Nationaal Holocaust Museum i.o.

Majdanek (2009)

Majdanek (2009)

Hervormde Kweekschool

Het is niet de eerste keer dat het me overkomt. Het gebeurde al eerder, toen ik bij het voormalige concentratiekamp Madjanek uit de bus stapte. Een onbetwistbare brandgeur van een barbecue drong mijn neusgaten binnen. Maar het was iets anders: een synesthetische ervaring.

Ik zou wat ik bij een bezoek aan het Nationaal Holocaust Museum i.o. (foto rechts) niet zo willen noemen, maar wat ik hoorde en zag was er niet minder opvallend door. In één van de ruimtes hangt Adressen (2013) van Bart Domburg. Een met een fineliner opgeschreven straatnamen en huisnummers van plaatsen waar joden werden weggevoerd. Een indrukwekkend werk, dat op het moment dat ik ervoor stond door een medewerkster van het museum voorzichtig met een fijne borstel stofvrij werd gemaakt. De zorgvuldigheid waarmee ze het deed raakte me. Evenals een mevrouw die even daarvoor zich al naar de adressen toegebogen stond, en tegen iemand zei: ‘Het danst helemaal.’

Op dat moment schoven twee beelden bij mij over elkaar: dat van de dans waarop de joden in de kampen van de beulen moesten dansen, en die Sjostakovitsj in verschillende composities wrang verklankte. En dat van een hora die ik eens op een avond zag dansen door een moeder en een klein kind in een kibboets in Israël. Statig en naar elkaar toegewend. Uit de ene dans spreekt een ongehoorde droefheid, uit de andere een onuitblusbare hoop. Beide gevoelens bekruipen je als je het nieuwe museum in Amsterdam bezoekt. En dat is ook de bedoeling van de oprichters ervan.

In een andere ruimte hangen negen schilderijen die Jeroen Krabbé schilderde naar aanleiding van het levensverhaal van zijn vermoordde grootvader, Abraham Reiss. Op het laatste ervan is een groepje ganzen afgebeeld, wiens gegak – zoals Jules Schelvis berichtte – de noodkreten van de mensen in de gaskamer moest overstemmen. Ik stond pal voor een geblindeerd raam, waar opeens vogelgeluiden doorheen naar binnen drongen. Vogels uit Artis, dat immers om de hoek aan de overkant van de straat ligt. Het kwam opeens wel heel erg dichtbij en ontdaan ben ik stilletjes weggelopen.

http://www.jck.nl

http://bartdomburg.com/portfolio/adressen-detail/

Wijsheid

Gast-huis AmsterdamHet was alweer de laatste keer Talmoed-lezen van dit seizoen, in het Amsterdamse Gast-huis (zie foto). Het zou een bijzondere middag worden.
We lazen uit Pirké Avot (Spreuken der Vaderen). En of het nu uit de tekst zelf voortkwam, of dat het een associatie was, weet ik eigenlijk achteraf niet meer.

In ieder geval ging het op een gegeven moment over de vraag of er nu wel of niet iets vóór de schepping van hemel en aarde bestond. De meningsverschilen waren groot en heftig. De één liet zich duidelijk kennen als Verlichtingsdenker en ontkende dit ten zeerste. Het denken van een ander was gedrenkt in de mystiek en stond hier lijnrecht tegenover. These en antithese, als bij Hillel en Sjammai. Maar tot een synthese kwam het niet.

‘Het lege midden’ (Theo Witvliet, naar Karl Barth) werd volgebouwd, zodat er geen plek meer open bleef. Of toch niet? Op een gegeven moment werd met zachte hand een opening aangebracht; een derde verhief zijn stem. En is het niet altijd de derde die het hem doet, zoals bij Levinas? Hij had het over twee verschillende talen, twee vormen van verbeelding. Over twee werkelijkheden van verschillende aard, twee verhalen. We moeten de voorbeeldige discussietechniek van de Talmoed bezigen. Het laatste woord is nog niet gezegd. Wat dat wordt, moet je open houden.

