Rust en bezinning – The red turtle

The red turtleEen man spoelt aan op een onbewoond eiland en probeert er weer vanaf te komen. Wanneer en waar wordt niet duidelijk. De verwikkelingen die dit oplevert, vormen de rode draad in de film The red turtle. Een sprookjesachtige Frans-Japanse animatiefilm van de Nederlandse regisseur
Michael Dudok de Wit.

Een film die allerlei grenzen verkent. Tussen natuur en cultuur, waarbij het rood van de zeeschildpad staat voor bloed én voor liefde. Tussen water en land, want zowel de schildpad als talloze krabbetjes die voorbij komen bivakkeren op de grens ervan en volgen de aangespoelde man de zee in of het land op. Tussen mens en dier, zoals je dat uit sprookjesverhalen kent. Tussen hoop en wanhoop ook, wanneer de man fata morgana’s ziet waarin een strijkkwartet in 18de eeuwse kleding een flard Janáček speelt, en wanneer een tsunami het eiland overspoelt en een spoor van vernietigingen achterlaat.

Allemaal prachtig vorm gegeven, zoals de broekspijpen van de man die zachtjes heen en weer gaan door de wind, zoals de lange schaduwen die op het strand worden geworpen. Alleen de muziek is misschien soms wat al te bombastisch.

Bovendien spelen er allerlei Bijbelse, symbolische motieven mee in deze film. Zo slepen de krabbetjes telkens weer takjes voort over het zand, zoals de duif na de zondvloed een olijftakje in zijn bek had als teken van een hoop, van een nieuw begin. En zo tekent de man in ’t zand, zoals eens Jezus deed. De man tekent alsof ware het een rotstekening uit een lang vervlogen verleden. Jezus schreef woorden, maar we weten niet welke. Zoals de kreten die de man slaakt ook niet duidelijk te herleiden zijn, maar de bedoeling ervan wel duidelijk is.

Achter me loopt een grootmoeder met haar kleinzoon de bioscoop uit. Hij heeft het een mooie film gevonden. Maar op de vraag van zijn grootmoeder of hij er ook een moraal in heeft gezien, antwoordt hij ontkennend. Toch zit die moraal er denk ik wel degelijk in; de film is niet louter een woordloze vertelling van de levenscyclus van een mens, geboren uit het water, steeds ouder en grijzer wordend. De boodschap zou kunnen zijn dat vluchten niet meer kan (Frans Halsema en Jenny Arean). Of dat er geen ontkomen aan is. En er zit ook een oproep in: blijf dicht bij jezelf, zoals de rode zeeschildpad ons denk ik leert.

Ik moet eraan denken wanneer ik thuis de toespraak lees en zie die de Duitse bondskanselier Angela Merkel gisteren in Berlijn hield. En in De Groene Amsterdammer een mooi stuk lees van Rutger van der Hoeven. Over een gecondenseerd jaar dat de wereld ook in een goede richting kan trekken. ‘Zoals 1989, met opwarmers aan het einde van het bewind van Pieter Botha, Hirohito en Ronald Reagan, en aan het eind van het jaar het neertuimelen van de communistische regimes in Oost-Duitsland, Tjsecho-Slowakije, Polen en de rest.’ Maar 2016 voelt als een slecht jaar. Toch is er volgens de auteur hoop: ‘Een les van die samengebalde jaren is dat crises ook weer overgaan. Net als de cyclus van terrorisme.’

Daarom heeft Merkel denk ik gelijk: laten we onze kalmte bewaren en ons eerst bezinnen voor we ons uitspreken over mogelijke daders, IS of niet. Dat is wat we volgens Van der Hoeven kunnen bijdragen: rust en bezinning. Zoals Merkel en Van der Hoeven ons voordoen. Zoals The red turtle ons voorhoudt.

http://www.groene.nl/artikel/crisis

De klop op de deur

Johann_Sebastian_BachAfgelopen week maakte ik een aantekening bij een retweet met een link naar een uitvoering van het orgelkoraal Wer nur den lieben Gott lässt walten BWV 642 van Joh. Seb. Bach (zie afb.) door Dorien Schouten. Er ontspon zich een interessante discussie hierover met de Nederlandse Bachvereniging.

