‘Twijfel en waarschuwing’

Zoals een curator door zijn keus van beeldende kunstwerken deze met elkaar in gesprek laat gaan, gelijk Carel Blotkamp nu in de zalen van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, zo kan een programmeur van klassieke muziek hetzelfde doen. En dat kan soms grandioos uitpakken, zoals gisteravond in het Concertgebouw in Amsterdam.

Het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) onder leiding van chefdirigent Daniele Gatti speelde voor de pauze In-Schrift (1995) van Wolfgang Rihm (afb.rechts) en na de pauze de Negende symfonie (‘Dem lieben Gott’) van Anton Bruckner (afb. links). Een gewaagde keuze, zo op de een na laatste Robeco Summernights, al was het buiten meer herfst. Al even compromisloos als Claudio Abbado, die het stuk uit 1995 destijds met de Berliner Philharmoniker op een promenadeconcert in de Royal Albert Hall speelde. In januari komend jaar herhaalt Gatti het programma in een reguliere serie van het KCO.

Je kunt er drie dingen over dit concert zeggen. Natuurlijk kun je het stuk van Rihm beschrijven zoals Thea Derks het in de programmaflyer deed: met reminiscenties aan een oceaanstomer die statig deint, terwijl waterdruppels op de boeg uiteenspatten. Maar net zoals zij twee muzikale lagen over elkaar hoort schuiven, zo hoor ik die ook. Maar dan anders.
Rihm schreef zijn stuk voor een uitvoering in de San Marco in Venetië, dus als – zoals een aankondiging van de aanstaande uitvoering door het KCO tijdens de Berliner Festspiele/Musikfest Berlin het verwoordde – ‘symfonische muziek die in een sacrale ruimte ter wereld kwam.’ Oftewel ‘christelijke spiritualiteit in geconcentreerde vorm, zonder woorden, over de jongste dag en hemelse schoonheid, en dat alles in een wereldlijke omgeving par excellence tot uitdrukking gebracht.’

En dan luister je ten tweede toch anders naar het prachtige, serene en recitatief-achtige gedeelte in de lage strijkers (de hoge ontbreken), of naar de zes (!) trombones die koraalachtige, al even donkere melodieën spelen die doen denken aan Und es werd eine Finsternis uit Rihms Deus Passus. Of naar de spectaculaire solo voor zes slagwerkers (woodblocks), van een woordloze ‘twijfel en waarschuwing’ die door het hoofd blijft rondzingen, ons wakker schudden, ‘bezit van ons nemen, trommelen, echoën, knellen… simpelweg ons martelen’, zoals Anđelko Vuletić ergens in zijn roman Wraak schrijft.

En: dan luister je tenslotte ook heel anders naar de Negende symfonie van Bruckner. Enkele karakteristieken die Thea Derks hierover schreef, kun je zo 1:1 terugvertalen naar Rihm: akkoorden en hoornsignalen in het eerste deel, stampende ritmiek in het tweede, serene passages en kreten van de trombones in het derde. Om nog maar te zwijgen over de ‘ten hemel stijgende melodieën’ van de violen die doen denken aan de ten hemel stijgende flatterzunge-passages in de drie fluiten bij Rihm, en het feit dat zowel Rihm als Bruckner hun werk eindigen met ‘etherische’ klanken. In de twee harpen (Orpheus en David?) bij Rihm, in de fluiten en hoorns bij Bruckner.

Ik kon niet anders naar Bruckner luisteren dan met Rihm in het achterhoofd, en ik kreeg de indruk dat Gatti de symfonie ook vanuit diens moderne insteek benaderde (dissonanten voor een Luftpause kregen extra nadruk). Zo werden beide stukken wat Wolfgang Schreiber eens over In-schrift schreef: ‘Een gedicht van lyrische en tegelijk wilde schoonheid, van een diepe afgrond.’ De topuitvoeringen van beide werken waren idem dito, van een indrukwekkende schoonheid en afwerking. Daarbij vergeten we dan even de ouverture Euryanthe van Carl Maria von Weber die aan het programma was toegevoegd, en die mij helaas niet kon bekoren.

