Het nieuwe Liedboek komt eraan, en op voorhand artikelen die mij er verwachtingsvol naar doen uitzien. Neem een zin als: ‘Daarbij kan zingen een gezamenlijke ervaring zijn, die je boven jezelf uit doet stijgen, terwijl allen die hetzelfde lied zingen, toch hun eigen lied zingen.’
Deze zin doet mij terugdenken aan een ervaring met ‘Nieuwe Muziek in
de Liturgie’, zoals de titel van een boek uit 1987 luidt (uitg. Stichting Horizon, Harlingen). Eén voorbeeld dat erin wordt beschreven en onder leiding van de maker, Klaas Hoek, tijdens een vesper ook werd beproefd, is mij altijd bijgebleven.
Het gaat om een lied op een tekst (uit Kwatrijnen) van Jakob Israël de Haan:
Het water weet niet waarom ’t valt in het ravijn.
Wat weet de roos, waarom de roos ontbloeit.
Twist niet met God over de pijn,
Die diep uw lenden schroeit.
Iedereen zingt in principe dezelfde melodie, maar ook weer niet. Iedere kerkganger kan namelijk naar eigen inzicht versieringen toevoegen, zodat er individuele expressies ontstaan en de één eerder klaar is dan de ander. Goed naar elkaar luisteren is het devies. Allen zingen zo hetzelfde lied, maar toch ook weer niet. Niet alleen inhoudelijk, maar ook qua uitvoering.
In de eerste plaats beantwoordt dat aan ons huidige, individualistische tijdsgewricht én geeft er tegenwicht aan, want luisteren is en blijft moeilijk. En in de tweede plaats levert het een ervaring op waar we misschien zo naar zoeken en die ons zomaar toevalt.
Ik ben benieuwd wat het nieuwe Liedboek in die zin oplevert. Maar ik houd ook m’n hart een beetje vast …
Het is maar hoe je het bekijkt. Volgens de organist Kees van Houten is Bachs Matthäus Passion opgezet in de vorm van een kruis. Op het middelpunt daarvan zit de verloochening door Petrus, de volgens hem mooiste aria Erbarme dich en het aansluitende koraal ‘Bin ich gleich von dir gewichen’ (nr. 38-40).
Maar je kunt de Matthäus ook vanuit een symmetrische opbouw bekijken en dan komt er iets anders uit naar voren. Dan staat een andere drieslag in het midden: het koraal ‘Wie wunderbarlich ist doch diese Strafe!’, het recitatief ‘Er hat uns allen wohlgetan’ en de aria ‘Aus Liebe’ (nr. 19-22). Als het goed is ervaar je dat ook tijdens een uitvoering: de liefde, om die as draait alles.
En dan licht de boodschap van de Matthäus op als het meisje op Rembrandts Nachtwacht, die immers qua vorm breder is geweest. Zij vormt dan het eigenlijke middelpunt, de eigenlijke boodschap van het schilderij.
Het is als met de vergelijking die een predikant in een dienst maakte. Op een streng protestantse school vroeg de juf aan Jantje waaraan hij moest denken bij een bruin beestje met een lange staart dat in de boom kruipt en beukennootjes eet. Jantje verzuchtte: ‘Het klinkt als een eekhoorntje. Maar het zal Jezus wel weer zijn.’ Zo is het volgens hem ook met het lijdensevangelie: het zal de liefde wel weer zijn. Ook, denk ik, volgens Bach en de Matthäus Passion.
Het is Boekenweek. Laat ik daarom de aandacht richten op één van de meest ge(s)laagde verhalen in de bundel Print is dead (uitg. Meulenhoff/Manteau):dat van de hand van Sarah De Mul. Zij is postdoctoraal onderzoekster aan de Katholieke Universiteit Leuven, universitair docent aan de Open Universiteit Nederland en schrijfster.
De hoofdpersonen in het verhaal Onze-Lieve Vrouwen zijn Rosalie Van Beveren en haar dochter Maaike. Moeder blijkt ‘erg ver heen’ en is opgenomen in rusthuis De Notelaar. Ze is het niet moe om tot vervelends toe de tweede strofe van haar lievelingslied Liefde gaf U duizend namen te zingen:
Waar men gaat langs Vlaamse wegen, Oude hoeve, huis of tronk, Komt men U, Maria tegen, Staat Uw beeltenis te pronk. Lacht ons toe uit lindegroen Bloemenkrans of blij festoen Moge ’t nimmer hier verand’ren O gij Lieve Vrouw van Vlaand’ren.
