Blijf bij je bevrijder – Rochus Zuurmond

‘Zuurmond is niet van de zoete broodjes’, lees ik in een recensie van Blijf bij je bevrijder. Een op verzoek van de theoloog Dick Boer geschreven portret van Rochus Zuurmond van de hand van Herman Meijer (Ophef, jrg. 28 nr. 3, 2022).
Meijer is lekentheoloog, architect en voormalig politicus voor GroenLinks. In het Woord vooraf heeft hij het over ‘theologische strijd’ en schetst vervolgens een wat eendimensionaal beeld van de Nederlands Hervormde Kerk in de naoorlogse tijd: ‘kritisch op het verzuilde bestel, fel tegen atoom bewapening, sterk gericht op sociale rechtvaardigheid’.
Misschien had Meijer dit nodig om Zuurmonds denken in te bedden, maar de ‘strijd’ lijkt zo al beslecht. Aan de orde komen onder meer diens kritiek op het fundamentalisme en waarom je niet kunt stellen dat ‘de Bijbel homoseksualiteit verbiedt’. Zuurmond kon, laat Meijer zien, vooral lezen. Goed lezen en exegetiseren.

Een boodschap van bevrijding
Ook wordt duidelijk wat geloof volgens hem eigenlijk is: ‘een Boodschap van bevrijding’, zoals een hoofdstuk heet. Dat wil zeggen ‘van de mensen uit de macht van het kwaad’ (p. 51), ‘van vijandschap en onderdrukking: het bevrijdt tot een leven in vrede en tot vrijheid om menslievend te (kunnen) handelen’ (p. 53) ‘van de dominante geesten van onze tijd, van ongeesten, van vooroordelen: hij [de Geest, overigens een zij, EvS] bevrijdt tot het liefdevol benutten van de ruimte voor God en voor elkaar’ (p. 54).
Genoemd hoofdstuk vormt zo’n beetje het hart van de uitgave, die verder vooral gaat over de geleerde Zuurmond en niet of nauwelijks over de predikant of over de invloed van anderen dan Miskotte en Breukelman. Spinoza bijvoorbeeld, waar hij later overigens afstand van heeft genomen.[1]

Persoonlijk nawoord
In een persoonlijk nawoord komt de invloed van ‘Rochus’ (zoals hij consequent en wat familiair wordt genoemd) op de auteur aan de orde. Dat had wel wat breder gemogen. Bijvoorbeeld had genoemd kunnen worden dat Marco Visser vanaf 1 september 2022 het onderzoek van Zuurmond aan de PThU voortzet, al was het maar in een op het laatst van het productieproces toegevoegde voetnoot.

Door de beknoptheid was er nog ruimte voor twee artikelen van Zuurmond zelf: over Marcus 12:28-44 en over de Openbaring van Johannes. Zo biedt deze uitgave, net zoals in een recensie van mijn boekje over Henk Vreekamp dat in dezelfde reeks verscheen, maar nog werd uitgegeven door KokBoekencentrum (Trouw tipt, 3 juli 2019) ‘een eerste kennismaking’ met in dit geval Rochus Zuurmonds denken. Uiteindelijk gelukkig minder eendimensionaal dan het zich in eerste instantie liet aanzien, maar wel uiterst persoonlijk in zijn keuzes van de thema’s uit Zuurmonds werk.

[1] Tijdens de leerhuiscyclus ‘Niet te geloven’ over het gelijknamige boek (september-december 2005) in de Amsterdamse Thomaskerk.

N.B.
Minisymposium Rochus Zuurmond –
Vrijdag 25 november a.s. in Rotterdam
Het minisymposium gaat over de actualiteit van Zuurmonds benadering: wat zijn de aanknopingspunten voor ons vandaag?

Sprekers:
– Herman Meijer (architect, politicus en auteur)
– Ilke Jacobs (theoloog en uitgever bij VU University Press)
– Marco Visser (predikant en postdoc onderzoeker aan de Protestantse Theologische Universiteit)

Vrijdag 25 november 15:00 – 17:00 uur – Pauluskerk Rotterdam (Mauritsweg 20, 5 min. lopen vanaf CS)
Toegang gratis, er is een inzameling voor het werk onder ongedocumenteerden en daklozen in de Pauluskerk.