Op 5 juni volgend jaar speelt de Berliner Philharmoniker onder leiding van Simon Rattle de negende van Bruckner in het Amsterdamse Concertgebouw, gecombineerd met de première van een werk van de Deen Hans Abrahamsen. Op papier een al even interessant programma!
En voor wie nog eens een stuk van Rihm aan de Amsterdamse Van Baerlestraat wil horen: op 3 maart 2018 speelt de NDR Elbphilharmonie onder leiding van Thomas Hengelbrock de Nederlandse première van
Remiszenz.

 

Hohe Messe om door een ringetje te halen

Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: de Hohe Messe van Joh. Seb. Bach zoals die gisteravond tijdens het Festival Oude Muziek Utrecht in TivoliVredenburg klonk was om door een ringetje te halen!

Het Adagio waarmee het Kyrie begint, beloofde een ingetogen en milde Hohe Messe te worden. De aanzetten in de blazers van het orkest bevestigden dit, net als die van het koor in het Largo dat erop volgt. Of, laat ik eerlijk zijn: het voorafgaande Preludium in b kl.t. BWV 544, door Bert Jacobs gespeeld op het nieuwe barokorgel van Van Vulpen zette al de toon – heel wat milder van klank dan Lorenzo Ghielmi eruit haalde bij de ingebruikname afgelopen vrijdag, wellicht door een wat kwistig gebruik van de discant. Het orgel legde in het Laudamus in de mis zelf een prachtig fundament, waarbij de organist via de concertmeester (Tuomo Suni) communiceerde, omdat leider Lionel Meunier, die als bas in het koor meezong, helemaal rechts op het podium stond en de speeltafel zich helemaal links bevindt. Vooral in het Agnus Dei kwam het orgelfundament mooi uit de verf, steviger uiteraard dan we van een kistorgel gewend zijn.

De milde aanzetten in het koor en orkest, Vox Luminis zorgden er aan de ene kant voor dat het Miserere nobis uit het Qui tollis peccata mundi extra droevig klonk en aan de andere kant dat felle accenten, zoals in het Domine Deus extra fel klonken.
Het tweede wat duidelijk opviel, was de doorzichtigheid van de klank van zowel koor (inclusief solisten) en orkest. Neem de dialoog tussen hobo’s en trompetten in het Gloria die prachtig naar voren kwam of het pareltje Confiteor unum baptisma. En ook wanneer er geen solopartijen werden geblazen of gestreken, waren de orkestrale bijdragen van hoog niveau, zoals bijvoorbeeld de stuwende fagotten in het Osanna.

En dan hebben we het nog niet gehad over de vocale solisten die wanneer zij duetten zongen qua klank prachtig op elkaar aansloten, zoals het mooie, lichte vibrato van beide sopranen in het Christe Eleison, de sopraan en de tenor in het Domine Deus of de sopraan en alt in het Et in unum na de pauze.

Buitengewoon opvallend was tenslotte de passage in de basaria Et unam sanctum apostolicam ecclesiam zonder de oboi d’amore, waarin de solist ook even terugnam. Hierin leken de uitvoerenden niet alleen hoorbaar maar ook voelbaar te willen maken wat in het lijvige programmaboek werd omschreven als een vraag: ‘Wilde Bach de grenzen van de individuele overtuigingen overschrijden en een universele boodschap muzikaal verklanken?’ Je zou het haast denken. Een uitvoering van grote klasse, dat was het!

Ons jodendom – Dick Houwaart (red.)

Ons Jodendom / Dick Houwaart (red.). – Elburg : Uitgeverij Ipenburg, [2017]. – 292 pagina’s : illustraties ; 21 × 21 cm ISBN 978-90-70105-28-0

Postuum verschenen bundel artikelen die journalist Dick Houwaart (1927-2016) redigeerde. In feite een vervolg op zijn Mijn jodendom (1980), waarbij het verschil in de titels opvalt: mijn tegenover ons. In wezen zijn het persoonlijke verhalen van negentien min of meer bekende, na-oorlogse joden die al dan niet over gedeelde
onderwerpen gaan. Tot de schrijvers behoren Menno ten Brink, Lody van der Kamp, Leo Mock, Marianne van Praag, Emile Schrijver en Hanna Luden. De al dan niet gedeelde thema’s die voorbij komen zijn onder meer: Israël, sabbat, ritueel slachten en besnijdenis, de hoge feesten, joods Nederland, vader-joden, de Tweede Wereldoorlog en antisemitisme. Sommige auteurs gaan ook in op het gedachtegoed van Dick Houwaart. De artikelen geven zowel herkenning als nieuwe inzichten in bijvoorbeeld een stroming als het reconstructionisme, die probeert het jodendom opnieuw vorm te geven op grond van tradities. Op mooi papier gedrukte tegenhanger van Ontroerende onzin (2016) van Ronit Palache, waarin minder bekende, ook oudere joden worden geïnterviewd. Met verklarende woordenlijst, personalia en paginagrote portretten van de auteurs.

Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.

Nigel Cliff – Moskouse nachten

Moskouse nachten : hoe een man en zijn piano de Koude Oorlog veranderden / Nigel Cliff ; vertaald [uit het Engels] door Conny Sykora en Vera Sykora. – Eerste druk. – Houten : Spectrum, 2017. – 542 pagina’s, 16 ongenummerde pagina’s, platen : foto’s ; 24 cm. – Vertaling van: Moscow nights. – New
York : HarperCollins Publishers, © 2017. – Met literatuuropgave, register. ISBN 978-90-00-35532-7

Ten tijde van de Koude Oorlog gebeurde wat voor onmogelijk werd gehouden: de Amerikaanse pianist Van Cliburn won in 1958 het Eerste Internationale Tsjaikovski Concours in Moskou. De hoop was geboren dat hij de wereld kon veranderen. Op basis
van interviews en materiaal uit Russische en Amerikaanse archieven vertelt de auteur, voorheen journalist voor The Times en The Economist, het hele verhaal. Het contextueel opgezette boek gaat over het leven en de carrière van de pianist, de Amerikaanse en Russische leiders uit die tijd en het Tsjaikovski Concours. Een rijk en in een zeer leesbare stijl geschreven boek voor iedereen zal aanspreken die is geïnteresseerd in beide grootmachten, de Koude Oorlog, muziek in het algemeen en pianisten in het bijzonder. Met uniek fotomateriaal, notenapparaat, bibliografie en register. Uitgeroepen tot het beste boek van 2016 door de Boston Globe.

Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.

Bettina Stangneth – Het kwade denken

Het kwade denken / Bettina Stangneth ; vertaald [uit het Duits] door René van Veen. – Amsterdam : Uitgeverij Atlas Contact, [2017]. – 235 pagina’s ; 21 cm. – Vertaling van: Böses Denken. – Reinbek bei Hamburg : Rowohlt Verlag, © 2016. – Met literatuuropgave. ISBN 978-90-450-3399-0

De Duitse filosofe en historica Bettina Stangneth schreef een spraakmakend boek waarin ze helder en soms zelfs lichtvoetig drie begrippen uitlegt: ‘het radicale kwaad’ (Kant), ‘banaliteit van het kwaad’ (Hannah Arendt) en het ‘academisch kwaad’:
respectievelijk willens en wetens, gedachteloos, of het zicht op wetenschap en moraal ontnemend kwaad bedrijven. Stangneth promoveerde op Kant en schreef eerder een gezaghebbend boek over Eichmann in Argentinië (2012). Het doel van dit boek is, licht te werpen op de wereld en op onszelf als vrije mensen die kunnen kiezen. De mens moet vanuit de rede ernaar streven een moreel karakter te ontwikkelen om van
daaruit te kunnen handelen. Met name de eerste twee onderdelen komen het beste uit de verf. Vergelijkbare titel, waarin Susan Neiman probeert het kwaad te begrijpen: Het kwaad denken (2004), deels ook op grond van Kant en Arendt.

Cop, NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.

 

Ger Groot – De geest uit de fles

De geest uit de fles : hoe de moderne mens werd wie hij is : met illustraties uit de geschiedenis van de beeldende kunst, architectuur, muziek, opera, toneel en film / Ger Groot. – Rotterdam : Lemniscaat, [2017]. – 360 pagina’s : illustraties ; 27 cm. – In samenwerking met Home Academy, hoorcolleges voor thuis en onderweg, www.home-academy.nl. – Met literatuuropgave. ISBN 978-90-477-0943-5