Mijn bezwaar richtte zich tegen de tekstopvatting dat hier sprake zou zijn van ‘de God van het Oude Testament’. Krijgshaftige bazuinen in het pedaal waren de muzikale uitwerking ervan. Immers: in deze nog steeds – wat mij betreft voortwoekerende – visie zou de God van het Oude Testament de God der wrake zijn, een wrede God. En – dat komt er dan meestal meteen achteraan – de God van het Nieuwe Testament de God van de liefde. Alsof er twee Goden bestaan.

En dan heb ik het nog niet eens over nog een stapje verder in deze gedachtegang, waarin de boodschap van het Oude Testament, die vol oorlog en geweld heet te zijn, wordt geplaatst tegenover die van het Nieuwe. Alsof daar geen sprake is van geweld op z’n tijd! ‘Het is zo anders’, dat Oude Testament, ‘dan de boodschap van Jezus: heb je vijanden lief en bid voor wie je vervolgen’ las ik onlangs nog in de Bijbelse Dagkalender 2016. Het is om moedeloos van de worden.

Maar dan opeens is er weer een uitleg van een Bijbelgedeelte uit het Nieuwe Testament waardoor je opveert. Afgelopen zondag gebeurde het in de uitleg van André Fox in de  Oude Kerk in Amsterdam. En thuisgekomen hoorde ik op youtube dezelfde opvatting uit de mond van Evert Jan de Wijer, de predikant van de Thomaskerk in de hoofdstad.
Het draaide om Lucas 11:1-13, een tekst over bidden. Maar dan met een andere insteek dan in de Bijbelse Dagkalender.
Direct nadat Jezus Zijn discipelen het Onze Vader heeft leren bidden, volgt een gelijkenis over een vriend die midden in de nacht aanklopt en vraagt of hij drie broden kan lenen. De man aan wie dit wordt gevraagd, geeft geen thuis. Jezus geeft het advies om onbeschaamd door te blijven gaan met op de deur kloppen.

Zittende Maria_omgeving Adriaen van WeselDe uitleg over wie die man is die geen gehoor geeft, wees richting God. En dat kun je alleen maar denken en zeggen als je door de uitlegtraditie van het jodendom heen bent gegaan en die hebt geïnternaliseerd; op die manier is er, ondanks dat ik wel eens moedeloos wordt, hoop. Het is net als Jezus die Zijn hand legt op het Boek, zoals het beeld ‘Zittende Maria met staand Christuskind’ toont uit de omgeving van Adriaen van Wesel (Museum Catharijneconvent, Utrecht, zie afb.). Niet om ons de les te lezen, zoals Herman Pleij meent (bijschrift tentoonstelling ‘De zomer van Herman Pleij’, t/m 4 september 2016), maar omdat ook Hij de joodse leer in zich heeft opgezogen als was het moedermelk.

En de man die klopt? Dat zijn wij, die onbeschaamd door moeten gaan met kloppen. Met schreeuwen wellicht. En met – voeg ik eraan toe – het stellen van de vraag: ‘Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?’ (Gerard Reve). Zonder moedeloos te worden.

Opeens ga ik al die klopmotieven in het werk van Bach ook wat anders beluisteren …

https://twitter.com/Bachvereniging/status/756902694510534656

http://allofbach.com/nl/bwv/bwv-642/#organiste-dorien-schouten

https://www.debijbel.nl/link/Lucas%2011:1-13/1baa9f2436fc6bba0314219a9669bab5

https://www.youtube.com/watch?v=01KI97acyBE&feature=youtu.be

Explain

Toroni_InterventionHirst_Spot painting

 

 

 

 

 

Laten we er een queeste van maken: hoe zou je als niet-ingevoerde in de hedendaagse kunst reageren op de werken die Rudi Fuchs koos voor ‘zijn’ tentoonstelling Opwinding in het Amsterdamse Stedelijk Museum (nog t/m 2 oktober a.s.)? Met een roep om ‘Explain’, zoals één van de tachtig dia’s onder de titel 16th century van Robert Barry heet.

