Kunst en klimaat (II)

Zo tegen het eind van het jaar is het weer tijd voor oudejaarslijstjes. Bij mij zijn dat jaarthema’s, een thema waar ik me een jaar lang extra in heb verdiept. Vandaag het laatste deel van een tweedelige serie over kunst en klimaat.

6.
In Allard Pierson was t/m 30 oktober de tentoonstelling Zeur niet! te zien over de musicals van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink. Eén musical past duidelijk binnen dit jaarthema: Wat een planeet (1973). Koningin Juliana, misschien niet een kenner pur sang, vond dit Schmidts beste musical, lezen we. In ieder geval is het haar meest geëngageerde. Het gaat over ons thema en is nog steeds opvallend actueel, geïnspireerd door het Rapport van de Club van Rome. In een van de videostatements over deze musical wordt de vraag gesteld, of het de bedoeling is dat de bezoekers na thuiskomst de kachel een graadje lager zetten. Nee, is het antwoord, het is een heilig moeten van de schrijfster, maar inmiddels wel een algemeen geldende aanbeveling.

7.
Tijdens een weekend in Brugge, waar ik uitvoeringen bijwoonde in het Concertgebouw, bezocht ik vóór het eerste concert de expositie Le Monde Végétal van de Zwitserse fotograaf Mario Del Curto. Een reeks schitterende foto’s over tuinen in allerlei soorten en maten. Foto’s die de vraag stellen, wat hun toekomst is. Een ervan is van de zandbank in het Vavilov-instituut in Sint-Petersburg. De vraag komt op hoe dat er nu mee staat, met dat planteninstituut. En met de toekomst van die tuinen? Die is groot. Kijk maar naar de Zuidas in Amsterdam, waar de meeste daken en soms ook gevels met beplanting zijn bedekt.

8.
Niet lang na dat concertweekend in Brugge ging ik samen met een vriendin naar de documenta in Kassel. Een editie die het Westen terecht vragen stelt: wat hebben jullie ervan gemaakt?. Niet zozeer aan de hand van esthetische kunst als wel in de vorm van een ethisch appèl. De bedoeling van de samenstellers (ruangrupa) was niet zozeer om de kunst van Oost en Zuid in gesprek te laten gaan met die van het dominante Westen, maar er wat tegenover te stellen. Het gesprek zat niet in de kunst, maar in ontmoetingen en discussies tussen mensen, kunstenaars en bezoekers (zie foto, EvS). En die discussie stokte soms, op momenten dat ruangrupa antisemitisme werd verweten.

9.
Ook de tentoonstelling Tenminste Houdbaar Tot in het Museum Arnhem drukte je met de neus op de feiten, maar dat niet alleen. Het zijn bomen die, al dan niet in bloei staand, ook een sprankje hoop geven. Zo maakte Alexandra Kchayoglou in 2021 een wandtapijt onder de titel The tree trunk (zie foto, EvS). Ze focuste op distels, termieten en andere insecten die sporen van leven laten zien op een boomstam in Argentinië. Die kunnen volgens haar ‘helpen om ecologisch bewustzijn te vergroten’.
Rob Voerman maakte een panorama onder de titel Pressure (2012), een landschap ‘na de ramp’. Gebouwen smeulen, maar tussen de puinhopen en de rookpluimen staat een boom in bloei, al zag iemand in de zaal er een ontploffing in, een bal van vuur.
Ambigue. Zo is de natuur, liet de expositie in Arnhem zien. Al heeft de architect van de nieuwbouw (Benthem Crouwel Architecten) de prachtige grote glazen wand van weleer in een van de nieuwe zalen vervangen door een paar kleine ramen met zicht op de Rijn en de brug naar Oosterbeek. Moet de natuur dan wijken door beknotting door de mens? Ik wil er niet aan.

10.
Nummer 10 – het laatste item van dit jaarthema in twee afdelingen: Florida van Lauren Groff. Elf verhalen (uitg. De Bezige Bij, 2019) waarin niet alleen Florida, maar ook de klimaatverandering een grote rol speelt. ‘Als mijn zoons overdag op school zijn, kan ik niet ophouden te lezen over de rampzalige toestand van de wereld, de gletsjers die sterven als levende wezens, de plastic soep in de Stille Oceaan, de honderden soorten die uitsterven zonder dat het ergens wordt vastgelegd, duizenden jaren die worden uitgedoofd alsof ze niet kostbaar waren’ (p. 15).