Persoonlijk en herkenbaar verhaal

Lilianne Ploumen schreef met haar De deur naar de macht een heel persoonlijk verhaal, maar dat niet alleen. Doordat het zo persoonlijk is, weet ze je erbij te (be)trekken en je eigen verhaal erin te lezen. Zo verging het mij althans, en daar gaat deze blog over.

Haar verhaal is dat van een rooms-katholieke jeugd in een middenstandsgezin in Limburg, herkenbaar voor een kind uit een Nederlands Hervormd gezin in een grote stad in het westen van het land. Beider ouders hadden het vooralsnog niet breed, hadden niet gestudeerd en niet kunnen worden wat ze eigenlijk wilden. Mijn vader had zendeling-arts willen worden, mijn moeder binnenhuisarchitecte.

Zorgenkindje
Ik was net als Liliane Ploumen een zorgenkindje, veel te vroeg geboren. Bij haar was het de huisarts die vertrouwen in haar had, bij mij naast de kinderarts ook een leraar van de MULO die we op vakantie in Bergen (NH) tegen het lijf liepen en zei dat ik meer kon dan de huishoudschool die mijn ouders was aanbevolen.

Natuurlijk zijn er ook verschillen tussen Zuid-Limburg en Noord-Holland. In Limburg heerste een matriarchale cultuur, waar vrouwen de financiën beheerden, in Noord-Holland een patriarchale. Dat ging zelfs zover, dat mijn vader er als hoofdboekhouder een kasboek op na hield, waarin mijn moeder de dagelijkse uitgaven noteerde, hoewel ze volslagen gelijkwaardig beslissingen namen en er moderne opvattingen op nahielden. Mijn vader vond bijvoorbeeld wat de provo’s deden geweldig, je zou hem zelfs feministisch kunnen noemen en er werd thuis openlijk over bijvoorbeeld zoiets als de recent opgezette genderpoli aan de VU gesproken, waar wij pal bij woonden.

Christelijk
Ik werd net als Ploumen christelijk opgevoed, maar toen ik me tegen belijdenis-doen verzette, was het nota bene de wijkpredikant die mijn vader verzocht om wat de geloofsopvoeding betreft wat minder streng te zijn. Hij stond er wat bedremmeld bij en mijn moeder zweeg, want zij begreep het wel.

Ook ik was ik al jong lid van de bibliotheek. Van de openbare weliswaar, wat een eindje fietsen was. Niet van de rooms-katholieke, bij ons om de hoek in Buitenveldert. Wat ik in die tijd las, waren vooral biografieën.
Net als Ploumens vader, moest ook die van mij op een gegeven moment mede om gezondheidsredenen stoppen met werken. Ik wilde hobo gaan spelen, maar daar was toen eigenlijk geen geld voor. Mijn grootvader betaalde het instrument en dat was eigenlijk de eer van mijn ouders te na.
Tijdens de lange zomervakanties vonden mijn ouders dat ik vakantiebaantjes moest aannemen en niet alleen maar thuis blijven hangen. Dat was niet voor het geld, maar om ervan te leren.

Rood hart
En nu komt een ervaring die inhaakt op soortgelijke, politiek getinte ervaringen van Liliane Ploumen: ik ergerde me kapot aan het feit dat ik een keer mijn geld bij het uitzendbureau kwam halen, en iemand voor mij iets meer kreeg omdat hij/zij zo hard had gewerkt, en ik om mij onduidelijke redenen iets minder. Ra ra hoe hadden ze dit verrekend. Op dat moment begon mijn rode hart te kloppen. Een boosheid die, zoals Ploumen terecht schrijft, ‘voor iets groters blijkt te staan’.
Bij een ander vakantiebaantje kreeg ik letterlijk een berg werk op mijn bureau, terwijl de cheffin haar nagels ging vijlen. Ik stond op en gaf de helft van het werk terug. Dat was niet de bedoeling, vond zij, maar ik wel. Mijn rode hart klopte vanaf dat moment nóg harder. Plaatsvervangend.