De schrijver en filosoof Ger Groot vertelt het verhaal van de langzame ontwikkeling van
het zelfbeeld van de mens. Hierbij concentreert hij zich op de moderne tijd, de laatste vier eeuwen. Dit boek is gebaseerd op colleges die de auteur gaf aan eerstejaarsfilosofiestudenten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en op zijn audioboek De menselijke toon (2008). De nadruk valt op de worsteling met de erfenis van de religie. Deze vindt Groot niet alleen terug in de filosofie, maar ook in bijvoorbeeld beeldende kunst, architectuur, literatuur en muziek. Sommige verbanden die hij legt, liggen voor de hand, zoals tussen Nietzsche en Wagner. Andere lijken wat ver(der) gezocht, maar zijn in ieder geval origineel en tekenend voor een tijd waarin al te ver doorgevoerde
specialismen achterhaald lijken. Groot vult in wezen een boek als De vergeten wetenschappen (2010) van Rens Bod aan, die het ontstaan van de alfawetenschappen ook op een interdisciplinaire manier beschrijft. Prachtige, rijk geïllustreerde uitgave, aangevuld met een website met beeld- en geluidsfragmenten. Met literatuuropgave en register.

Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.

Jan Knops – Onderweg stilstaan

Onderweg stilstaan : filosoferen met kinderen en jongeren : 33 anekdotes en 11 schilderijen / Jan Knops, Jacoba De Zwaef, Miko Veldkamp ; omslagontwerp en illustraties: Miko Veldkamp. – Eerste druk. – Leuven ; Den Haag : Acco, 2016. – 126 pagina’s : illustraties ; 24 cm. – Initiatief van Initia vzw. – Met literatuuropgave. ISBN 978-94-629-2697-4

Filosoferen met kinderen en jongeren, zoals de ondertitel luidt, is in opkomst. De kunst
is kennis van filosofie te combineren met gespreksvaardigheid. Twee praktisch
filosofen uit Vlaanderen beschrijven in dit boek dagelijkse belevenissen in de vorm van
wat zij ‘anekdotes’ noemen. De gesprekspartners van kinderen en jongeren worden uitgenodigd na te denken over de filosofische vragen die in de anekdotes besloten liggen. Op de rechterpagina staat de korte anekdote, op de linker telkens vijf vragen daarbij. De Nederlandse kunstenaar Miko Veldkamp maakte elf schilderijen in grove penseelstreken bij de tekst (gereproduceerd in groen-wit) en schiep zo een nieuwe werkelijkheid die de onze bevraagt. Achterin het boek staan filosofische vragen en opdrachten bij deze afbeeldingen. De ene groep zal meer worden aangesproken door de teksten en de andere wellicht meer door de schilderijen. Redelijk moeilijke kost voor kinderen zelf, waardoor goede gespreksleiding van o.a. leerkrachten noodzakelijk is. Vanaf ca. 10 t/m 13 jaar.

Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.

Hannah Arendt

Elke maand belicht Filosofie Magazine één grote filosoof wiens leven en werk van grote invloed zijn geweest. Deze maand is dat Hannah Arendt. De redactie van Filosofie Magazine selecteerde de belangrijkste boeken. Haar drie in het Nederlands vertaalde werken (Denken, Oordelen en Willen) besprak ik alle drie voor NBD Biblion (zie elders op deze blog). Voor de Open Universiteit Nederland schreef ik in 2013 een werkstuk over haar. De inleiding neem ik hieronder als blog over.

Het belangrijkste boek van Hannah Arendt is The human condition (De menselijke conditie, 1958). Oorspronkelijk had zij het Amor Mundi willen noemen, liefde voor de wereld. In dit boek werkt Arendt haar ideeën uit over een actief leven (vita activa) in de publieke sfeer. Dit leven plaatst zij tegenover de vita contemplativa, het beschouwende leven dat in de westerse filosofie vanaf Plato de boventoon voert. “Haar liefde voor de wereld was bijna een moreel appèl”, zegt de filosofe Susan Neiman in een televisie-interview, “om er op één of andere manier aan bij te dragen dat hij niet ontspoort, anders verraden we de volgende generatie.”[1]

Arendt onderscheidt in The human condition drie menselijke activiteiten: arbeid, werk en handelen. Het eerste behelst het leven an sich, het biologische proces van de wieg tot het graf alsmede de eerste levensbehoeften, en – volgens de uitleg van Heinz Paetzold (Universiteit van Kassel) – uiteindelijk de plaats van de mens in de consumptiemaatschappij.[2] Een maatschappij die onder kritiek wordt gesteld. Werken slaat op de wereld der dingen, producten van kunst en cultuur, en handelen voltrekt zich tussen mensen en is de conditie voor iedere vorm van politiek samenleven – woorden en daden ineen.