 

P.S. Klimaatklevers
Toen ik dit jaarthema koos, kon ik niet vermoeden dat aan het eind van het jaar tussen kunst en klimaat wel een heel ander verband werd gelegd: activisten die zich aan een talkshowtafel of schilderijlijst vastlijmen, de verstoring van een uitvoering het Requiem van Verdi in het Amsterdamse Concertgebouw. Die activisten hebben uitgerekend een bondgenoot uitgekozen om zich op te storten. Dat is mij na dit jaar wel duidelijk.
Ik denk aan de laatste documentaire die De Groene in de filmclub van dit jaar toonde: Rebellion (2021) van Maia Kenworthy en Elena Sanchez Bellot. Geweldloze activisten van Extension Rebellion, waaronder toen de bekende juriste Farhana Yarmin lijmen zich in 2019 vast aan de grond voor en de ramen van het gebouw van Shell in Londen. Op een plaats dus waar het logisch is.

Kunst en klimaat (I)

Zo tegen het eind van het jaar is het weer tijd voor oudejaarslijstjes. Bij mij zijn dat jaarthema’s, een thema waar ik me een jaar lang extra in heb verdiept. Vandaag deel een van een tweedelige serie over kunst en klimaat.

Als adolescent had ik een affiche aan de muur hangen met een afbeelding en een uitspraak van Mondriaan. Lang verhaal kort ging het over cultuur versus natuur. Vele jaren later beseffen we dat dit niet meer kan: we maken deel uit van de natuur. We moeten nederig en hoopvol zijn, zegt de antropoloog Roanne van Voorst. Nederig en niet langer als heerser over de natuur, het systeem dat wij beïnvloeden en dat ons beïnvloedt.
Misschien is kunst in staat ons die insteek, nederig en hoopvol zijn, te leren. Zonder de opdracht te vergeten optimistisch te zijn in het doen van wat je moet doen, en snel een beetje, om alle crises nog ten goede te keren. Als individu, als bedrijven, als regering.

Deze ideeën kwamen bij mij op ten tijde van de klimaattop in Glasgow; het jaarthema 2022 was geboren en stond in de steigers. Niet wetend dat kunst eind oktober opeens werd belaagd door mensen die zich aan kunstwerken vast gingen plakken, terwijl het bondgenoten zouden kunnen en moeten zijn.

1.
Het begon in januari met de Filmclub van De Groene Amsterdammer: de Deense docufilm Journey to Utopia (2020).
Het personage Erland Mo is bang dat de aarde net zo droog wordt als Mars – waarna een wolkbreuk in beeld komt. Zijn vrouw, de zangeres Ingeborg splijt hout in zonnig weer. Zij laten hun ogen vallen op een permacultuurproject, Permatopia, een stap verder dan ecologie. Weer volgt een wolkbreuk, als een terugkerend, angstaanjagend ritme.
Onderhand wordt de oudste van de drie kinderen, dochter Aslaug (13) groter in afwachting van definitieve huisvesting. En het regent door. Vooral Erland heeft het moeilijk met deze situatie, gevolgd door Ingeborg, hoewel die zich op de been houdt in de wetenschap dat veel mensen geen dak boven hun hoofd hebben.
Hun nieuwe huis is niet sufficiënt: geen water, een deur die niet sluit, los liggende plinten enzovoort. Het beste zijn de mensen, zegt Erland. Moeder en dochter maken samen muziek en planten groentes waar ze nog nooit van hadden gehoord. Arve, de jongste, speelt ermee en dat wordt door sommige oudere bewoners niet op prijs gesteld.
Erland gaat vaak naar Noorwegen en bezoekt de familie. Ook die al zijn overleden, zoals zijn vader. Hij wil terug. Zij niet. Sneeuw valt in. Het project draait met verlies. De bom barst; Ingeborg trekt het niet meer. Aslaug heeft de hele operatie altijd wat pathetisch gevonden en vindt dat ze nu moeten doorzetten. Voor nu en voor later. Dat doen ze.

