Gebroken, gelijk het ene licht

Tijdens de door PaRDeS georganiseerde studiedag over de joodse denker Abraham Heschel, 22 november 2023 in De Thomas te Amsterdam, spraken onder anderen Marcus van Loopik en Manuela Kalsky. Een terugblik in het kader van de Maand van de Filosofie 2024.

Kalsky had het tegen het eind van haar lezing over Heschel en Martin Luther King (zie foto) en over compassie. Heschel heeft dit omschreven als ‘kleine gaatjes en scheuren in het hart’. Waarop Van Loopik, die behalve judaïcus ook beeldend kunstenaar is, in vreugdevolle herkenning naar voren liep en ons wees op een kunstwerk dat hij eens maakte en voorzag van de (Duitstalige, hier vertaalde) spreuk ‘Er is geen hart zo heel als een gebroken hart’. Een zinsnede die mij deed denken aan een regel uit Lied 731 uit het

… zo zijt Gij gebroken,
 gelijk het ene licht.

Licht gebroken in vele facetten, maar wél ‘het ene licht’.

Ik moest ook aan kunst denken én aan een artikel, van Udo Doedens in In de Waagschaal (18 november 2023, p. 27-30). Doedens heeft het hierin over stillevens van Adriaen Coorte (1665-1707, zie afb.), een Zeeuwse schilder. De voorwerpen die hij afbeeldt liggen op een stenen tafel waarvan het blad is gebarsten.

Volgens Nicolaas Matsier, die Doedens citeert, trekt zich in de loop van de ontwikkeling van het stilleven, ‘het verhaal zich terug uit de kunst’. In de zestiende eeuw, schrijft Doedens, ‘emanciperen die rekwisieten’ [voorwerpen, planten en dieren] zich opeens’. Bijbelse figuren zijn soms nog op de achtergrond te zien, zoals bij Beuckelaer, maar meer dan ook niet. Het stilleven wordt ‘de schilderkunstige meditatie over het geestelijk gehalte van het stoffelijke leven’. Op Coortes ‘stenen tafel liggen wat Peter Sloterdijk “Blasen” zou noemen, “bellen” in het Nederlands, kleine, in een vlies verpakte wereldjes die het licht weerkaatsen’.

Wat nog op duiding wacht, is ‘de barst in de plint op Coortes stillevens’. Doedens beschouwt ‘de barst als een verwijzing naar het “verhaal” zoals dat in de vroegste stillevens nog aanwezig was (…) [en] ook een levensader naar de afgebeelde Blasen die duidelijk maakt dat de macht die het leven begrenst, gebroken is’.

Misschien zijn het ook de ‘kleine gaatjes’, de bellen in een glas, en ‘de scheuren in het hart’ waar Heschel het over heeft. En – om Van Loopik te parafraseren – is er geen plint zo heel als een met een barst of zaagsnede. Is volgens de Kabbala – waaraan Heschels denken is verwant – niet ‘met name de scheur, de gebrokenheid, waar het nieuwe licht kan doorbreken?’[1]

 

[1] Shura Lipovsky in: Hein Stufkens, Vrede dichterbij. Uitg. Edicola/Bres, 2017, p. 17.
Link naar een artikel van Manuela Kalsky over Heschel: https://www.nieuwwij.nl/achtergrond/ik-heb-een-opdracht-dus-ik-ben-een-fragment-uit-tora-uit-de-hemel/
Zie ook het boek Tora uit de hemel. Het rabbijnse denken van A.J. Heschel. Red. Bas van den Berg. Uitgeverij Skandalon, 2923. ISBN 878 94 93220 48 5.

Het paradijselijke Auschwitz

Eigenlijk zijn er in de film The Zone of Interest van regisseur Jonathan Glazer twee zones: een grote, bloeiende tuin en concentratiekamp Auschwitz, waarvan je achter een muur overigens weinige ziet: de nok van gebouwen, een wachttoren, de schoorstenen van de crematoria tegen de lucht. Deze zones bepalen ons als een ouverture bij de thema’s en de vragen die gaandeweg de film opdoemen. Een indrukwekkende film die bij de Oscars van 2024 terecht werd bekroond als de Beste Internationale Film.