En hoe het nu met datgene van vóór de schepping zit? Een mogelijk antwoord hoorde ik vanmorgen. Uit Spreuken 8:22-31, waarin de wijsheid zelf het woord neemt:

De HEER heeft mij vóór al het andere verworven, toen Hij Zijn scheppingswerk begon, schiep hij eerst mij. Ik ben in het begin gemaakt, nog voor alles er was, nog voor de aarde vorm kreeg. Toen er nog geen oceanen waren, werd ik voortgebracht, nog voor de bronnen met hun waterstromen. Toen de bergen nog niet waren neergezet, werd ik voortgebracht, nog voor er heuvels waren.
De aarde en de velden had de HEER nog niet geschapen, geen korrel zand was nog gemaakt. Ik was erbij toen Hij de hemel zijn plaats gaf en een cirkel om het water trok, de wolken aan de hemelkoepel plaatste, de oceanen bruisend op zich liet wellen, toen hij aan de zeeën grenzen stelde, het water met Zijn woord zijn plaats gaf, de fundamenten van de aarde legde.
Ik was Zijn lieveling, een bron van vreugde, elke dag opnieuw. Ik was altijd verheugd in Zijn aanwezigheid, vond vreugde in Zijn hele aarde en was blij met alle mensen.

Deze blog verscheen ook in: GM (Gast-huismagazine) nr. 102 (sept. 2016) p. 6.

Amor mundi – Peter Venmans

Amor Mundi_VenmansAmor mundi : hoe komen we tot een betekenisvolle relatie met de ander? / Peter Venmans. – Amsterdam en Antwerpen, Atlas Contact, 2016. – 240 pagina’s ; 20,5 cm ISBN 9789045030364

De titel van deze uitgave is ontleend aan het concept dat Hannah Arendt in een boek had willen uitwerken, maar dat nooit is verschenen. De filosoof Peter Venmans stelt dat dit thema, liefde voor de wereld, niets aan actualiteit heeft ingeboet. Het boek bestaat uit tien essays: het ontbreken van amor mundi vanaf de christelijke middeleeuwen tot aan het neoliberalisme, het zoeken naar individueel geluk tot wat amor mundi ons vandaag, via het denken van mensen als Camus en Sloterdijk, kan bieden. Venmans heeft drie eerdere publicaties op zijn naam staan, waarvan één over Hannah Arendt: De ontdekking van de wereld (2005). Het politieke element uit Arendts denken komt in dit boek echter niet of nauwelijks aan bod. Amor mundi is voor Venmans allereerst oordelen: je houding bepalen tegenover de wereld. Maar niet hoe je vandaar tot handelen komt. Dat kan als een gemis worden ervaren; het blijft zo bij de verkenning van het thema. Niet meer en niet minder.

Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.

Sanne van Driel – De strijd van het kleine meisje

Van Driel_AnorexiaDe strijd van het kleine meisje : een filosofie van anorexia / Sanne van Driel. – Zoetermeer : Klement, [2016]. – 200 pagina’s ; 22 cm. – Met literatuuropgave. ISBN 978-90-868717-7-3

De auteur koos filosofie als insteek om over de ervaring van anorexia te denken – anders te denken. Zij analyseert hoe dit denken tot stand komt. Met name vanuit de differentiefilosofie van Michel Foucault en Gilles Deleuze, die denken voorbij de scheiding van lichaam en geest. Anorexia is volgens Van Driel niet alleen gerelateerd aan psychopathologie, maar ook aan een poging iemand anders, een ‘beter’ iemand te worden. Tegenover de vraag wat ziek maakt, zet ze filosofie die levenskrachten aanspreekt. De schrijfster (1986) studeerde op dit onderwerp af aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. In 2014 ontving zij voor haar masterscriptie de Van Helsdingenaanmoedigingsprijs. Dit verre van eenvoudige maar sterke boek is bedoeld voor lezers die zijn geïnteresseerd in studies op het raakvlak van psychiatrie en filosofie.

Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.