2.
Het NTR-Zaterdagmatinee op 29 januari was de tweede gelegenheid om kennis te maken met kunst met betrekking tot mijn jaarthema. Ik had, samen met een buurvrouw een abonnement, maar omdat er slechts vierhonderd luisteraars in de zaal werden toegelaten vanwege de toen geldende coronamaatregelen, gingen de passe partout-houders voor. Gelukkig bood NPO4 uitkomst.
Het gaat me in dit verband om de wereldpremière van het stuk Silent Earth (2020) voor koor en orkest op teksten van Kerstin Perski van de Zweedse componiste Karin Rehnqvist (1957).
De stilte is niet het woest en ledig van voor de schepping, maar van de wereld ná de catastrofe. Wanneer er geen vissen meer in de meren zwemmen, omdat de mens de pijn van de aarde negeerde.
De hoorn in het tweede deel klinkt als het gehuil van een rendier. Kleine secundes omhoog en omlaag in het koor klinken als volksmuziekachtige reminiscenties.

Deep in your soil

We are the ones who once sang
Loved you, cried out to you

Trillers in de houtblazers herinneren aan vogelgezang, aan de vleugelslag van vogels in de lucht. ‘Save us’ klinkt het unisono en zacht als in een gepreveld gebed. Dof paukengeroffel ondersteunt het begin van het heftiger en zich qua klanken steeds meer verdichtend en tegen het eind terugtrekkend derde en laatste deel over de brandende aarde, oceanen van vlammen.
Een stuk dat, net als de film Journey to Utopia, niet nalaat indruk te maken, ook als het via de radio tot je komt.

3.
We blijven nog even bij documentairefilms en bij muziek. NPO2 zond op 9 maart een documentaire van Frank Scheffer uit: Gustav Mahler. Zanger voor de aarde (2021). De jonge dirigent John Warner en de musici van het Orchestra for the Earth bezochten Oostenrijk. Leidraad vormde Mahlers Das Lied von der Erde.
Warner is ervan overtuigd dat Mahler nu betrokken zou zijn geweest bij de klimaatbeweging. Hij denkt na over hoe hij zijn twee liefdes, muziek en milieuactivisme in relatie tot dit stuk kan combineren. Met het doel optimisme uit te stralen en mensen te motiveren; in die volgorde!
Het orkest is aanmerkelijk kleiner dan de megabezetting van Mahler. De dirigent denkt zo tot de essentie van het stuk door te kunnen dringen. De concertmeester heeft haar bedenkingen. Misschien kun je stellen, – denk ik al kijkend -, dat Mahler zo zijn stelligheid wat heeft verloren en de grootsheid van de natuur iets is teruggebracht tot een vraagteken: is dit wel, met ons gedrag, van een blijvende grootheid?
Wat Warner tegenover elkaar zet, is het leven als dirigent – gelijk Mahler – in de grote stad en het leven als componist in en geïnspireerd door de natuur in onder meer Toblach.

4.
Eenzelfde dichotomie, tussen stad en natuur, speelt ook in de roman Onder buren van Juli Zeh (uitg. Ambo/Anthos).
Eerst is er nog niets aan de hand. De hoofdpersoon, Dora, was gelukkig met haar man Robert, hun hond Jochie, hun huis en haar baan. Tot Greta Thunberg in haar leven kwam. Dat wil zeggen: dat Robert helemaal door haar werd bezeten en haar zelfs achterna reist. Dora besluit hem te verlaten en verhuist naar Bracken, waar 27% van de inwoners op de AfD stemt. Ze trekt op met een neo-nazi, Gote en diens dochtertje Franzi. Een gegeven dat het verschil tussen stad en natuur wat overneemt, met uitzondering van zinnen als: ‘De blauwe hemel schijnt besloten te hebben pas te verdwijnen als alle vegetatie is verwoest’. Een schitterend boek, met of zonder jaarthema.

5.
Nog een boek. Nu een bundel met – zoals de ondertitel luidt – ‘klimaatpoëzie’. Een Vlaamse uitgave; wie deze blog een beetje volgt, weet dat ik wat met de Vlaamse literatuur heb.
Nu heb ik met Zwemlessen voor later (Uitgeverij Vrijdag) mijn hart opgehaald aan gedichten van Maud Vanhauwaert, Lies Van Gasse en Frank Mathay, om slechts drie namen te noemen, maar ook aan de kennismaking met de gedichten van een Nederlandse als Saskia van Kampen was aangenaam. Wat een betrokken talent loopt er toch rond!

