (thuis)wevers in Twente. Krijger noemt dit het confrontatiemodel.

Leerhuis
Het boek van Van der Meiden lezend, kwamen de modellen van Krijger opeens weer boven. En ze kwamen me van pas bij een discussie die ik met een (inmiddels emeritus) predikant voerde naar aanleiding van een leerhuis.[1] In diens mailtje was sprake van een volgende trits: ‘Je constant tegen ziek-zijn verzetten is vaak geen leven, terwijl met ziek-zijn leren leven vaak veel wijsheid oplevert. Waar het mij [ER] om gaat is, dat aan de ene kant verzet begint met aanvaarden, niet met ontkenning, en aan de andere kant aanvaarding niet moet ontaarden in berusting, uitgeblustheid, maar altijd aanleiding blijft voor de vraag, hoe het anders, beter kan.’ Kortweg draaide hij de volgorde van Krijger om:

  • confrontatiemodel (niet neerleggen)
  • tragische model (je constant verzetten is geen leven)
  • harmoniemodel (verandering begint met aanvaarding)

Elisabeth Kübler-Ross
Deze volgorde riep bij mij associaties op met de fasen van rouw volgens Elisabeth Kübler-Ross:

  • ontkenning
  • protest (of boosheid)
  • onderhandelen en vechten
  • depressie
  • aanvaarding

Johan Noorloos
Maar na deze constatering van mijn kant viel de gedachtewisseling stil.
Ik maak hem nu af en begin – alsof het nog niet genoeg is – met er nóg een rijtje aan toe te voegen. Van Johan Noorloos, auteur van bekende boeken als Hoe yoga je leven kan veranderen en 12 goeroes 13 ongelukken. In het blad Leef! (aug./sept./okt. 2011) stond de volgende trits:

  • stilte opzoeken (even je gedachten stilzetten)
  • de vraag of je de werkelijkheid accepteert zoals die is of je ertegen vecht
  • het visualiseren van je authentieke verlangen
  • het realiseren van je verlangen (grenzen verleggen)
  • inspireren: inspireer anderen

Iedereen die tijdens de jubileumdag van genoemde Vereniging, op 8 oktober 2012 in de ReeHorst in Ede meedeed aan de workshop De beweging van de geest, zal wel één en ander herkennen en kan zijn/haar ervaringen ‘op een rijtje zetten’. Want dat kun en mag je alleen zelf doen. Pas dan wordt het – om iemand van de Vereniging tijdens een andere workshop te parafraseren – ‘een manier van leven.’

Anne van der Meiden
Zoals Van der Meiden leefde, in alle vrijheid, openheid, met oog voor vernieuwing en zonder net als Peutke te berusten, zonder al teveel naar grenzen en wellicht ook afgebakende modellen à la Krijger of Noorloos te kijken. Zelf veranderde hij van orthodox gelovige in een vrijzinnige. Hij was lid van zowel de Nederlandse Protestanten Bond, de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden én de Protestantse Kerk Nederland. Hij had het over ‘verinnerlijking van communicatie’, zoals al die modellen misschien uiteindelijk leiden tot verinnerlijking of – zoals bij Noorloos – inspiratie van anderen, zoals ik dat ook een keer heb mogen zijn voor iemand tijdens een reis door Noorwegen. Ik denk – en hoop – dat wij dit allebei niet zijn vergeten.

Niet alleen heb ik Van der Meidens streekroman destijds met veel plezier gelezen (er is nog een vervolg op verschenen, Schering en inslag, dat ik nog wil lezen) wat mij aanzette tot het schrijven een paar columns/blogs (zie ook: https://elsvanswol.nl/zwijgen-bij-volle-maan/), maar ook mocht ik hem graag horen, wanneer hij voorging in de Alle-Dag-Kerk in Amsterdam. Zijn nagedachtenis zij tot zegen.

[1] Ds. Eddy Reefhuis, 12 augustus 2011 e.v.