Wat hier ontbreekt, is dus het denken, de bron van alle waarheid die men meende te vinden in het Idee of “het transcendente Woord Gods.”[3] Denken maakte Arendt tot onderwerp van wat zij ooit “een soort tweede deel van De menselijke conditie” noemde: Thinking (Denken, 1971).[4] Dit denken “relateert ons aan de wereldse zaken in het heden zoals we daarmee geconfronteerd worden, en produceert via de verbeelding voorstellingen of ‘nabeschouwingen’ waar de andere geestvermogens mee kunnen werken.”[5]

Alle drie de geestesvermogens (denken, willen en oordelen) vallen niet los van elkaar te zien en zijn net als arbeid, werk en handelen op elkaar betrokken. Zonder dat het één ten dienste staat van het ander. Elke vorm van instrumentaliteit is vreemd aan het denken van Arendt. “Zij gaat er namelijk van uit dat het instrumentele handelen alles van zijn intrinsieke waardigheid berooft; het vernietigt elke permanente betekenis en leidt tot een ‘ontwaarding van alle waarden’; het ondermijnt aldus de objectiviteit, de duurzaamheid en de stabiliteit van de woonvorm, die [ze] wereld noemt.”[6]

Bovenstaande gedachtegang en het aansluitende citaat leiden regelrecht naar de uitspraak uit De crisis in de cultuur die mij aanzette tot het onderzoek:

Kathedralen werden gebouwd ad maiorem gloriam Dei (tot meerdere glorie van God); hoewel ze als bouwwerken zeker de noden van een gemeenschap dienden, kunnen deze behoeften hun verfijnde schoonheid nooit verklaren – ze konden evenzeer door een banaal bouwsel gediend worden. Hun schoonheid transcendeerde alle behoeften en maakte deze kathedralen door de eeuwen heen duurzaam. Maar terwijl de schoonheid, zowel de schoonheid van een kathedraal als deze van om het even welk seculier gebouw, noden en functies transcendeert, nooit overschrijdt zij de wereld, al is de inhoud van het werk toevallig religieus.[7]

[1] Susan Neiman in: Ikonhuis. De Nieuwe Wereld. Talkshow met Colet van der Ven (3 mei 2015).
[2] Heinz Paetzold, ‘Arendt en Kant. Politieke filosofie in cultuurfilosofisch kader’ in: Hannah Arendt. Vita activa versus vita contemplativa. Antoon Van den Braembussche en Maurice Weyembergh (red.) (Budel 2002) 64.
[3] Elisabeth Young-Bruehl, Het belang van Hannah Arendt (Amsterdam 2007) 84.
[4] Idem, 161.
[5] Idem, 185-186.
[6] Antoon Van den Braembussche, ‘De totalitaire verleiding. Hannah Arendt en de stilte van Heidegger’ in: Antoon Van den Braembussche en Maurice Weyembergh (red.) Hannah Arendt. Vita activa versus vita contemplativa (Budel 2002) 94.
[7] Arendt 1995, 49-50. Interessant is dat Arendt het hier ook over noden heeft. Ook dan gaat het om het overschrijden van dingen die ons overkomen. Daardoor kon transcendentie een sterke kracht ter overleving zijn in de concentratie- en vernietigingskampen, waar kunst voor sommige gevangenen troost bij uitstek was. Zie: Nico Rost, Goethe in Dachau. Literatuur en werkelijkheid. Dagboek 1944-1945 (De Bilt, 2015).

Stromend water

Mijn hart sprong afgelopen week een paar keer op. De eerste keer toen ik las dat beeldend kunstenaar Mark Manders (1968) voor het vernieuwde Rokin in Amsterdam een prachtige fontein had gemaakt (zie afb.). En ook als het water niet stroomt, is het prachtig: twee hoofden die aan elkaar verbonden zijn maar elk een andere kant op kijken. De een richting Centraal Station de ander naar de Munt. Het water stroomt tussen de twee hoofden door. .
De tweede keer was toen ik in de Amsterdamse Oude Kerk, op een steenworp afstand van het beeld van Manders, een preek hoorde die al evenzeer tot mijn verbeelding sprak. Sterker nog: beide sprongetjes verenigden zich op enig moment, als de twee helften van het hart die samen kloppen.
De verbindende schakel tussen beide keren vormt water.