Beeld 2: Thom Puckey

Thom Puckey_Beeld 2Alison Lapper

Tijdens Beeld 2 van de Amsterdam Art Fair 2016 toont Galerie Gerhard Hofland een beeld van Thom Puckey (foto links, Johannes Vermeerstraat 29, Amsterdam, 25 t/m 29 mei. http://www.amsterdamartfair.nl). Het beeld doet op het eerste gezicht denken aan Marc Quinns beeld van Alison Lapper op het Londense Trafalgar Square (foto rechts). Met dit verschil dat de vrouw van Puckey op een matras zit, en wordt omringd door revolvers die een groot contrast vormen met het witte marmer; je zou het met Louis Ferron een vorm van emancipatie kunnen noemen. T.g.v. deze expositie herplaats ik hier met toestemming een column uit Wervelingen (zomer 2004).

In het boek Werken van barmhartigheid, dat verscheen bij een tentoonstellingsproject uit 1998, staat bij een essay over het beeldend werk van Peter Schouten een afbeelding van diens Wervelkolom van de 20e eeuw. ‘Het beeld oogt als een reeks vleesgeworden aforismen van Elias Canetti, maar in de hoge vitrine lijkt het ook een pronkstuk uit de collectie van een museum voor natuurlijke historie’ (p. 35).

Het beeld staat als ‘pronkstuk’ ver af van de traditie binnen de afbeeldingen in het kader van de Zeven werken van barmhartigheid. Daarop was, zie ook de afbeeldingen in bovengenoemd boek, altijd wel iemand te vinden met een rugprobleem. Meteen op p. 8 is het al raak: het oudste voorbeeld in de Noordelijke Nederlanden, geschilderd door de anonieme Meester van Alkmaar (Rijksmuseum, Amsterdam). En zo gaat het maar door; iedereen kent immers de allegorie Caritas van Pieter Bruegel de Oudere (Boijmans Van Beuningen, Rotterdam).

Ook in Louis Ferrons roman Werken van barmhartigheid wordt een anders-gevormde ten tonele gevoerd, ‘wankelend achter zijn rollator dan wel strompelend op krukken’ (p. 246) – badend ‘in het licht van mededogen en erbarmen.’ De één vindt hem ‘wel een lollig ventje’, de ander ‘de trotse vrucht aan de boom der emancipatie van minderheden van welk slag of geslacht dan ook’ (p. 247).

Tussen beide uitersten, ‘mededogen en erbarmen’ dat van de gezichten van de weldoeners op een schilderij in de traditie van Werken van barmhartigheid druipt en ‘de trotse vrucht aan de boom der emancipatie’ zit een wereld van verschil. Ik betrapte me er echter op het jammer te vinden dat Peter Schouten met z’n kaarsrechte Wervelkolom van de 20e eeuw en Tineke Smith in haar serie Zeven werken (zie het boekje Zeven werken in Amsterdam; diaconie in beeld) deze traditie hebben verlaten. Immers: hier ging het om een autonome anders-gevormde, los van medelijdende dan wel neerbuigende of zelfs wegkijkende blikken. Maar uiteindelijk denk ik dat Louis Ferron gelijk heeft en dat het gaat om ‘de trotse vrucht aan de boom der emancipatie’ – maar dan in combinatie met empathie.

Een voorbeeld vormt de discussie rond het beeld van Alison Lapper, een vrouw met phocomelia, een afwijking waardoor ze geen armen en korte benen heeft. Beeldhouwer Marc Quinn maakt van haar een beeld voor op Trafalgar Square in Londen. Er zijn mensen die vinden dat dit niet kan, terwijl anderen er blij mee zijn omdat het bewuster zou kunnen maken van mensen met een handicap. Maar dan, en daar gaat het uiteindelijk om, aan de hand van een autonoom beeld van een trotse en sterke vrouw, zonder de connotatie van neerbuigendheid die uit de traditie van de Zeven werken van barmhartigheid spreekt.

En dan gaat het niet meer om een neerbuigend mededogen en erbarmen van de kant van een diaconie, maar om ‘de beschaamde openlijk bijtreden in zijn schaamte’, het, omdat dat de zin van het leven uitmaakt, met empathie naast degene met een handicap gaan staan en vanuit die grondhouding ondersteuning en hulp bieden waar het nodig is. Of – om het citaat van Thomas Roosenboom in zijn boek Spitzen volledig aan te halen: ‘Ja, de hongerige voeden, de dorstige laven, de naakte kleden, maar daarenboven, nog veel grotere getroosting, de beschaamde openlijk bijtreden in zijn schaamte’ (p. 19).