De afscheidsviering is op 9 juni 2021 in de kerk van de Protestantse Gemeente van Usselo om 14.30 uur. Deze valt via live streaming te volgen: https://kerkdienstgemist.nl/stations/2304-Protestantse-Gemeente-Usselo/events/event/15708162-202106091100

Karl Jaspers bij HOVO Amsterdam (IV, slot)

Een van de manieren waarop de filosoof Karl Jaspers (1883-1969) transcendentie omschreef, is met het begrip ‘chiffren’. Dat wil zeggen – zoals Jozef Waanders het in zijn boek Sporen van transcendentie omschreef – ‘geheimtekens van transcendentie, waarin ervaringen van het zijn voor de existentie mogelijk wordt in (en haaks op) de voorwerpelijkheid van de immanentie’ (p. 73). Kunst kan bijvoorbeeld tot chiffre worden. Het is – wat eenvoudiger gezegd – iets dat eenmalig inbreuk doet in het concrete leven, ‘Senkrecht von Oben’ zou Karl Barth zeggen.

Tijdens een HOVO-cursus over Jaspers werden ervaringen besproken en vroegen wij ons af of je bepaalde dingen een chiffre zou kunnen noemen. Ik moest denken aan wat mijn wijkpredikant, ds. Paula de Jong, vertelde in de dienst op vierde Adventszondag verleden jaar. Een persoonlijk verhaal.

Ze vertelde dat ze theologie studeerde en woonde in het Dominicanenklooster in Zwolle. Zij mocht daar een keer een preek houden, naar aanleiding van II Samuel 7:4-6, over – zo staat er boven mijn Bijbelvertaling – de ‘belofte aangaande Salomo’s tempelbouw’. Deze tekst werd op vierde Adventszondag ook gelezen.
Na afloop van de dienst in Zwolle liep ze de trap op naar de vertrekken, en in een flits zag zij de weg die ze moest gaan: het predikantschap. Een flits die je zou kunnen vergelijken met de roeping van Maria. En, dunkt mij, met een chiffre.

Ik zag toen ze dit zei een prachtig beeld voor me: van de Finse schilderes Helene Schjerfbeck (1862-1946). Of eigenlijk twee. Er is een overeenkomst tussen de twee schilderijen die ik bedoel: het licht, de ‘crack in everything’ om een song van Leonard Cohen aan te halen. Op een overzichtstentoonstelling in 2007 in wat nu het Kunstmuseum Den Haag heet, vormde De deur (oude kloosterhal, afb. links) een van de hoogtepunten. Het schilderij heeft veel weg van de lezende Maria, die ze vele jaren later schilderde (afb. rechts). Beide doeken hangen in de Finnish National Gallery in Helsinki.

Je kan er een heel verhaal omheen weven. Over de leegte, over het licht dat de onderwerpen (de deur en Maria) zélf uitstralen, maar eigenlijk moet je dat niet doen. Het zijn schilderijen om in je hart en op je netvlies te koesteren, zoals de ontboezeming van ds. Paula de Jong. Als een roeping, chiffre of hoe je het ook wil noemen.

 

Een deel van deze blog verscheen eerder in Drieluik, een gezamenlijke uitgave van de Protestantse Wijkgemeente in Amsterdam-Noord, maart 2021. Wordt hier – in het kader van de inmiddels afgesloten cursus over Karl Jaspers aan de HOVO Amsterdam – in iets uitgebreidere vorm en met toestemming overgenomen.  

Een leerzaam 2021!

Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken. Ik weet het, maar omdat wat doorgaat als een kerstgroet eigenlijk een jaarverslag in miniformaat (6’30”) is, én omdat wat wordt gezegd (en getoond in een overigens prachtige vormgeving) mij zo aan het hart gaat, ga ik hier toch op enkele achtergronden in. Immers: ik ken het boodschappende leerhuis van binnenuit, onder meer door in de tijd van ds. René Venema jarenlang lid te zijn geweest van de originele versie, de kerkenraadscommissie Tenach en Evangelie van de Hervormde Gemeente Amsterdam, alsmede redacteur van Bekirbénoe (Hebreeuws voor ‘In ons midden’), het blaadje dat zij uitgaven.[i] En als je iets van binnenuit kent, mag je kritiek leveren. Dat leren we uit de Bijbel al. Zowel die commissie als het blaadje zijn opgericht door ds. Kleijs Kroon, en niet Kleist (!) Kroon. Daar gaat het in de boodschap al fout.