Ze zingt het ook als haar dochter, sinds jaren, haar weer eens bezoekt. Ze zingt het als weerman Mike Verstraete op de televisie is, ze zingt het ‘toujours.’
Dochter Maaike complimenteert haar moeder met haar goede geheugen, waarop deze antwoordt: ‘Het is zo en niet anders.’ Als een variant op het dochter bekender voorkomende Let it be, let it be. When I find myself in times of trouble, Mother Maria comes to me van The Beatles.
De titel van het verhaal verwijst uiteraard primair naar Onze Lieve Vrouwe, Maria. Net zo goed als verschillende namen in het verhaal: Rosalie (naar ‘roos’) verwijst naar Maria in de rozenhaag, naar de rozenkrans, De Notelaar staat evenzeer symbool voor het rooms katholieke gebed.
Om nog maar te zwijgen van de tweede strofe van het lievelingslied van Rosalie, de aanroep tot Maria in het Let it be, let it be van The Beatles en de Mariamaand 1940 waarin ze haar eerste examen haalde. Dat kan geen toeval zijn.
Het motto van het verhaal ligt besloten in de eerste zin: ‘Nu ik gefaald heb om in grenzeloze vrijheid mijzelf terug te vinden, wat kan mij nog vrijwaren van de dwaling?’
Het antwoord in seculiere zin (de eerste laag) ligt in het levensmotto van Rosalie: ‘Het is zo en niet anders.’ Een deterministische visie die onder invloed van de boeken van een neuro wetenschapper als Dick Swaab (Wij zijn ons brein) gemeengoed is geworden.
Het religieuze antwoord (de tweede laag) ligt in de rol van Maria, wier beeltenis in het Vlaamse land kan worden aangeroepen door iedereen die ‘in times of trouble’ verkeert.
Het is eigenlijk de dochter die dat zou willen doen, maar niet (meer) kan. Zij komt om in de keuzemogelijkheden en kan niet kiezen. Ze wou dat ze kon zijn als haar moeder en zou de vrijheid willen kunnen weigeren.
Sarah De Mul heeft zo een verhaal geschreven dat meerdere lagen kent en op die manier zowel voor niet-gelovigen als gelovigen een actuele ‘boodschap’ heeft.
De titel blijkt daarbij van doorslaggevend belang: het enkelvoud Onze Lieve Vrouw is een meervoud, vrouwen geworden, een feministisch schrijfster als De Mul indachtig.
Er blijkt ook een link met haar wetenschappelijke werk: op 25 oktober 2011 pleitte ze in De Morgen voor een persoonlijk verhalenarchief voor dementerenden als Rosalie Van Beveren.
In haar literaire werk zet De Mul vaker twee groepen tegenover elkaar: oud en jong (zoals hier), allochtonen en autochtonen (in het verhaal Door u ben ik) enz.
Soms gaan ze met elkaar in gesprek, zoals in dit verhaal het lievelingslied van de moeder (Liefde gaf U duizend namen) met het Let it be, let it be van The Beatles van de dochter. Soms blijkt geen communicatie mogelijk, zoals tussen de leden van de familie Van Beveren in real life en de weerman Mike op televisie.
De schrijfster is erin geslaagd deze aloude boodschap op een hedendaagse, actualiteitsgevoelige manier in woorden te vangen. Zij staat daarmee in een grootse traditie van Vlaamse verhalenvertellers.
Arnon Grunberg heeft met zijn roman De man zonder ziekte de Zwarte Bladzij gewonnen. De prijs van het studentenblad Propria Cures voor het meest overschatte boek van 2012.Een boek dat ik juist met veel bewondering heb gelezen en herlezen. Smaken verschillen.
Meteen de titel doet al aan iets denken. Net als de sleutelpassage in het midden ervan. De titel verwijst naar De man zonder eigenschappen van Robert Musil, de sleutelpassage naar de parabel van de Wet uit Het proces van Franz Kafka. Grunberg spiegelt niet alleen de parabel, maar bouwt zijn hele roman ook op als een tweeluik.