Marcello’s Estro poetico-armonico

MarcelloTijdens het a.s. Festival Oude Muziek in Utrecht, zal het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Richard Egarr enkele Hebreeuwse Psalmen van Benedetto Marcello (zie afb.) uitvoeren: http://oudemuziek.nl/musici/richard-egarr-nederlands-kamerkoor/

Ter gelegenheid daarvan plaats ik hier een gedeelte uit mijn boekje Dialoog in muziek (1997) dat over deze componist en deze bundel gaat.

 

In het begin van de 18de eeuw verzamelde Benedetto Marcello in de Duitse synagoge van Venetië, de Scola grande tedesca, muziek waarvan de invloed duidelijk aanwijsbaar is in zijn hoofdwerk Estro poetico-armonico (1724-1727), dat meerstemmige zettingen bevat van vijftig psalmen, in de Italiaanse berijming van Girolamo Ascanio Giustiniani.

Als voorbeeld mag de aanwezigheid in Marcello’s bundel dienen van Ma’oz zur, die door de Ashkenazische gemeenschap werd gezongen na het ontsteken van de Chanoeka-lamp, waarmee het wonder werd herdacht dat één oliekruikje voor acht dagen licht in de tempel leverde. Deze melodie is uit Duitsland afkomstig en dateert waarschijnlijk uit de 13de eeuw. Ze wordt nog steeds gezongen in Italië, Israël en de Verenigde Staten. In totaal zijn twaalf van de vijftig psalmen gebaseerd op synagogale melodieën, waaronder één van de fraaiste, Psalm 22, waarin ‘Yitgadal v’yitgadash sh’me raba!’ weerklinkt.

Hoe moet de invloed van het joods-muzikale erfgoed op Marcello worden geduid? Men is er niet van af door vast te stellen dat na de roof- en kruistochten in Venetië westerse en oosterse luister tot een unieke eenheid werd versmolten. Het is veeleer de vraag in hoeverre de joodse invloed een geïntegreerd bestanddeel vormde van het kunstenaarschap van Marcello, maar ook van Alessandro Scarlatti. Deze voegde in zijn Lamentazioni per la Settimana Santa (ca. 1708) op de joodse muziek geïnspireerde melismen (= reeks tonen op één lettergreep) toe aan met name het acrostichon (= naamvers) van de Klaagliederen.

Het valt te betwijfelen of wij er ooit precies achter zullen komen. Net zo min of wij zullen weten wat Orazio Vechhi (1550-1605) tegen het einde van de 16de eeuw bezielde toen hij, gefascineerd door synagogale gezangen, deze verwerkte in zijn polyfone madrigaal-komedie Amphiparnasso.

Maar misschien worden we straks tijdens het Festival Oude Muziek in Utrecht op 1 september, door verschillende uitvoeringen en lezingen, wél weer een stukje wijzer!

In de stilte tussen de noten

Hurdegaryp_Hofkerk‘Het had Dvořák moeten zijn, want dat speelde ze zoveel’ zegt een buurman van mijn lieve oud-buurvrouw die is overleden. Maar zij had anders besloten: Mozart en Schubert zouden het worden. Haar pianoleraar speelde muziek van hen. Op haar eigen piano, die naar de Hofkerk in Hurdegaryp was overgebracht (zie foto). Daar was het afscheid. En daar werd ze, naast de kerk, begraven.

De piano(leraar) vertelde haar levensverhaal. Het zat in de stiltes tussen de noten. Het klonk alsof ze het zelf vertelde, in haar flat in Leeuwarden. Waar de kinderen het hadden over de vrouw ‘die zich geraakt wist door de leegheid die het platteland geeft’, hoorde je dat terug in de ruimte tussen de noten.  En verder ging het, over ‘een vrouw ook (…) die één uitlaatklep had om alle indrukken van het leven een plekje te geven: haar muziek, haar piano, haar zingen…’. Dat hoorde je in de schrijnende open plekken in de muziek van Schubert, waar woorden tekort schoten. Met alle respect voor Dvořák: ja dat zit meer in de muziek van hem.

