Het nieuwe Liedboek (III)

Franciscus_CimabueHet is helemaal ‘in’: het oude als inspiratie voor het nieuwe; Museum Flehite in Amersfoort heeft de tentoonstelling Tijdloos Eigentijds, waarin hedendaagse kunstenaars naar oude meesters kijken (23 februari t/m 2 juni 2013). In een recent nummer van Kunstbeeld (nr. 4/2013) zet Anna van Leeuwen Oude meesters in het heropende Rijksmuseum in Amsterdam tegenover Nieuwe meesters: James Abbott tegenover Desiree Dolron, Hendrick Avercamp naast Raimond Wouda.

Iets soortgelijks doet Hanna Rijken in Ik zing, een eenmalige uitgave van BV Liedboek t.g.v. de verschijning van het nieuwe Liedboek. Zij plaatst het nieuwste lied naast het oudste. Het nieuwste is een niet-strofische versie van het bekende Zonnelied van Franciscus van Assisi, herdicht door Maarten Das en op muziek gezet door Barry van Berkum. Daarnaast plaatst ze het Veni creator spiritus, als het oudste.

Om dat lied gaat het mij. In het nieuwe Liedboek blijkt de vrije vertaling van Maarten Luther te komen naast die van Jan Willem Schulte Nordholt, die – aldus Rijken – “dicht bij de Latijnse tekst blijft.” Dat is nog eens interessant.

Ik hoop dat deze trend, die in de museumwereld al gemeengoed is, meer in het nieuwe Liedboek valt terug te vinden. Of om de leader bij het artikel van Van Leeuwen te vertalen naar het Liedboek: “Een liedboek is geen mausoleum. In de mond van de kerkgangers komen oude liederen weer tot leven. Bovendien zijn er genoeg dichters en componisten van nu die inspiratie opdoen in de liturgische muziek van weleer.” Laat maar horen!

Beeld van enorme magnitude

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
Mijn ouders woonden in Ermelo. Vaak bedelde ik om naar de schaapskooi te gaan. Alleen had mijn vader er niet zo veel mee op, dus bleef het er vaak bij. Ik des te meer. En het hele dorp gelukkig inmiddels, want de schaapskooi moet van de ondergang worden behoed.

Ik lees de roman Vader van God van Martin Michael Driessen, over een beeld ‘van enorme magnitude,’ zo’n schaapskudde die in de mist komt aanzetten. Adembenemend bovendien.
Het zijn ‘maar’ woorden, zo’n roman, meent Arnon Grunberg bij Canvas vandaag. ‘De beelden mag je er zelf bij verzinnen.’
Dat doe ik dus: een kudde op de Veluwse hei, bij Ermelo. Ze houden die hei in stand. Dat ook. Maar ze roepen bij mij vooral schaapskudden uit Bijbelse verhalen op.

Eens kijken wat Alain de Botton, volgend jaar gastcurator in het Rijksmuseum van Amsterdam met die schapen op tal van schilderijen gaat doen, deze ‘seculier hijgende dominee’ zoals Carel Peeters hem denigrerend in Vrij Nederland noemde. ‘Spiritueel gesop’? Op de hei dan, tussen de schapen. Dan is het goed.

Steun de schaapskooi (http://www.schapedrift.nl) voor het te laat is!

Het nieuwe Liedboek (II)

Herman Verbeek‘Onopgeefbaar verbonden’ heet het in het eerste artikel van de kerkorde van de Protestantse Kerk Nederland. Ik ben benieuwd of die verbondenheid met het jodendom in het nieuwe Liedboek ook tot uiting komt. En dan denk ik niet direct aan Jeroesjalajiem sjel zahav dat erin voor schijnt te komen, maar aan een verbondenheid zoals die spreekt uit bijvoorbeeld de liedboeken van Finland en Tsjechië: melodieën van joodse komaf die zingend in de mond worden genomen.

Een voorbeeld uit Mensen van grond en licht van Herman Verbeek (uitg. Luyten, 1983). Het gaat dan om het lied Van het licht der lichten. De tekst is in de verte gebaseerd op het Ma’oz tsoer, Vaste rots, een lied dat wordt gezongen tijdens het Chanoeka, het inwijdingsfeest. Een lied dat volgens het Siddoer van Jitschak Dasberg dateert uit het begin van de 16e eeuw.

Wat de melodie betreft blijft er veel open. Verbeek vermeldt in zijn toelichting dat ‘de melodie vermoedelijk van Duitse volks-komaf is.’ Dat klopt. Het gaat om So weiss ich eins das mich erfreut. ‘Martin Luther’, vervolgt hij, ‘schreef er een koraal op.’ Dat klopt ook: Nun freut euch lieben Christen gemein (Lied 402 uit het ‘oude’ Liedboek).

De melodie wordt behalve in Duitsland en Nederland ook in de Duitssprekende Italiaanse synagoge (Tedesco) gezongen. Hier heeft Benedetto Marcello hem gehoord en opgenomen in zijn Estro poetico armonico (Venetië, 1724).

En nu maar afwachten of we zulke archeologie ook kunnen toepassen op teksten en melodieën in het nieuwe Liedboek!