De zones worden aan het begin van de Duitstalige film door Mica Levi in elektronische muziek omgezet. Je hoort, terwijl het beeld zwart blijft, twee lagen: vervormde koorklanken, en zoete vioolmelodieën inclusief vogelgekwetter. Ook dit is als een ouverture van wat volgt: een gezin aan de oever van één van de rivieren om Auschwitz (Sola en Wisła), het water zelf en de bergen erachter.
In het water staat Rudolf Höss te vissen (een geweldige Christian Friedel). Hij is de kampcommandant van Auschwitz. Zijn vrouw Hedwig (een al even geweldige rol van Sandra Hüller) en hun vijf kinderen staan op de oever. Wat er gebeurt lijkt hier en in de hele film allemaal niet tot de familie door te dringen. Ze zijn onverschillig voor wat Höss doet. Ze willen het niet weten.

Martin Amis
De film is gebaseerd op het gelijknamige boek van Martin Amis (1949-2023), in het Nederlands vertaald als Het interessegebied. De vele citaten van de dichter Paul Celan die je in het boek tegenkomt, zijn in de film verwijzingen geworden die je als kijker al dan niet op kunt pakken. De zwarte melk uit Celans beroemde gedicht Todesfuge bijvoorbeeld zijn in de film witte lakens die aan de lijn wapperen en die tegen het eind van de film, wanneer ze ’s nachts worden binnengehaald, zwart zijn geworden. Het roken van sigaren tegen de stank uit het boek is in de film een constante gebleven. Verder is Glazer met zijn adaptatie niet echt gegaan.

Sterker nog: aan dat roken worden in de film echo’s toegevoegd. Een oplichtende sigaar vindt zijn weerklank in de rode wolken die een schoorsteen uitbraakt. Zoals de witte pluimen die uit de schoorstenen komen hun echo vinden in de witte rook uit een aanstormende trein. Zo vallen micro- en macroniveau in de film samen.

Microniveau
Maar het is de microkosmos die alles schrijnend maakt: de felle kleuren van de bloemen in de tuin waarop de camera inzoomt en blijft hangen. Of het speelgoedtreintje in de kamer van een van de kinderen. De Blechtrommel die er op de grond staat lijkt met een beetje fantasie zelfs een intertekstuele voorafschaduwing van de gelijknamige roman van Günter Grass, zoals die wachttoren in de zomer van 1943 een voorafschaduwing lijkt voor de sneeuw in de winter. De toren heeft namelijk al een afdak, en dat hadden ze in de zomer niet.

Hoewel dit fictieve elementen zijn, zou je wel willen weten hoe het dat jongetje is vergaan, net zoals je dat zou willen weten over de moeder van Hedwig die komt logeren en op een nacht zomaar verdwijnt. Heeft ze door gehad wat er aan de andere kant van de muur gebeurt, net als het meisje dat ’s nachts erop uit gaat en voedsel verstopt? Eerder had de schoonmoeder in de tuin op een stretcher liggend moeten hoesten, waarna ze naar de lucht keek. Trok ze toen haar conclusies? Of kon ze het niet langer verdragen? En wat stond er op het briefje dat ze achterliet en dat haar dochter in de kachel gooit?

Macroniveau
Aan het eind van de film zien we enkele vrouwen ruimten van het museum dat Auschwitz-Birkenau nu is schoonmaken: een gaskamer, een crematorium, een museumruimte. Is dit een oproep om te blijven gedenken, het gedenken te onderhouden? Deze scène kent wellicht ook een voorafschaduwing. Door Rudolf die op de trap staat over te geven. Ingegeven nadat hij net heeft gehoord dat hij is bevorderd en/of nadat zijn vrouw duidelijk heeft laten merken dat ze er niet blij mee is dat ze haar als paradijselijk omschreven oord moet verlaten en daar met de kinderen wil blijven? Of toch – zoals acteur Christian Friedel in een interview zei – omdat ‘zijn lichaam reageert op de gruwelijkheden waarvoor zijn geest zich allang heeft afgesloten?’ Net als zijn vrouw, die volgens getuigenissen na de oorlog wel degelijk weet heeft gehad van wat er aan de andere kant van de muur gebeurde en vanaf dat moment niet meer het bed met haar man wilde delen. We zien in de film inderdaad hun bedden uit elkaar staan.