Politiek
Ploumens leven en mijn leven gingen na onze respectievelijke studies duidelijk een andere kant op. Toch is het goed altijd naar de overeenkomsten in plaats van de verschillen te blijven kijken.
Lilianne Ploumen begon naast haar werk een politiek bestaan, ik werd bij mijn eerste baan in Leeuwarden direct lid van een (algemene) vakbond. Ploumen werd lid van de PvdA. Zij in 2002, ik pas in 2010, toen Job Cohen fractievoorzitter werd. Ik zegde mijn lidmaatschap echter weer op, toen de PvdA naar mijn idee rare spelletjes met hem en andere vooraanstaande leden ging spelen. En – eerlijkheidshalve, achteraf bekeken – al eerder speelde, zoals met Ella Vogelaar (2008). Ik ben weer lid geworden, toen Ploumen lijsttrekker werd. Bewust gekozen op een partij die niet in de coalitie met de VVD zat, maar tegenwicht bood, – dat werd mijns inziens weer de moeite waard. Al dachten velen daar, getuige de verkiezingsuitslag, helaas duidelijk anders over. En nog steeds, nu de VVD in peilingen niet daalt na de fratsen van Rutte, maar verbijsterend stijgt.

Oproep
Dit laatste staartje kon in Ploumens boek nog niet meekomen. En wat mij betreft mag die deur naar de macht, ook een deur naar de tegenmacht zijn Een sterke, controlerende parlementaire tegenmacht. In een tijd dat waardevolle ‘oude vormen en gedachten’ (De Internationale) sterven, en erom roepen om nieuw leven te worden ingeblazen én te worden verbreed, richting bijvoorbeeld meer aandacht voor zaken als duurzaamheid.

Een roep die met de houding van Rutte in een stroomversnelling is geraakt en niet mag uitdoven. Er is geen reden een partij het recht te ontzeggen om te veranderen. Ze mogen weer op mijn steun rekenen, hoewel ik niet meteen de stelligheid van Jan Terlouw zal beamen, die in zijn briefwisseling met Marjan Minnesma (Bezorgde brieven, uitgeverij Balans) schreef, dat ‘vrijwel altijd als ik ergens spreek over de klimaatverandering en de teloorgang van de biodiversiteit, me de vraag [wordt] gesteld: wat kan ik doen?’ en zijn antwoord luidt: ‘Wordt lid van een politieke partij, want dan neemt je invloed geweldig toe.’ Geweldig? Zo actief ben ik niet, maar voor de rest: mijn zegen hebben ze.

Lilianne Ploumen: De deur naar de macht
Uitgeverij Prometheus, 2021
ISBN 978 90 446 4625 2
Prijs: € 17,99

Tweede Kamerverkiezingen

Ik ben niet de eerste en de laatste, en vast niet de enige die dit jaar lang heeft zitten dubben over welke partij te kiezen bij de Tweede Kamerverkiezingen morgen. Dit is dan ook het verhaal van zo maar een kiezer.

De keuze ging, zoals wel vaker, tussen PvdA en GroenLinks. Ik ben zelfs een poosje lid geweest van de PvdA – in de euforie nadat Job Cohen er fractievoorzitter van werd. Ik weet zelfs het moment nog dat ik dit nieuws hoorde. In de trein, na een vergadering weer op weg naar huis. Een collega kwam opeens met zijn hoofd en mobieltje boven de stoelen uit en leek niet minder opgewonden toen hij het vertelde.

Maar de PvdA is de PvdA niet meer. Lodewijk Asscher, die ik het voordeel van de twijfel gunde, is voor mij door de mand gevallen. Nederland zou niet meer vluchtelingen op moeten nemen is één van zijn vele vrijages met rechts. En verre van des PvdA’s zoals ik de partij meen te kennen. Tot een afkeuring van dit standpunt kwam het niet openlijk. Naar verluidt omdat de partij zich tijdens de verkiezingscampagne geen ruzie kan veroorloven.
Wat niet wegneemt dat Asschers woordgebruik soms toch dicht in de buurt van een ruzieachtige toon komt. ‘Grote bek’ sprak hij bijvoorbeeld richting CDA.

Toch heb ik overwogen om PvdA te gaan stemmen, uit een wellicht nostalgische angst dat de partij misschien met één haal grotendeels uit het politieke landschap zou verdwijnen. En om richting toekomst te kijken en niet achterom, naar alles wat fout is gegaan rond de stemming van Samsom bijvoorbeeld. Maar vertrouwen in het programma en de lijsttrekker? Nee, die was er niet meer zo voor een partij die een motie om tot een klimaatwet in te dienen wegstemde en twee maanden later vol trots komt met … een klimaatwet!
Gaat het nu om de inhoud of niet? Dan deed de ChristenUnie (CU) het toch beter. Net als de SP en D66, die voor stemden. Maar op de twee laatstgenoemde partijen zal ik niet snel stemmen. Ze kwamen ook in de uitslagen van alle kieswijzer en dergelijke die ik invulde niet voor.