1.
Na deze schuiver, wordt door Adriaan Deurloo (voorzitter van LATE, Leerhuis Amsterdam Tenach & Evangelie, een opvolger van genoemde kerkenraadscommissie) stellig beweerd dat dit huidige leerhuis ‘in omvang en kwaliteit’ is gegroeid. In omvang wellicht, maar in kwaliteit? Kijk naar het huidige programma (zie link onderaan). En naar de oorspronkelijke sprekers van naam, waarvoor zo’n opmerking een steek in de rug is: F.H. Breukelman, M. van Loopik, Hilde Burger, Chana Safrai, Erik Borgman, om slechts enkele bekende namen te noemen. Nu zijn dinsdagavonden en zaterdagochtenden gevuld met lezingen (wat iets anders is dan het joodse lernen en lehren, om de wortels van het leerhuis er maar meteen bij te pakken) door oudere heren. Geen één jongere, en geen één dame. En dat anno 2020! Elk jaar weer wordt op dezelfde trom geslagen. Kwalitatief goed, dat zal ik als regelmatige bezoeker zeker niet ontkennen, maar in dit opzicht gegroeid? Nee, dat zou ik niet willen zeggen. En dat is jammer.

2.
Zoals het ook jammer is, dat in het vervolg de Protestantse Kerk Amsterdam een sneer krijgt. De PKA ‘meent op dit moment geen financiële middelen (…) te kunnen vrijmaken’ voor de aanstelling van een predikant als opvolger van ds. Wilken Veen. ‘Dat stemt ons droevig’, aldus de voorzitter over de hoofden van de ontvangers van de kerstgroet heen, die de discussie tussen LATE en PKA niet hebben gevolgd en dus ook niet kunnen weten dat het iets genuanceerder ligt. Zelfkritiek zou hier passen.

3.
De volgende (mis)stap. Eerst vraagt Deurloo zich af of ‘het bestaan van het joodse volk de millennia door geen bewijs [is] van de kracht die van het leren uitgaat?’ Of de redenatie helemaal opgaat, weet ik niet, maar ik moest wel meteen denken aan rabbijn Leo Baeck, die in Terezín (Theresienstadt) medegevangenen om zich heen verzamelde om samen mee te leren. Hij gaf er ook lezingen, over Plato, over Kant, die per keer door zevenhonderd mensen werden bijgewoond. Voor hen, en ook sommige christenen in het ‘modelkamp’ was hij ongetwijfeld een menachem, een trooster.
Maar dan komt het: ‘Zij [de joden, EvS] laten zien dat wie leest en leert, blijft leven’. Dat is een onhandige uitlating die, om de eerder aangehaalde woorden van Deurloo aan te halen, droevig stemt, want wie aan de vele vermoorde joden tijdens, voor en na de Tweede Wereldoorlog denkt, zal dit niet zo in de mond durven nemen. Hoe hard ze ook leerden. Wat wel blijft, zijn de geschriften die zij ons hebben nagelaten: de Torah, Talmoed en ga zo maar door.

4.
Kreeg eerst de PKA de zwartepiet toegespeeld, vervolgens is corona de boosdoener. ‘Door Corona’, zegt Deurloo, ‘heeft onze programmering ernstige schade opgelopen. Maandenlang konden we niets doen’. O nee? Daar gingen heel wat andere leerhuizen voor(op) door middagen/avonden via Zoom aan te bieden, zoals bijvoorbeeld Pardes, ook in Amsterdam.
Binnen de commissie waren er best roependen in de woestijn die wel aandacht hadden voor digitale ontwikkelingen, zoals Rob Versélewel (Robertus Cornelius Versélewel de Witt Hamer), die onlangs na een kort ziekbed overleed.

Ik hoop natuurlijk met LATE dat alles in 2021 weer doorgang kan vinden, nadat al definitief met de leerdiensten is gestopt. Maar dan wel op een wat modernere leest geschoeid, met onder meer jongere en vrouwelijke, interessante sprekers. Moge deze videoboodschap althans qua vorm daar een opmaat toe zijn.

Links:
https://www.youtube.com/watch?v=3s0CzSq2MSE&feature=youtu.be http://www.kleijskroon.nl/
http://leerhuisamsterdam.org

[i] Zie: Veertig jaar ‘Tenach en Evangelie’. Deel 1 in de serie Radix, leren en vieren met een Amsterdams accent. Uitgeverij Eburon, Delft.