Ik ben al een tijdje een bewonderaar van het werk van Manders, van zijn Etruskisch aandoende koppen in twee helften met een houten plaat ertussen, of van een kop met aan weerszijden een houten plaat. Een bekend werk van hem is natuurlijk Unfired Clay Figure (2005-2006). Ook in het Stedelijk Museum is werk van hem opgenomen, maar dat is van een geheel andere aard.
Zijn fontein staat in de traditie van zijn bekendste werken, maar er is een groot verschil: de houten plaat is vervangen door iets meer fluïde: stromend water. Het geeft de fontein per definitie iets minder statisch, ook als het water niet stroomt. De leegte tussen de twee helften mag je bij wijze van spreken invullen met je eigen gedachtes, dromen en zorgen. De natuurstenen bankjes rond de fontein vragen erom om te gaan zitten en reflecteren of met anderen in gesprek te gaan.

Water speelt ook een grote rol in de lezing uit Jona (1:11-2:2) afgelopen zondag in de Amsterdamse Oude Kerk. Jona zit op een boot op roerige zee. De medevaarders ‘roeiden uit alle macht om weer aan land te komen; dat lukte hun echter niet.’ Jona wordt overboord gegooid, in de hoop dat de zee zal bedaren. Dat gebeurt. Wat dan volgt is natuurlijk bekend: Jona wordt opgeslokt door een grote vis.
Je mag het verhaal natuurlijk niet 1:1 vergelijken met het beroemde (beruchte, mag je ook zeggen) Zielenvisserij van Adriaen Pietersz. van de Venne (1614, zaal 2.5 Rijksmuseum Amsterdam), waarop mensen uit de zee worden gevist naar het woord uit Mattheus 4:19, maar je mag het wel contrapuntisch met elkaar lezen. En met wat de fontein mij vertelt.

Om te beginnen gaat Jona de andere kant op dan waar hij eigenlijk heen moet: Ninevé, zoals het ene hoofd de ene kant op kijkt en het andere de andere kant op. De ene richting de Oude Kerk en de ander naar de stad als levendige ontmoetingsplaats van mensen, het Rokin af naar de Munt.
Zo begreep ik ook de uitleg van Eddy Reefhuis afgelopen zondag. Aan de ene kant: stap uit de (boot van de) kerk, de wereld in en aan de andere kant: stap uit de wereld de kerk in om daar op scherp te worden gesteld. Breng dat wat van de wereld is (andere muziek, andere woorden) de kerk in opdat die levend blijft en mensen aanspreekt. De andere beweging is iets anders dan: stap de wereld in om het Evangelie te verkondigen. De kerk als hoofd dat twee kanten op kijkt, dat is het voor mij.
Ik dacht meteen aan een vioolconcert van Bach, waarvan het begin is gebaseerd op het koraal Wachet auf. Dat zou nog eens wat wezen als Communiemuziek, en zo zijn er veel meer (ook hedendaagse) voorbeelden te bedenken. Een City kerk is immers als het goed is niet alleen een open kerk voor iedereen die op zondag of door de week een kaarsje wil branden, tot rust wil komen om daarna weer verder te kunnen gaan, aan land te komen – maar ook een open kerk voor alles, zoals kunst en cultuur, dat zich daarbuiten de kerkmuren bevindt. Er hangen al drie scheepjes in het koor van de kerk. Moge die daarvoor tot symbool zijn.

https://oudekerk.amsterdam/files/2017/08/20193429/preek-Reefhuis-13-aug-2017.pdf

Leren over het verleden

In dagblad Trouw gaan onder de kop ‘Filosofisch elftal’ in de rubriek Religie & Filosofie met enige regelmaat twee denkers met elkaar in gesprek. Afgelopen vrijdag (11 augustus) waren dat schrijver en filosoof Désanne van Brederode en econoom en filosoof Paul Teule. Het onderwerp was ‘Dineren in een oorlogsboot’, zoals dat in Duinkerken kan. De aanleiding was de Hollywood-film Dunkirk, en natuurlijk het toeristenseizoen. Ik ben zo vrij om bij Van Brederode en Teule aan te schuiven.  