Een kaars aansteken – Advent II


Elke zondag steken we een kaars aan. In de kerkdienst of thuis, de zondagskaars of een extra kaars voor Oekraïne. Het vlammetje ervan beschermen we met onze hand, zo gauw dooft het weer.

Bij mij thuis is het een gedraaide kaars. Waarom? Omdat die me doet denken aan de twee zuilen bij de tempel van Salomo. Dat waren volgens de overlevering óók gedraaide (of gecanneleerde) zuilen, allebei negen meter hoog en met een omtrek van zes meter. Een gedraaide of gecanneleerde kaars, een huishoud- of ribbelkaars (zie afb. links) zoals ze in reclamefoldertjes ook wel worden genoemd, drukt voor mij op zo’n manier symbolische verbondenheid uit met Israël.

Het Frans Hals Museum in Haarlem bezit een schilderij waarop je beide zuilen van de tempel duidelijk kunt zien. Salomon de Bray (what is in a name!) maakte de schildering in 1657 met olieverf op een paneel. Het museum kocht het in 2011 op een veilig van Sotheby in New York. Volledig heet het: De koningin van Sheba voor de tempel van koning Salomo in Jeruzalem (zie afb. rechtsboven). De namen van de zuilen zijn goed te lezen: Jachin en Boaz. Achterin op het schilderij, waar je blik naar toe wordt getrokken, staan nog een paar pilasters, die de kast met de Torahrollen (de Heilige Ark, de Aron Hakodesj) omlijsten. Een kast die op Jeruzalem is georiënteerd.

Salomon de Bray (1597-1664) was in Haarlem werkzaam; vandaar dat het Frans Hals Museum in dit schilderij was geïnteresseerd. Hij is waarschijnlijk aan de pest overleden en werd begraven in de Sint Bavo op de Grote Markt.
In dit schilderij balt hij zijn kunnen als schilder van historiestukken (kijk maar naar de soldaten links vooraan), portretten en architectuur samen; zo schilderde hij ook de in 1613-1649 gebouwde Nieuwe of St. Annakerk in Haarlem. De gezichten lijken overigens niet allemaal even goed gelukt; de zwarte, Ethiopische gezichten in het gevolg van de koningin lijken zelfs meer tronies dan levensechte gezichten. Zou hij geen modellen in zijn buurt hebben gehad of gezocht?

Hoe het ook zij – duidelijk moge zijn dat een kaars méér is dan zomaar een kaars. Nu – in de Adventstijd – en altijd.

Verscheen eerder in Drieluik, gezamenlijke uitgave van de Protestantse Wijkgemeente Amsterdam-Noord, april 2022, p. 6, en wordt hier met toestemming (en toevoeging m.b.t. Advent) overgenomen.

Van het donker naar het licht – Advent I

Roger Van der Weyden: de Annunciatie
Tijdens een lezing  over engelen in het Advents- en kerstverhaal in beeldende kunst en muziek voor Helikon in Utrecht, vrijdag 25 november jl., liet ik op een gegeven moment het linkerpaneel zien van het zogeheten Columba triptiek. De Vlaamse kunstenaar Rogier Van der Weyden schilderde het in 1455 (zie afb., Alte Pinakothek, München). Ik vertelde dat op dit linkerpaneel de Annunciatie wordt afgebeeld; iemand had tijdens de pauze al gevraagd of ik nog wat over de Annunciatie zou vertellen. Ja dus.
We zien Maria als lezeres, geknield voor een enorm boek. Ze wordt overvallen door de engel Gabriel. De woorden die hij spreekt, – en die we even daarvoor in vertaling hadden gelezen -, worden afgebeeld alsof ze uit zijn mond komen. We zien ook een duif, – de duif van het Heilige Geest -, als zonnestraal door het raam binnenvallen. De lelie is zoals bekend het symbool voor de maagdelijkheid van Maria (Lucas 1 vers 27). Gabriel heeft hier de staf in de hand, het attribuut waarmee we hem die middag al eerder afgebeeld hadden gezien. Samen met zijn woorden vormt deze een kruis, als voorteken van wat het lijdensverhaal dat gaat komen en wat op het niet getoonde middenpaneel wordt uitgebeeld. Het lijkt zich door het roosvenster allemaal af te spelen in een kerk; zo trekt Van der Weyden de voorstelling zijn tijd in. Iets dat een beetje als leidraad gold voor andere voorstellingen uit de renaissance en barok die ik liet zien.
Iemand van de toehoorders in Utrecht merkte snedig op dat er ook een bed te zien valt, dus dat het zeker geen kerk is. Voor mij de aanleiding om een stokpaardje maar weer eens te berijden: die zonnestraal staat ook symbool voor de manier waarop het geestelijke het wereldlijke doorlicht: een kerk én huiskamer met een bed in een afbeelding.