We mogen het als kijker allemaal zelf verder invullen. En dat neemt tijd in beslag, want zo’n film als dit werkt lang door. Móet lang doorwerken voor generaties die weinig of niets meer van de Tweede Wereldoorlog (willen) weten. En in een tijd dat het antisemitisme weer in alle hevigheid de kop opsteekt.

The Zone of Interest
Regie: Jonathan Glazer
Distributeur: Cinéart Nederland
imdb: https://www.imdb.com/title/tt7160372/
Trailer: https://www.imdb.com/video/vi455067417/?playlistId=tt7160372&ref_=tt_pr_ov_vi

Het voelende denken van Camus

De naam Albert Camus komt in deze blog met enige regelmaat langs, want ik heb wat met wat zo mooi in een dubbelslag zijn ‘voelende denken’ wordt genoemd. Het zal dan ook niet bevreemden, dat ik meteen inschreef op de online lezing over hem door Roel Meijvis (ISVW, 4 december 2023) en later diens boek De glimlach van de aarde kocht met als ondertitel Het voelende denken van Albert Camus (ISVW Uitgevers, 2023). Maar het mooiste dat ik onlangs over Camus las, waren de slechts 3 1/2e pagina die Tinneke Beeckman over hem schreef in Ken jezelf. Een openhartige filosofie (Boom 2023, p. 187-190).[1] Een drieluik in het kader van de Maand van de filosofie 2024.

1. Het boek van Meijvis
Meijvis benoemt naast de meer bekende aspecten van Camus’ werk (het absurde, de opstand) een derde: het raadsel. Hij deelt dit onder in: de natuur, het ware leven en mystiek. Hij noemt het ‘ongrijpbaar fijnzinnig’. Het gaat dan om de grootsheid van het leven en de intimiteit van het bestaan. De natuur wordt bijna goddelijk. Maar let wel: als je terugkomt uit de natuur, wacht de wereld. Dat is een spanning. De problemen die je tegenkomt, moet je laten staan en niet goedpraten.

Meijvis stelt al aan het begin van zijn boek dat er bij Camus ‘geen sprake is van ontheiliging. De heiligheid van het leven zelf, dit leven, hier op aarde, is (…) een van de kernthema’s in het werk van Camus’ (p. 24). Even verderop meldt de auteur dat Simone Weil, ‘mede vanwege haar politieke maar ook haar mystieke denken, tot zijn belangrijkste invloeden behoort’ (p. 37).

Een mooie zin is: ‘Toch lijkt door de kieren van deze donkere boeken [onder andere van Dostojevski, vS] het licht van een liefdevolle gevoeligheid voor het leven tot ons te schijnen’ (p. 38). Wat Camus volgens Meijvis van Dostojevski lijkt te hebben overgenomen, is de ‘verplaatsing van God of het goddelijke van de hemel naar de aarde’ (p. 43).

Naast Weil en Dostojevski noemt Meijvis ook Meister Eckhart die invloed op Camus’ denken had: ‘In de ervaring van het goddelijke word ik aangeraakt. Ik zwijg, waardoor God werkzaam kan zijn in mij’ (p. 106). Het is hier dat ik de overstap maak naar

2. Tinneke Beeckman
Het is opvallend dat ze Camus behandelt in haar boek over jezelf (op een filosofische manier) kennen, omdat Camus stelt dat – in de woorden van Meijvis – ‘we nooit onszelf zullen kennen, omdat we geen eenheid zijn, maar levende wezens die veranderlijk zijn en onlogisch’ (p. 74). Maar Beeckman is een praktisch filosoof en neemt Camus op in het vierde deel van haar boek: ‘Hoe leef je en hoe sterf je?’

Het is razend knap hoe de auteur in 3 1/2e pagina het denken van Camus uiteen weet te zetten. Ze bespreekt net als Meijvis Camus’ idee van het absurde (‘een diepe kloof tussen wat jezelf verlangt en de wereld, die je hierin teleurstelt’, p. 187) en revolte (‘verzet tegen het onrecht en de stilte in de wereld’, p. 188). Maar ze gaat ook in op wat zij het ‘op zoek gaan naar het licht in jezelf’ noemt (p. 189). Camus vindt het in ‘het licht, de zee, de zon, de zingende vogels’ in Algerije (p. 189). Beeckman verwijst dan naar de kreet in klassieke tragedies: ‘”O licht” (…), van helden die hun lot helder inzien. Het licht brengt redding’ (ibid.). ‘Met dat innerlijk licht kan hij de duistere wereld tegemoet treden’ (p. 190).