Het is geen gemakkelijke tentoonstelling, want er wordt louter een beroep gedaan op kijken, kijken en nog eens kijken. Zonder titelbordjes bij de werken. Die vind je terug op de website van het Stedelijk. Het is ook geen gemakzuchtige tentoonstelling. De ‘stippen’ op Damien Hirsts Spot painting (1993, afb. links) vind je bij wijze van spreken terug op Invention (1987, afb. recht) van Niele Toroni – maar dan anders. Fuchs heeft ervoor gewaakt ze bij elkaar te hangen. Maar ze gaan wél met elkaar in gesprek, over de zalen heen, in het visuele geheugen van de bezoeker van deze stil makende expositie.

Nee, Toroni’s met een nr. 50-penseel gezette stippen op regelmatige afstand van dertig centimeter gaat op een veel subtieler manier in dialoog met Carl Andres Palisade (1976) van hout. Blokken hout  van – lees het maar na in een essay van Fuchs op de website van het Stedelijk – dertig bij dertig centimeter die aan elkaar gelijk zijn, zoals de stippen, maar ook weer niet. Je hoeft het niet eens (na) te lezen, je voelt het gewoon aan.

Het is typerend voor Fuchs, net als het feit dat je aan het begin van de tentoonstelling de Rotgruppe. Zwischen Grün und Dunkelviolett (1956) van Richard Paul Lohse aantreft, en aan het eind het broertje of zusje ervan: Phi Painting (2016) van Steven Aalders. Ze markeren met een beetje fantasie als het ware de periode waarin Fuchs directeur was van het Van Abbemuseum in Eindhoven, het Gemeentemuseum in Den Haag en het Stedelijk Museum.

Toch zijn er ook die typisch formele overeenkomsten van werken die wél naast elkaar hangen c.q. staan, zoals de hartvorm in Thomas Scheibitz’ Ohne Titel (2000) en Tracey Emins I promise to love you (2007). Of inhoudelijk. Bij Kounellis’ Zonder titel (2011) en Hamish Fultons Mount Thor (1976) is sprake van een reis. Respectievelijk per trein (rails op doek) en per voet in Canada (zwart-witfoto). Je mag ze het zelf verder invullen, en daartoe staan uitnodigend prachtige stoelen van Donald Judd klaar. Over alles is nagedacht.

Er wordt natuurlijk ook teruggegrepen op de kunstgeschiedenis zelf. Domenica Bianchi, een vertegenwoordiger van de Arte Povera deed het in een prachtig, titelloos werk uit 1992, waarin wordt gespeeld met de bollen, kegels en vierkanten van het kubisme. En doorheen slingert een oplichtende, haast middeleeuwse banderol.

Het mag dan bij deze keuze primair om kijken, kijken en nog eens kijken gaan – maar behalve de ratio doet ook zeker het gevoel van zich spreken. Neem Arnulf Rainers Haufen (1974-’75) waarop voetafdrukken in het rode zand staan afgebeeld. Drukt het de hoop uit dat de bebloede aarde eens vertrapt zal zijn? Of neem Anselm Kiefers Fallender Engel (1979). Ook door bloed verzengde aarde met een verduisterde zon. Hier lijkt alle hoop geweken, of toch niet?

Zit de hoop niet in het hart van Torquato Tasso (1976) van A.R. Penck? Goethe maakte een theaterstuk dat naar hem is genoemd. En laten nu tijdens de tentoonstelling fragmenten uit diens Faust worden gelezen. In verschillende talen, door verschillende auteurs. Het kan geen toeval zijn en slaat niet alleen op het feit dat Goethe dit werk later weer oppakte, zoals Fuchs deze expositie na zijn pensioen vorm gaf. Maar het is ook iets dat een toevoeging betekent aan de visuele indrukken van deze ronduit schitterende tentoonstelling.

http://stedelijk.nl/tentoonstellingen/opwinding

Badend in het zonlicht

Adriaen van de Velde_DoornenkroningGisteren toog ik naar het Amsterdamse Museum Ons’ Lieve Heer op Solder. Ik wilde de vijf schilderijen van Adriaen van de Velde wel eens zien, die sinds 24 juni jl. in deze kerk zijn samengebracht. In plaats van, of als aanloop tot de grote tentoonstelling in het Rijksmuseum. Dat viel nog te bezien.

