Kribbe en kruis

De cirkel is rond. Soms valt een woord je toe en valt opeens het kwartje; met een reminiscentie aan de uitleg van Johannes 1 op Eerste Kerstdag in de Amsterdamse Oude Kerk.

Zongen we op de avond voor kerst tijdens een vesper in de Amsterdamse Thomaskerk een lied van Sytze de Vries over het kruis gemaakt uit hetzelfde hout uit Eden als de kribbe, – een enkel citaat van prof. Kuitert ter inleiding van de eerste cantate uit Bachs Weihnachtsoratorium zette deze legende in een ander licht: ‘Met trommelen in de nacht begint Bach het Weihnachtsoratorium‘ (in: Het algemeen betwijfeld christelijk geloof, p. 141).

En dus was Bach niet, of niet alleen zoals de orde van dienst voor de 512e cantatedienst in de Amsterdamse Westerkerk (Tweede Kerstdag 2012) meende een man die ‘zuinig was met zijn tijd en talent’, maar vóór alles een geweldig verkondiger die aan diezelfde legende een diepere laag meegaf.

Natuurlijk, Bach hergebruikte de opvallende paukenroffel uit BWV 214, Tönet, ihr Pauken, maar luister eens verder: waarom komt de melodie van het koraal ‘Wie soll ich dich empfangen’ ons zo bekend voor? Juist: het is die van het lijdenskoraal ‘O Haupt voll Blut und Wunden.’

En dan luister je met terugwerkende kracht opeens heel anders naar die pauken (met dank aan prof. Kuitert en ds. Oosterwijk die zijn woorden in de mond nam). Er klinken dan ook opeens de slagen op de trom uit de Funeral Music van Henry Purcell in door; kribbe en kruis uit hetzelfde hout gesneden, op hetzelfde vel geslagen.

Gods Woord en Geest

Ze verschijnen op dezelfde dag: De Groene Amsterdammer (6/12/12) en Kerk & Israël Onderweg (december 2012). En ze gaan met elkaar in gesprek: een artikel in de rubriek ‘Kijken’ van Rudi Fuchs en een artikel van Abdulwahid van Bommel over Jezus in de Koran.

Fuchs beschrijft een werk van de kunstenaar Eli Content: The Creation of Man: ‘geschilderd op doorschijnend krantenpapier hangt en zweeft het beeld in een getemperd licht – alsof de dageraad aanbreekt en zacht begint te stralen.’

Het iets gekreukelde papier, waar het licht van buiten doorheen valt, doet Fuchs denken aan een dun geweven, zijden voorhang. En door zijn woorden zie ik weer het prachtig geborduurde gordijn van de Turkse kunstenares Füsun Onur (Neue Galerie) in de dOCUMENTA(13) voor me: Dance of the Crows. 

En ik lees verder wat Van Bommel schrijft en wat net dat stapje verder gaat waardoor je het werk van Content en Onur zo bijzonder wordt: ‘Deze weerschijn van het goddelijk licht in het hart en de ziel van de mens wordt in de taal van de islamitische mystiek tadjalli genoemd: de manifestatie van goddelijke schoonheid en majesteit in en door mensen.’

In dat licht, letterlijk en figuurlijk, vallen joodse, christelijke en islamitische verbeelding samen.