GroenLinks dan. Niet als strategische stem, maar gewoon omdat het programma me meer aanstaat. En de lijsttrekker in ieder geval in verkiezingstijd zijn fatsoen bewaart, al zijn de fratsen om Liesbeth van Tongeren van de kieslijst te verwijderen ook verre van fraai. Of Klaver tot ‘die groene knopjes’ behoort die – parafraserend – volgens Edy Korthals Altes in zijn boek Van havik tot vredesduif de ‘voorboden zijn van een nieuwe tijd, een nieuwe samenleving’ is afwachten. Maar de kans om als groen knopje uit te groeien, krijgt hij van mij.

Inhoudelijk is GroenLinks wél de partij die samen met de Partij voor de Dieren met de hiervoor genoemde motie kwam om tot een klimaatwet te komen. Al bieden in het verleden behaalde resultaten natuurlijk ook weer geen garantie voor de toekomst. En komt het klimaat vreemd genoeg niet of nauwelijks in de verkiezingscampagnes aan de orde.
Of het vervolgens alleen bij goede voornemens tijdens de verkiezingscampagnes blijft om Groningen te compenseren voor de schade door de aardgaswinning, moet ook nog maar blijken.
Toch hebben alleen GroenLinks, D66 en – wederom – de ChristenUnie volgens doorrekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) hun programma op orde om de klimaatdoelen te halen. En staat ook hun standpunt richting Europa me het meest aan.

‘Stem ideologisch, om achteraf geen grote spijt te krijgen’, luidde de leader bij een opiniestuk van Lex Oomkes in Trouw (1 maart 2017). Hij heeft gelijk. Mijn keuze is ten langen leste gemaakt. En dan is het hopen op een linkse coalitie, wat mij betreft samen met – zie hiervoor – de ChristenUnie. En op afstand misschien D66. Immers: D66 is het in ieder geval al eens met het voorstel Volwaardig oud worden van de CU, en dat mag opmerkelijk heten.
Traditiegetrouw stem ik tenslotte voor de pluriformiteit op een vrouwelijke kandidaat.

PvdA 70 jaar

Dr. Willem Drees sr. bij een tuinhek. 1951.

Dr. Willem Drees sr. bij een tuinhek. 1951.

Diederik Samsom, partijleider van de PvdA, schijnt Nederland graag te vergelijken met een auto die moet worden opgetakeld en weer rijklaar worden gemaakt. Laat ik daarom de PvdA zelf eens vergelijken met een auto. Met die waarin ik tientallen jaren geleden eens Vadertje Drees zag zitten. Hij reed over de Stadionweg in Amsterdam, pal bij het Hervormd Lyceum. Hij zat achterin, en dat verbaasde me. O, er zullen ongetwijfeld goede redenen voor zijn geweest. Veiligheids-redenen, of om zo rustig stukken te kunnen lezen. Maar: van het op één lijn zitten, in dit geval letterlijk naast de chauffeur was op die manier geen sprake. Je zou het symbolisch kunnen opvatten voor de aandacht van de PvdA in het algemeen, en zeker niet – haast ik erbij te zeggen – voor Drees in ’t bijzonder.

De ideologische veren zijn afgeschut. Het is al vaak gezegd. De lijn is die van een draaikont. Ook dat is maar al te waar helaas. En toch blijft de mantra van Samson dat de partij die in zulk zwaar weer verkeerd, er aardig in is geslaagd om ‘de’ inkomensverschillen kleiner te maken, ‘de’ huizenmarkt vlot te trekken, ‘de’ hypotheekaftrek aan te passen. Het woordje ‘de’ zet ik tussen aanhalingstekens, want zó sociaaldemocratisch is dat allemaal niet. Eerder iets van onder de vleugels van het neoliberale denken, waarbij vooral de hogere- en middenklasse verbeteringen zagen, maar de lagere- en arbeidersklasse niet of nauwelijks. En zo kan ik nog wel even doorgaan.