Ze werden, las ik, in 1664 speciaal voor deze kerk gemaakt maar verhuisden in 1670 naar een andere huiskerk. Uiteindelijk belandden ze in de Augustinuskerk, pal bij mij. Een kerk die ondertussen is gesloten. Maar nu zijn ze weer terug op hun oorspronkelijke plek. Naast die ene, Doornenkroning, die er al hing (zie afb.)

Bij de ingang wist iemand me al te vertellen dat ze alle vijf naast elkaar hangen op de tweede galerij van de kerk. Dat scheelde zoeken. Na de klim daarnaar toe, werd ik vriendelijk welkom geheten door een jonge man wiens eerste werkdag het bleek te zijn. Daarom, zei hij, kon hij me, hoewel hij van het bestaan van de schilderijen wist, er verder weinig over vertellen.
Dat is natuurlijk geen enkel punt, maar van de audiotour die me beneden al in handen was gedrukt, werd ik ook niet wijzer. En ook dat kan eigenlijk nog niet – een al aangepaste en aangevulde tekst, zo kort na de definitieve tentoonstelling van de vijf schilderijen. Was ik misschien te vroeg of was er meer aan de hand?

Jammerlijker was namelijk dat je eigenlijk geen goed idee van de schilderijen kan krijgen. Het leken me prachtige voorstellingen van de hand van een schilder die – vond ik in de Rijksstudio de databank op de website van het Rijksmuseum -, ook een mooie Verkondiging van Maria (1667) voor een schuilkerk schilderde, en doek dat nu in een particuliere collectie zit. Ik kon de vijf niet goed zien, omdat het zonlicht er op deze zomerse middag stralend op viel. Hoewel er voor de raampjes gordijnen hangen, die vast ook dicht kunnen.

Ik begreep dat de schilderijen het lijden van Christus verbeelden en tezamen een passieserie vormen. Maar als niet-katholiek had ik moeite, voor zover ik er een glimp van kon opvangen, één en ander te duiden. Daarom zou een A4tje met een korte toelichting welkom zijn. Met een tekst in de trant die de Rijksstudio biedt, en waarin ook de symboliek in slechts enkele zinnen wordt uitgelegd: ‘Links verschijnt de engel met een lelietak uit de wolken, rechts zit Maria voor een opengeslagen boek dat op een tafel ligt.’ Een verdere invulling kun je aan de bezoeker overlaten; die moet uiteindelijk ook wat te doen hebben.

Een beetje teleurgesteld daalde ik de trappen weer af. Misschien moet ik nog een keertje terugkomen. En/of ondertussen toch naar de tentoonstelling in het Rijksmuseum, waar tot en met 25 september profane werken van Van de Velde in al hun glorie te zien zijn. Zonder dat er zonlicht op valt, en daardoor des te beter.

 

http://www.opsolder.nl/adriaen-van-de-velde-terug-het-museum

https://www.rijksmuseum.nl/nl/adriaen-van-de-velde

 

De getemde feeks

Shakespeare

 

 

 

 

 
De afgelopen week, en het begin van een nieuwe, heb ik mij beziggehouden met De getemde feeks van Shakespeare (zie afb. rechts). Dit naar aanleiding van het verschijnen van de Nederlandse vertaling door Marijke Versluys van Vinegar Girl van Anne Tyler: Azijnmeisje, De getemde feeks opnieuw verteld.