Dát is wat muziek kan bieden. Dát is het wat we allemaal in de stiltes tussen de noten hoorden, zoals wat gezegd wil worden soms tussen de regels of in een witregel staat. Esther Gerritsen is er sterk in, hebben we tijdens de afgelopen Boekenweek weer uit het Boekenweekgeschenk kunnen opmaken. Ongetwijfeld hebben de pianolessen eraan bijgedragen om de muziek zó te spelen, met die veelzeggende stiltes tussen de noten. En daarom is het zo onvoorstelbaar dat we leven in een land dat dit niet altijd inziet en er niets over wil horen, op muzieklessen op scholen beknibbelt en muziekscholen sluit.

Hoeveel een mens, de levenden en de nabestaanden, daarmee kan worden ontnomen, hoezeer je het leven van iemand daarmee tekort kan doen, bleek weer in de Hofkerk in Hurdegaryp. ‘Niet te moeilijk hoor, anders snappen de kinderen het niet’, had Jap tegen haar pianoleraar gezegd. Ik denk dat ze het helemaal hebben begrepen zo niet hebben aangevoeld. En veel mensen die bij het afscheid aanwezig waren met hen.

Maarten van Buuren, Jan Knol, Yehudit Sasportas en Spinoza

Jan KnolMaarten van Buuren

 

 

 

 

 

Afgelopen zaterdag hield Maarten van Buuren (foto links) een lezing over het eerste gebod (‘Ik ben de Here uw God’) volgens Spinoza. Hij deed dat in het kader van het tweede jubileumweekend van de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden. Hierin ging hij onder meer in op de drie vormen van kennis die Spinoza onderscheidt: waarneming – rede – intuïtie.

Het viel mij op dat hij het laatste begrip uitlegt als ging Spinoza uit van de hedendaagse invulling hiervan. Met een beetje Sartre erover heen: het naar de voorgrond brengen, datgene wat te ver in het bewuste is weggestopt weer naar boven halen. Intuïtie is volgens Van Buuren een geestelijke oefening, een geesteshouding als hexis (ἕξις) bij Aristoteles.

Het is altijd leuk om een andere kijk op iets te krijgen. Maar om nu te zeggen, zoals Erno Eskens (programmadirecteur van de ISVW) deed, dat Van Buuren met zijn boek over Spinoza (Spinoza, vijf wegen naar de vrijheid) – en er volgen er meer, begreep ik – een nieuw standaardwerk over hem heeft geschreven gaat mij wat te ver.

Ik hou het voorlopig bij de definitie die Jan Knol (foto rechts) over intuïtie in één van zijn boeken over Spinoza gaf. Het gaat er bij Spinoza’s intuitie om ‘alle afzonderlijke dingen te zien in het licht van de eeuwigheid’, het gaat erom ‘dat we in een flits zien dat alles en iedereen een bepaalde verschijningsvorm is van de ene substantie, God.’

Yehudit_Sasportas_foto_Robert_Glas[1]

Yehudit Sasportas: The Lightworkers (2010) – foto Robert Glas

De proef op de som kan worden genomen aan de hand van bovenstaand kunstwerk dat te zien is op de tentoonstelling Once in a Lifetime in de Amsterdamse Oude Kerk. Het is een video-projectie van de Israëlische kunstenares Yehudit Sasportas. Volgens het boekje bij de tentoonstelling is ‘de relatie tussen het bewustzijn en het onderbewustzijn een belangrijk motief in haar werk.’ Het videowerk doet meer denken aan Van Buurens omschrijving van intuïtie bij Spinoza, dan aan die van Knol. Maar iedereen wordt door de Stichting Oude Kerk en het Humanistisch Verbond uitgenodigd daarover zelf te reflecteren. Bijvoorbeeld op zaterdagen om 11.00 en 13.00 uur tijdens een Wandelgesprek.