‘Désanne van Brederode vindt het bij dergelijk oorlogstoerisme belangrijk dat tentoonstellingen zo zijn ingericht dat bezoekers hun hart verbinden met wat op die plek gebeurd is (…). Voor haar is het essentieel dat oorlogsherinneringen altijd verbonden worden aan het heden.
Paul Teule vindt dat een mooie gedachte, maar ook slechts één gedachte over de functie die geschiedenis heeft. “Er zijn genoeg historici die daar anders over denken, bijvoorbeeld omdat bedenken waarom het verleden nu relevant is kan afleiden van hoe zaken in de Tweede Wereldoorlog precies in zijn werk gingen (…). Als je in Duinkerken de pier ziet, het museum bezoekt en gaat eten in die evacuatieboot, is dat misschien wel genoeg.”.’
Els van Swol, die in 2014 een excursiereis maakte naar Normandië en de evacuatiestranden, is het met beiden tot op zekere hoogte eens. Natuurlijk moet je je hart verbinden met wat op die plek is gebeurd. Maar dat lukt op de ene plek, in het ene museum beter dan op de andere. Het met levensgrote poppen nagebootste tafereel in het Airborne Museum van Sainte-Mère-Eglise (misschien te vergelijken met die evacuatieboot) zei mij veel minder dan de persoonlijke herinneringen van soldaten in een ander: een brillenkoker, een zakkammetje, een kleine bijbel. De pier in Duinkerken heb ik niet gezien, maar wel de pontons bij Arromanches die niet nalieten indruk te maken. En wat die verbinding met het heden betreft: wij zaten regelmatig aan tafel met twee veteranen, die overigens in de musea gratis toegang kregen. Op die manier komt het heden dichtbij, maar het schept wel verwarring. In die zin heeft Teule denk ik gelijk.

‘Van Brederode: “Ik vind eten in een evacuatieboot ordinaire commercialisering (…). Als er nu een mooie boekwinkel staat waar je achtergrondinformatie kunt kopen.”
Teule: “Natuurlijk neemt bij dat restaurant de informatiewaarde van de boot af. Een museum dat toont hoe die boten precies werden ingezet en hoe vol ze zaten is daarvoor geschikter”.’
Van Swol: In een boekwinkel in Memorial Caen (zie de door mij gemaakte foto hierboven) kocht ik de Lettres à un ami allemand van Albert Camus. Onderaan deze blog staat een link naar een uitleg hiervan door Carina Gadourek, bij wie ik in 2004 een cursus over mijn geliefde Camus bij de ISVW in Leusden volgde. Ik denk dat dergelijke literatuur je misschien nog dichterbij brengt dan welk achtergrondboek dan ook. En wat dat museum over die boten betreft: ook dat hebben we bezocht, het Landingsmuseum in Arromanches, en wat daar werd getoond staat nog steeds op mijn netvlies.

‘Van Brederode: “Kennisneming van het verleden is niet voldoende, je moet er actief mee aan de slag. Anders loop je het risico dat bezoekers dat eenmalige verdiepen in een oorlog al als engagement ervaren.”
Teule: “Bezoekers verplichten tot actie lijkt mij wat veel gevraagd (…). Als bezoekers daarin [in hoe de oorlog destijds werkelijk was, EvS], nemen ze dat hopelijk mee als ze op het journaal een andere oorlog zien”.’
Van Swol: Je blijft jezelf steeds bevragen over wat je hebt gezien, zowel daar als nu in de media. Hoe komt het dat de Duitse begraafplaats La Cambe meer indruk maakte dan de Amerikaanse in Colleville-sur-Mer? Hoe komt het dat de veteranen aan tafel en het weinige dat ze vertelden indruk maakten op iemand die door wil gaan als antimilitarist? Dat komt dichtbij. En dat moet ook.

https://books.google.nl/books?id=B2H_I4YyCKoC&pg=PA50&lpg=PA50&dq=Camus+brieven+aan+een+duitse+vriend&source=bl&ots=A9ACQCLS8X&sig=pvBqYmlEkn7300MqpC9CNhAtiVw&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwiguOyhtNHVAhWLJ1AKHTFtDUkQ6AEIJjAA#v=onepage&q=Camus%20brieven%20aan%20een%20duitse%20vriend&f=false