Alvorens ik me aan het lezen van dit geweldige boek zette, bekeek ik de dvd van de opvoering van The Taming of the Shrew door de Royal Shakespeare Company (2011). De vroege komedie van de Bard over twee dochters: Katharine en Bianca. Hun vader, Baptista, staat erop dat de oudste, Katharine het eerst trouwt. Zij heet een feeks of een azijnmeisje te zijn. De enige die dit wil, is Petruchio. En zo geschiedt. De feeks heet door hem getemd te zijn. Of is er meer aan de hand?

Pas vandaag viel mij de gelijkenis op met het verhaal van Jezus, Martha en Maria (Lucas 10: 38-42, zie schilderij van Joh. Vermeer links). Natuurlijk gaat elke vergelijking een beetje mank, maar toch. Martha valt tot op zekere hoogte te vergelijken met Katharine: waar Bianca alles achter zich laat slingeren, ruimt zij op. In de hervertelling van Tyler heet ze Kate Battista, en brengt ze haar vader meermalen zijn vergeten broodtrommeltje met zijn lunch voor tussen de middag na.

In Lucas heet het dat Martha helemaal in beslag wordt genomen door het dienen (diakonia) van de gasten, terwijl Maria aan de voeten van Jezus zit te lernen. Ze doet er haar beklag over bij Hem, maar Hij wijst haar terecht nadat hij twee keer haar naam heeft genoemd; in de Bijbel het teken dat er een omwenteling aankomt. ‘Je bent zo bezorgd en je maakt je veel te druk’, zegt Hij.

Op de dvd gebeurt op het eind hetzelfde als Karel Eykman in zijn Kinderbijbel laat gebeuren: iedereen gaat aan tafel. Bij Eykman nog gevolgd door het gegeven dat Jezus en Maria de afwas doen.
Wat er naar mijn gevoel in de prachtige monoloog die Katharina (Kate) aan tafel afsteekt gebeurt, is hetzelfde als waartoe Jezus oproept: heb vertrouwen (pistis), schenk elkaar een glimlach en een vriendelijk woord. Hier zit geen getemde vrouw, maar een sterke vrouw die ons lehrt. Ze wendt zich in de versie van Tyler tot Bianca (Bunny) en zegt:

‘Het valt niet mee om een man te zijn. Heb je daar ooit over nagedacht? Als mannen ergens last van hebben, dan vinden ze dat ze dat moeten verbergen. Ze denken dat ze moeten doen alsof ze alles goed in de hand hebben, ze durven hun ware gevoelens niet te tonen. Of ze nou pijn hebben of wanhopig zijn of diep verdrietig, als ze liefdesverdriet of heimwee hebben of gebukt gaan onder een enorm duister schuldgevoel of ze dreigen faliekant te mislukken … “O, het gaat goed met me hoor,” zeggen ze. “Alles gaat prima.” Als je erover nadenkt hebben ze veel minder vrijheid dan vrouwen. Vrouwen bestuderen andermans gevoelens al van kleins af aan, ze perfectioneren hun radar, hun inuiïtie en hun empathie of hun intermenselijk hoehetookmagheten. Zij weten wat er onderhuids speelt, terwijl de mannen vastzitten aan sportwedstrijden en oorlogen en roem en succes. Het lijkt wel of mannen en vrouwen in twee verschillende landen wonen! Ik kruip niet in mijn schulp, zoals jij het noemt, ik verleen hem toegang tot mijn land. Ik gun hem ruimte in een oord waar we allebei onszelf kunnen zijn. Grote genade, Bunny, snáp dat dan!’

Met dank aan ds. Justine Aalders, voorganger in de dienst in de Oude Kerk Amsterdam op 17 juli 2016.