Beeckman eindigt met een persoonlijke noot. Ze kijkt naar het park aan de overkant van haar huis en denkt aan Camus’ beschrijving ‘van de schoonheid van de bomen, de lucht, de zon’ (ibid.).
Het is hetzelfde als wat Meijvis zegt. Alleen is beider insteek een andere. De een vanuit een meer religieuze insteek dan de ander, maar dan op een manier waarin bij beiden binnen- en buitenwereld elkaar de hand schudden. Ook bij Camus zelf. Dat is zo mooi aan zijn denken en doen.

3. Ken u zelf?
En hoe zit het dan met dat ‘Ken u zelf?’ Dat gebeurde mij tijdens de een-op-een gesprekken die we tijdens de cursus van de Volksuniversiteit Amsterdam aan de hand van het boek van TInneke Beeckman voerden. Of liever: aan de hand van een hoofdstuk uit het boek. Degene met wie ik een gesprekje voerde, liet haar binnenkant zien. Ik bleef meer aan de buitenkant. Onveranderlijk en logisch? Ja – eerder een vaste kern waar je af en toe logischerwijs met je neus op wordt gedrukt. Je kunt het enigszins bijsturen, dat wel. Er is – zou Camus zeggen – werk aan de winkel. Altijd.

[1] Met dank aan Carolien van Welij die onder meer dit boek koos voor haar Filosofische Leesclub ‘Ken jezelf’ (Volksuniversiteit Amsterdam, februari-mei 2024).

Komende editie van het Holland Festival gaat Sisyphe door Victor Pilon, 4D Art (16-28 juni 2024) in het Transformatorhuis van de Westergas in Amsterdam:

Gewapend met alleen een schep verplaatst kunstenaar Victor Pilon twaalf dagen lang een ontzagwekkende berg zand. Deze performance-marathon is geïnspireerd op het beroemde essay De mythe van Sisyphus van Albert Camus, de Franse filosoof van het absurde. De straf van Sisyphus, die door de goden wordt veroordeeld om tot in de eeuwigheid een zware steen tegen een steile berg op te duwen, ziet Camus als een metafoor voor het menselijk bestaan. Om door te kunnen gaan met leven, moet je aanvaarden dat het leven betekenisloos is.

https://www.youtube.com/watch?v=b8phCPTBen8

 

Soort van retraite

Voor de vijfde keer knutselde ik zelf in de Stille Week een soort van retraite in elkaar. Dit keer ging ik naar Leiden.

1.
De eerste stop was Galerie LUMC waar tot en met 31 juni 2024 Caren van Herwaarden exposeert; ik vestigde al eerder aandacht op haar werk.[1] Een van de stukken raakte me in de context van het kerkelijk jaar in het bijzonder: The Mother IV [foto EvS]. Kwetsbare moeders, daar gaat het over. In algemene zin, maar ik moest in het bijzonder ook denken aan Maria, de moeder van Jezus van Nazareth,

[die] zich schaart aan de kant
van dwaze, sterke moeders,
zo kwetsbaar in hun kind,
die toch de hoop behoeden,
dat kostbaar leven wint

zoals we zongen op Goede Vrijdag in de dienst in de De Verbinding (Leiden), mijn ankerpunt in deze Stille Week.[2]

Het werkt vervreemdend, dit grote werk van Van Herwaarden in een ziekenhuisomgeving te zien. En ook weer niet. Vervreemdend en schurend tussen al die mensen die zich spoeden naar een doktersbezoek, een onderzoek, een opname, een geliefde. Of op de terugweg zijn en bijvoorbeeld op een taxi wachten. En jij daar tussenin, als enige kunst bekijkend en die op je laten inwerken. Maar het is níet bevreemdend in de zin dat het kwetsbare, het leed van een v/Vrouw samenvalt met het leed dat je soms in de ogen van de patiënten ziet.