pvdaDe afwachtende houding met veel problemen die op ons afkomen, en dan opeens een knoop (vaak de verkeerde mijns inziens) in de besluitvorming erover doorhakken, zal met een oud-collega van mij die de uitdrukking te pas en te onpas gebruikte, binnenskamers wel ‘voortschrijdend inzicht’ worden genoemd. Eerst Syrië niet willen bombarderen, en dan opeens wel. Eerst vluchtelingen welkom heten en sommigen dan opeens linea recta met een veerboot terug willen sturen naar Turkije; een plan – volgens Amnesty International een ‘moreel failliet’-  dat van origine uit de koker van Gerald Knaus (European Stability Initiative) schijnt te komen. Het kan verkeren.
Pragmatisch heet dat, of met andere woorden: praktisch. In ieder geval verre van ideologisch, al plakt de PvdA er graag het etiket van wereldverbetering op.

Jarenlang ben ik lid van de PvdA geweest, en begrijp me goed: van de oude PvdA, die de veren nog niet had afgeschut, die nog niet aan draaikonterij deed. De partij van mensen als Cohen en consorten. Ik hoop nog steeds op een nieuwe PvdA, die het vaker aandurft om met GroenLinks op concrete punten samen te werken, zoals een klimaatwet. Tot zolang stem ik op de partij van Jesse Klaver. De man die eerst in alle bescheidenheid wil luisteren. Bijvoorbeeld waar het de vluchtelingenproblematiek aangaat. Eerst horen, dan pas doen. En dan liefst meteen de goede keuze maken.

Van politieke naar publieke discussie

Schaken met de doodGisteren was er in Buitenhof al een discussie over, vanavond gaat het in een documentaire van Roel van Dalen verder: een discussie over extreem dure medicijnen voor in dit geval kanker. Zo’n soortgelijke discussie hebben we eerder gehad, in 2012 n.a.v. medicijnen voor zeldzame ziekten. Sommige argumenten zijn nog steeds actueel. Vandaar dat ik een toen geschreven artikel hier plaats.

1. Inleiding
De aanleiding tot de commotie rond de vergoeding van de medicijnen voor zowel de Ziekte van Pompe als de Ziekte van Fabry, is een steen die het College voor Zorgverzekeringen in juli 2012 in het water gooide.
De vraag die zij in een uitgelekt conceptadvies aan de minister van Volksgezondheid, Edith Schippers stelde, was gelegen in de jaarlijkse, hoge kosten van de medicijnen in verhouding tot de nauwelijks noemenswaardige – of althans: bewijsbare – levensverlengende effecten ervan op met name oudere patiënten die lijden aan een variant van de Ziekte van Pompe.
Dezelfde vraag werd en passant gesteld m.b.t. de Ziekte van Fabry. Hoewel de jaarlijkse kosten daarvan hoger zijn, ligt het probleem hier eerder in het levenslange gebruik van de medicijnen.
Behalve het College voor Zorgverzekeringen zijn er meer gesprekspartners bij dit probleem betrokken. Niet alleen de minister, maar ook de fabrikanten van de onderhavige medicijnen, de artsen die de medicijnen voorschrijven, uiteraard de patiënten voor wie de medicijnen zijn bedoeld en niet in de laatste plaats de maatschappij die via de verzekeringspremies de kosten moet opbrengen.
Zo doorgaan als nu is, vanwege de onbeheersbaarheid van die kosten, geen optie. Niet alleen wat die van de medicijnen betreft, maar van het hele zorgstelsel zoals dat in elkaar zit.