Thuisgekomen na het weekend over ‘De privésfeer & religie’ las ik dat Jan Knol op Hemelvaartsdag is overleden. Zijn boeken staan op een rijtje in mijn boekenkast. Ik grijp er met enige regelmaat naar. Nu in de trieste wetenschap dat er geen meer aan zal worden toegevoegd. Zijn nagedachtenis zij tot zegen.

Once in a Lifetime
12 mei t/m 28 augustus 2016 in de Oude Kerk, Amsterdam
http://www.oudekerk.nl/nl/programma/kalender/once-in-a-lifetime
http://www.humanistischverbond.nl/once-in-a-lifetime-tentoonstelling

Op dinsdag 10 mei a.s. is er tussen 19:00 en 20:00 uur gelegenheid tot afscheid nemen van Jan Knol in het Kompas in Smilde. De dag erna wordt om 11.00 uur in de Koepelkerk, ook in Smilde een afscheidsdienst gehouden. Voorafgaand aan deze dienst is er vanaf 10.15 uur gelegenheid tot condoleren.
Adres Koepelkerk en het Kompas: Veenhoopseweg 12 B, Smilde
De begrafenis vindt plaats in besloten familiekring. 

Troubles of Man

George BenjaminBejun Mehta

 

 

 

 

De filosoof David Hume zocht het antwoord op de vragen over oorlog en onderdrukking, ziekte en dood, woede en wanhoop in de richting van melancholie. In die sfeer valt ook de Theologie van de droefheid die Wessel ten Boom uitdacht.[1] Ten Boom definieert droefheid als ‘de natuurlijke stemming die het mens-zijn vanwege zijn tekorten en gebreken oproept en waarmee we moeten en ook kunnen leven, mits hij niet al te overheersend wordt.’[2] De ‘gave der tranen’ (Miskotte) zorgt er volgens Ten Boom voor ‘dat ons hart zich niet verhardt of dat wij in wanhoop ontaarden’.[3] Mijns inziens ligt hierin – als je droefheid als een vorm van verzet beschouwt – een opdracht om wanhoop ten goede te keren, of zoals Shakespeare een oude man laat zeggen: God’s benison go with you and with those / that would make good of bad and friends of foes (Macbeth, 2e akte 4e scène).

Ik moest aan Hume, Ten Boom én Shakespeare denken, toen ik het eerste werk op de recente zevende CD in de serie Horizon van het Koninklijk Concertgebouworkest opzette: Dream of the Song van George Benjamin (zie linker foto). Met name het tweede deel, The multiple troubles of Man:

The multiple troubles of man,
my brother, like slander and pain,
amaze you? Consider the heart
which holds them all
in strangeness, and doesn’t break.

Het is een tekst van Samuel HaNagid, een joodse dichter uit het Granada van de elfde eeuw. De orkestbegeleiding begint en eindigt met een fraaie hobosolo. ‘De muziek beweegt zich tussen kalm en geagiteerd’, schrijft Floris Don in het begeleidende boekje. Joep Stapel gebruikte in zijn recensie voor NRC Handelsblad het woord ‘weemoed’.
De in totaal zes liederen worden geweldig uitgevoerd door countertenor Bejun Mehta (zie rechter foto), het Nederlands Kamerkoor en het Koninklijk Concertgebouworkest onder leiding van de componist.

Op deze CD staan voorts: Era van Magnus Lindberg, een werk met de allure van Sibelius, fuoco e fumo van de Nederlandse componist Richard Rijnvos, dat de brand van La Fenice in Venetië (1996) verklankt, en het aansprekende The Wolf, een contrabasconcert van Tan Dun met Dominic Seldis als solist.
Een prachtige CD, mooi opgenomen en vergezeld van een informatief boekje in het Nederlands, Frans, Duits en Engels. Als u abonnee wordt van de mooie Horizon-serie voor het seizoen 2016-’17 krijgt u de CD. Van harte aanbevolen!

[1] Wessel ten Boom, ‘Een pleidooi voor droefheid’, Ophef (nr. 4 2015) 45-53.
[2] Id., 45. Nadrukkelijker moet worden benadrukt dat melancholie ook een psychopathologische ziekte is.
[3] Id., 47.