2.
Wat met name aquarellen van Caren van Herwaarden kenmerkt, is de transparantie ervan. De karamelkleurige lichamen van bijvoorbeeld Poortwachters gaan in elkaar op. Ze staan stil, als de stilstand, de introspectie waar ds. Jan Willem Leurgans het tijdens een door mij via livestream gevolgde Passiestonde op 24 maart 2024 in de Oude Kerk van Ermelo over sprak. Het gáát niet om economische vooruitgang [3], het gaat niet om jezelf alleen maar te verwerkelijken. Het gaat erom ‘elkaar [te] ondersteunen en [te] dragen’, zoals het staat omschreven in de flyer bij de expositie. En zoals een van de werken van Herwaarden laat zien en Gezang 740:4 het omschrijft:

De moeder draagt het lichaam
van haar verloren kind,
het kind dat zij het licht gaf
en hier zijn einde vindt.
Zij wiegt hem in haar armen,
ze laat hem niet meer los.
Ze kan hem niet meer warmen,
een koud en bitter lot.

3.
Ik lees ter ondersteuning in de Stille Week het boek Kruis en verzoening als bron van leven van Stephan de Jong (Uitgeverij Kok, Kampen, 2000). Ik was op het spoor van De Jong gezet door een wijkbericht in de inmiddels gestaakte uitgave Kerk in Mokum. De ideeën in het boek ondersteunen wat ik zag, hoorde, zong en ervaarde: de a/Ander die in Jezus aanwezig is. ‘Wat de kerk leerde was dat God op de hoogst bijzondere wijze in Jezus aanwezig was, zich kennen liet, liefhad en leed’ (p. 21).
Ik lees over ‘Christus [die] overal aanwezig is waar de geur van de dood hangt (…). Zijn lijden en sterven zijn een deelhebben aan het lijden en sterven van mensen’ (p. 74). Bijvoorbeeld, naar ik mag hopen, in het LUMC.

Waar bij Van Herwaarden een mens en ander mens draagt, heeft De Jong het erover ‘dat wij gedragen worden door de Eeuwige’ (p. 64). Het één kan denk ik niet zonder het ander, al gaat het laatste misschien een stap verder, een niveau dieper. Dat overdacht ik, daar in de sleutelstad.

4.
Op Stille Zaterdag nam ik, met tegen de 200 andere mensen (meest mannen) deel aan de Orgeltocht door Leiden onder leiding van organist Sietze de Vries.
Wat mij raakte waren vooral de kleurrijke, verstilde geluiden die hij wist te ontlokken aan de registers van het bovenwerk op het orgel in de Marekerk. Dat is voor mij primair de toon van Stille Zaterdag. De uitbundigheid die hij in zijn improvisaties ook ten toon spreidde, vooral om een orgel volledig tot zijn recht te kunnen laten komen, was begrijpelijk gezien de opzet van de excursie, maar sprak mij minder aan. Die klank mag de komende weken, tot Pinksteren, klinken. Hoewel ik me er volledig van bewust ben, dat in een andere traditie, de rooms-katholieke, op Stille Zaterdag de vastentijd om twaalf uur ’s middags eindigt.

Historicus James Kennedy heeft in een mooie column in Trouw (11 april 2020) gezegd dat Stille Zaterdag voor hem ‘de dag is die het meest aansluit bij de periode waarin wij ons nu bevinden’. Dat was toen de tijd van de Covid-19, maar het geldt nu ook als de tijd van zeer grote onzekerheid in de wereld. ‘Een dag tussen dood en leven, tussen wat was en wat gaat komen, een dag waarop wij met onzekerheid moeten leren omgaan’. Zoals patiënten dat ook in het LUMC zullen ervaren.

Kennedy verwijst naar het werk van Samuel Beckett, waaronder diens Wachten op Godot. Een opvoering van dit toneelstuk ga ik komend weekend zien. Het ‘gaat over het nutteloze wachten op de komst van Godot (…) maar je kunt er ook in lezen dat morgen héél misschien anders verloopt.’ We zullen zien welk accent regisseur Erik Whien gaat leggen.[4]

[1] Zie: https://elsvanswol.nl/troostkunst-op-kunstrai/
[2] Lied 740:2 uit het Liedboek (tekst: Andries Govaart). Zie ook: https://www.deverbindingleiden.nl
[3] Of ‘het bestrijden van marktmacht of het verminderen van winstinflatie in de toekomst’ zoals Dirk Bezemer het in zijn economiecolumn in De Groene Amsterdammer van 28 maart 2024 het omschreef.
[4] https://ita.nl/nl/voorstellingen/wachten-op-godot/3320937/