Wie de roman meer dan oppervlakkig en meer dan één keer leest, zal dit gaandeweg ontdekken. Niet alleen de bewondering voor de vorm neemt daarmee toe. Ook de inhoud geeft op die manier diepere lagen prijs. Uiteindelijk blijkt het allemaal te gaan om dezelfde thema’s als bij Musil en Kafka.
Het boek is als gezegd een tweeluik met als thema’s het al dan niet hebben en uitdragen van ideeën, de al dan niet uitgespeelde rol van het recht en de zin van het leven.
Het eerste wordt verbeeld door het dragen van eigen of andermans kleding en de vraag of kleding de man maakt of niet. Maar ook door het uitdragen van ideeën in de vorm van architectuur: ‘de architect beïnvloedt de identiteit van de gebruikers van zijn gebouwen, zijn bruggen, zijn torens’ aldus de auteur. De zin van het leven ligt in de opbouwende taak van een architect in een land in oorlog, waar de wet met voeten wordt getreden. De oorlog voorbij, als een bruggenbouwer.
De boodschap van Grunberg zou kunnen zijn dat iedereen eigenlijk zelf, zonder opgelegde interpretatie achteraf, actief op zoek moet gaan naar de zin van kunst en/of leven. En deze ook vorm moet geven en dat dit het is dat je identiteit uitmaakt. Of in de vraag of beide, kunst en leven, zoals de twee architecten Sam en Dave, complementair zijn.
Vragen te over. De antwoorden mag je zelf bedenken.
In Wordt Vervolgd (maart 2013) staat een mooi In Memoriam van oud-minister Peter Kooijmans door Daan Bronkhorst. De kop luidt: ‘Het gaat erom wat je iemand in het oor fluistert.’ Dit slaat op wat Bronkhorst omschrijft als ‘het rechtzetten van wat zijn voorgangers werd aangerekend.’
‘Zo had Hans van den Broek de Indonesische president Soeharto, berucht vanwege massamoord en marteling omhelsd. Kooijmans: “Het gaat erom wat je iemand tijdens zo’n omhelzing in het oor fluistert”.’
Dit citaat resoneerde mee toen ik in een ander blad, het katern ‘Inzicht’ in Kerk & Israël onderweg (maart 2013) in een artikel van Hans Schravesande een voorbeeld las van wát je zou kunnen fluisteren. In andere omstandigheden, maar toch.
‘Elie Wiesel vertelt in zijn memoires hoe Buber een gesprek had met rooms-katholieke priesters en zich afvroeg: “Wat is het verschil tussen Joden en Christenen? We verwachten allemaal de Messias. Jullie geloven dat hij al gekomen is en weer gegaan is. Dat doen wij niet. Ik stel daarom voor dat wij hem samen verwachten. En wanneer hij verschijnt, kunnen wij Hem vragen: Was U hier al eerder? Toen pauzeerde hij en voegde eraan toe: “En ik hoop dat ik dan dicht genoeg bij Hem ben om in zijn oor te fluisteren: In vredesnaam, geef geen antwoord”.’
‘Mijn krant’, zei iemand tegen mij, ‘vergeleek de World Press Photo of the year 2012 (Paul Hansen, Zweden) met een Piëta.’ Is dat zo?
Wat zien we: een groep mannen die twee door een Palestijnse raket gedode kinderen draagt door de straten van Gaza. Even verderop ligt hun dode vader op een brancard. Een beeld zoals ik dat eens in Israël heb gezien; in de laadbak van een vrachtwagen, de familie om het lichaam geschaard.
Maar in die foto zie ik toch iets anders. Ik zie broederschap in het gelaat van de mannen. En hoor een oproep tot broederschap aan ons. ‘Stil, luister maar, je hoort het’ zou de filosoof Jan Flameling fluisteren, om ons gehoor te scherpen.
Maar we kunnen ook ons gezicht scherpen. Het is die ene hand van de man links die het kind méé draagt die het hem doet. Een hand als de handen van de vader op het schilderij De verloren zoon van Rembrandt (Hermitage, St. Petersburg): rechts een mannenhand, links die van een vrouw.
Een hand die te midden van alle ellende in het Midden-Oosten de hoop uitstraalt dat de waanzin eens zal stoppen. Als een zachte kracht die zal overwinnen. Zou de foto dat misschien ook willen zeggen?