2. Onderzoeksmethode
Een norm om de kosten en baten te heroverwegen, ontbreekt in Nederland vooralsnog.
Wel wordt er gekeken naar hoe men in Engeland te werk gaat. Daar wordt de mate waarin medicijnkosten in verband worden gebracht met het aantal levensjaren vermenigvuldigd met een correctiefactor voor de kwaliteit van levensjaren. Deze methode heet Quality Adjusted Life Years (QALY). De econoom dr. Marc Pomp heeft de maat voor de Ziekte van Pompe op € 50.000,– gesteld. Daar zit Nederland minimaal een factor 10 boven.
Aan deze basisdiscussie vanuit het College voor Zorgverzekeringen werd al gauw de rol van de farmaceutische industrie toegevoegd.
Twee onderzoekers van het AMC in Amsterdam stellen een methodiek voor waarbij het effect van de medicijnen voor zeldzame ziekten op een grotere onderzoeksgroep dan de nauwelijks honderd patiënten in Nederland worden onderzocht.
Tot nu toe beslist de European Medicine Agency dat wanneer een zogenaamd weesmedicijn (een medicijn voor zeldzame ziektes) op enkele patiënten werkt, dit al op de markt mag worden gebracht. Vervolgonderzoek wordt uitbesteed aan de farmaceutische industrie zelf.
De twee artsen van het AMC pleiten voor een onafhankelijke Europese instantie die over de effecten en de prijzen van weesgeneesmiddelen gaan. Deze instantie dient zich te baseren op informatie die wordt aangeleverd door patiënten en artsen i.p.v. door de farmaceutische industrie. En dan niet alleen door een kleine onderzoeksgroep zoals in Nederland, maar door een grotere, Europawijd.
Linda Voortman van GroenLinks kwam op 9 augustus 2012 met het voorstel dat farmaceuten openbaar gaan maken wat de ontwikkeling van een nieuw medicijn heeft gekost. Zo kan worden gecontroleerd of de producent terecht veel geld voor een bepaald middel vraagt. Volgens de belangenvereniging van de farmaceutische industrie Nefarma is het voorstel van GroenLinks inmiddels achterhaald, omdat er over maximumprijzen wettelijke afspraken bestaan.

3. Resultaat
Op grond van bredere vervolgonderzoeken naar de effecten en prijzen van weesmedicijnen door de op te richten, onafhankelijke Europese instantie, kan om te beginnen tot een reëlere prijs worden gekomen. Hierbij kan worden ingecalculeerd dat de dure ontwikkelkosten in zekere mate worden terugverdiend. Maar ook dient te worden meegewogen dat de farmacie een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft voor mensen die aan een ziekte lijden die minder in de schijnwerpers staat omdat een kleine patiëntenvereniging nu eenmaal minder aandacht trekt dan grote patiëntenverenigingen van patiënten met ziekten die wijdverbreid zijn, zoals kanker, hartfalen enz.
Op grond hiervan kan in samenspraak uiteindelijk op een gefundeerde manier aan alle betrokken partijen worden verteld dat er wellicht een grens, en welke dan, is aan wat de samenleving via het zorgstelsel kan bijdragen aan medicijnen voor zeldzame ziekten als die van Pompe en Fabry.

4. Publieke discussie en conclusie
De discussie alleen neerleggen bij de farmacie, de zorgverzekeringen, de politiek en patiënten van een zeldzame ziekte daar de dupe van laten zijn, is geen goede zaak, omdat het uiteindelijk iedereen kan treffen. Iedereen kan ziek worden, iedereen kan in toenemende mate via de zorgpremies pijn in de portemonnee voelen.
Het Nederlandse zorgstelsel is altijd uitgegaan van het solidariteitsbeginsel. Kosten kunnen echter ook op een andere manier worden gematigd dan alleen over de hoofden van patiënten met een zeldzame ziekte heen.
Door de toenemende vergrijzing, is de kans dat bepaalde ziektes zich op hogere leeftijd openbaren groter, maar zullen 9 van de 10 mensen ook toekomen aan zaken als een (lees)bril, een rollator en wat dies meer zij. Het zou geen discussie moeten oproepen om de vergoeding voor juist deze bescheiden hulpmiddelen uit het basispakket te verwijderen.
Ook in het zorgcircuit zelf kunnen kosten worden teruggedrongen. Onder anderen oud-minister Ab Klink (PvdA, Volksgezondheid) heeft hiertoe een voorzet gedaan in een rapport dat 10 augustus 2012 werd gepresenteerd. De Partij van de Arbeid is van mening dat je betere zorg kunt leveren en tegelijk geld besparen, als je je niet richt op zo veel mogelijk behandelingen, maar op de beste behandelingen. Dan moet je er volgens de partij wel voor zorgen dat ziekenhuizen niet meer met elkaar concurreren, maar met elkaar samenwerken en dat specialisten niet meer per verrichting worden betaald, maar in loondienst komen: ‘Zorg is geen product, het is een band tussen mensen. De mens staat centraal en het stelsel staat daaraan ten dienst. Dat is voor de PvdA het uitgangspunt. Zorg dichtbij huis zoals de inzet van vele vrijwilligers, mantelzorgers, de wijkverpleging, huisartsen en zorg op scholen, leidt tot prettige en vertrouwde zorg, en een kleiner beroep op duurdere medische handelingen.’
De media kunnen ook hun partij meeblazen. Bijvoorbeeld door de aandacht te verschuiven van veel voorkomende ziektes en grote patiëntenverenigingen met een (toch al) aandacht trekkende stem, naar kleine patiëntenverenigingen van minder voorkomende ernstige ziekten met een bescheiden stem die nog nauwelijks wordt gehoord.
Als we dat voor elkaar krijgen, kan iedereen elkaar met goed fatsoen in de ogen blijven kijken.