Sibelius en Mozart
Ook artistiek partner van het Koninklijk Concertgebouworkest, Klaus Mäkelä (zie foto, vanaf 2027 chef-dirigent) heeft als bekend grote affiniteit met beeldende kunst. Het gaat zelfs zo ver, dat hij zijn concerten – ongetwijfeld in samenspraak – naar eigen zeggen samenstelt als was hij de curator van een tentoonstelling. Dat levert spannende programma’s op.
Neem de concerten op 23, 24 en 24 november jl., waarvan het laatste rechtstreeks werd uitgezonden door Mezzo. Op het programma stond voor de pauze de Vierde symfonie (1910-’11) van Jean Sibelius en het Requiem (1791) van Wolfgang Amadeus Mozart. In de pauze van het concert zei Mäkelä in een eerder opgenomen interview, dat hij met deze werken van donker naar licht ging. Hij vertelde over Sibelius die in de tijd dat hij zijn symfonie schreef, leed aan keelkanker die hem te neersloeg. Hij vertelde over het licht dat doorbreekt in het Requiem van Mozart. Dat was de boodschap die hij ons aan de vooravond van Advent – vul ik in – mee wilde geven: van donker naar licht, gelijk het orgelkoraal Nun komm der Heiden Heiland van Joh. Seb. Bach dat doet.[1]
Martijn Voorvelt besluit zijn toelichting op deze symfonie in Preludium met de constatering dat er toch zo nu en dan ‘uit het mysterieuze landschap momenten van hoop, licht en een diep doorvoelde spiritualiteit’ oprijzen. Mäkelä zal het ongetwijfeld hier wel mee eens zijn, al benadrukte hij in zijn interpretatie eerder de donkerte van het werk, om na de pauze het licht te laten schijnen als het geestelijke dat het wereldlijke doorlicht.

Joh. Seb. Bach
En dan tot slot Bach, voor wie iets soortgelijks geldt als we klavecinist Pierre Hantaï mogen geloven, en waarom zouden we dat niet doen.
Hij besloot zijn recital ‘Hommage aan Gustav Leonhardt’ op zondag 27 november 2022, eerste Advent in de Dorpskerk van Bloemendaal met Bachs Partita in g BWV 1004, getranscribeerd voor klavecimbel door Leonhardt. De partita met de beroemde Chaconne, die ik in mijn CD-collectie heb in een uitvoering door Marie Leonhardt, de onlangs overleden echtgenote van Gustav Leonhardt en zoveel méér dan dat.
Hantaï vertelde ter inleiding, dat Bach het werk schreef na de dood van zijn eerste vrouw, Maria Barbara (1720). Voorts vermeldde hij, dat Bach geen Bach zou zijn zonder een religieuze ondertoon in ook zijn wereldlijke werken. In de Chaconne klinkt bijvoorbeeld het koraal Christ lag in Todesbanden. Dit feit is, zo zei hij, pas onlangs ontdekt. In het middendeel van de Chaconne, dat in een stralend D gr.t. staat, zo vertelde hij verder, weerklinken de hemelse trompetten. Verder invulling liet hij aan de luisteraars over die ademloos naar zijn grootse interpretatie luisterden. Een donker landschap met momenten van hoop en licht, in een diep doorvoelde religiositeit. Dat was het. Wat wil je nog meer in de Adventstijd.

 

[1] Met dank aan een vriend die dit koraal noemde. Interessant is dat Martijn Voorvelt in Preludium, het muziekmagazine van Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest (nov. 2022) in zijn toelichting bij dit concert een andere mening is toegedaan: ‘Wat wilde de componist hiermee uitdrukken? De onzekerheid die heeft geleid tot diverse speculaties. Voorvoelde hij de Eerste Wereldoorlog? Was het een verwerking van nare jeugdherinneringen? Was het een verwerking van nare jeugdherinneringen? Of toch van de keelkanker die hem deprimeerde? Niets van dat alles.’