Literatuur
websites: http://www.ziektevanpompe.nl, http://www.ziektevanfabry.nl
Joris Belgers: Eerlijke evaluatie nodig voor dure medicijnen. In: Trouw, 6 augustus 2012.
Rinke van den Brink en Hugo van der Parre: AMC wil kleinere rol industrie. Toegevoegd op 4 augustus 2012 aan de site http://www.NOS.nl
Marc Pomp: Qualy-tijd; nieuwe medische technologie, kosteneffectiviteit en richtlijnen. Uitg. Centraal Planbureau, Den Haag, 2007, 86 pagina’s (ISBN 978905833353).

Narcissus

AfsluitdijkTwee interessante gesprekken in De wereld draait door van 12 mei jl. Matthijs van Nieuwkerk interviewde om te beginnen Jesse Klaver, de nieuwe voorzitter van GroenLinks. Niets mis met zijn voorganger, Bram van Ojik, maar het jeugdige enthousiasme gepaard aan ambitieus optimisme nam me, overigens al eerder, voor hem in.

Het glas is niet half leeg (‘vier zetels maar’, probeerde Van Nieuwkerk nog realistisch), maar half vol.

Het tweede gesprek was met minister Schulz van Haegen en kunstenaar Daan Roosegaarde. De Afsluitdijk bestaat ruim tachtig jaar. Wat Roosegaarde onder meer gaat doen, is de stenen tegen de zijkant (zie foto) van een zilverkleurige laag voorzien, zodat ze het licht weerkaatst zoals een schilder als Ruysdael dat ooit in de Gouden Eeuw moet hebben gezien en schilderde, en zoals dat na alle inpolderingen en dergelijke is verdwenen.

Er was een overeenkomst tussen beide interviews: de blik vooruit, waarbij het idealisme dat in ‘Den Haag’ een zachte dood gestorven lijkt te zijn (Rutte staat zich er zelfs op voor geen visie te hebben), weer nieuw leven wordt ingeblazen. De blik vooruit, zodat de Afsluitdijk er na ruim tachtig jaar weer tegen kan, zonder dat de waterkering op een populaire manier wordt ‘opgepimpt’ maar waar het aloude Hollandse licht weer, hoe zal ik het zeggen, op wordt gehaald.

Maar er is méér. A.D. Nuttall schrijft in een schitterende studie over Shakespeare, Shakespeare the Thinker (2007) over het verschil tussen ‘kwalitatieve’ en ‘kwantitatieve’ identiteit. Wanneer we de Afsluitdijk tachtig jaar geleden op foto’s zien, of die van nu, zien we dezelfde dijk. Maar de Afsluitdijk van nu is niet meer dezelfde zoals hij op ons over komt, zoals terecht door Roosegaarde werd gezegd. Het enige dat kwantitatief hetzelfde is gebleven, is de Waddenzee en het IJsselmeer. Maar ook hier is er kwalitatief een verschil door de veranderde lichtinval. Roosegaarde probeert die terug te vinden, als – om een vergelijking van Nuttall aan te halen – Narcissus zijn spiegelbeeld.

Mensen neigen als Narcissus naar zelfzucht, zegt de filosofe Martha Nussbaum in een interview (in: Filosofie Magazine, mei 2015), maar we moeten ‘onze verbeelding gebruiken om ons te verbinden met een grotere gemeenschap (…). Het idee van de natie, mits dat op de juiste wijze was geconstrueerd, hielp om de geest naar buiten te richten.’
Daarom mogen we er trots op zijn dat Roosegaarde het licht probeert te reconstrueren zoals het eens was. Over verbeelding gesproken! Maar ook op Nederlanders die in het buitenland helpen in de strijd tegen het water.