De muzikale huisapotheek – Christoph Rueger

rueger_muzikale-huisapotheekDe muzikale huisapotheek. Melodieuze recepten voor lichaam, ziel en geest / Christoph Rueger. – Utrecht : Bijleveld, 2016. – 272 pagina’s ; 22 cm
ISBN 978 90 6131 800 2

De auteur hanteert voor zijn muzikale recepten twee methoden: het zogenaamde iso-principe (smarten verzachten met overeenkomstig gestemde muziek) en de analoge benadering (verwantschap tussen de gesteldheid van een luisteraar met die van een componist op het moment dat hij een bepaald stuk schreef). Uitgegaan wordt van klassieke muziek, waarbij gegevens in de tekst en de ordening per hoofdstuk achterin niet altijd met elkaar sporen. Rueger, musicoloog en hoogleraar aan de Hogeschool voor Muziek in Berlijn, maakt rake keuzes en weet er op een toegankelijke manier over te schrijven. De doelgroep van dit boek moet vooral worden gezocht in nog niet zo diep in de klassieke muziek ingevoerde lezer met lichte kwalen. De in vorige drukken toegevoegde discografie is, wellicht onder invloed van de opkomst van Spotify en dergelijke, vervallen.

Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.

Door woorden gekust – Johan Goud

Johan Goud_Door woorden gekustDoor woorden gekust : talen van de liefde / onder redactie van Johan Goud ; auteurs: Hans Achterhuis,
Christoph Baumgartner, Bob Becking, Martien E. Brinkman, Elsbeth Etty, Jaap Goedegebuure, Johan Goud, Maarten van der Graaf, Arnon Grunberg, Oek de Jong, Marc De Kesel, Willem Jan Otten, Marjoleine de Vos, Matthea Westerduin. – Zoetermeer : Klement, [2016]. – 175 pagina’s ; 22 cm ISBN 978-90-868716-6-7

Twee maal zeven essays rond respectievelijk het thema liefde in literaire zin en met een theologische en filosofische insteek. Aangevuld met de tekst van het afscheidscollege van samensteller Joh. Goud als hoogleraar ‘religie en zingeving in literatuur en kunst’ aan de Universiteit Utrecht. De titel van het boek verwijst naar een dichtregel van Leo Vroman. Het accent in de bijdragen valt dan weer op philia (vriendschap), eros (lichamelijke liefde) en agape (naastenliefde). De auteurs zullen lezers van eerdere bundels in de reeks over literatuur en levensbeschouwing onder redactie van Goud bekend voorkomen. De thema’s zijn divers: Reve (Goedegebuure, Oek de Jong), liefdesbrieven (Maarten van der Graaff), liefde in biografieën (Elsbeth Etty), Graham Green (Grunberg), terwijl het Hooglied en Bach in verschillende bijdragen voorbij komen. Het afscheidscollege van Goud gaat over lezen als zodanig. Bedoeld voor mensen die zijn geïnteresseerd in filosofie, theologie en voor alles lezen.

Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.

Bij het overlijden van Simon H. Levie

Simon Hijman LevieJoodse Bruidje_Rembrandt

 

 

 

 

 

 

 

Op 12 juli overleed Simon Hijman Levie (foto links), oud-hoofddirecteur van het Rijksmuseum (1975-1989). Op 6 december 1988 hoorde ik een lezing van hem over Het joodse bruidje van Rembrandt (afb. rechts). Als een in memoriam plaats ik mijn aantekeningen hier. Zijn nagedachtenis zij tot zegen.

Jarenlang heeft men gezocht naar wie de twee personen op dit late innige én magistrale schilderij (ongedateerd en ongesigneerd) zijn. Dr. Levie is tot de conclusie gekomen, dat het Isaäc en Rebecca moeten zijn. Er zijn twee voorbeelden die in die richting wijzen:

  1. een fresco (voorheen toegeschreven aan Rafaël) in het Vaticaan;
  2. een schets van Rembrandt zelf (zie hieronder).

Rembrandt_schets Joodse bruidjeOp beide staat rechts bovenaan Abimelek, de koning ten tijde van Isaäc, die op Het joodse bruidje ontbreekt. Dat is niet verwonderlijk, omdat uit recent röntgenonderzoek is gebleken dat met name aan die kant een stuk van het schilderij is afgehaald. Ook aan de onderzijde is dit het geval (ontbrekende datering en signering!).

Uit de opbollende kleding van Isaäc en Rebecca kunnen we echter opmaken, dat beiden zitten in plaats van staan. En dit is iets dat past in de iconologische traditie (vergelijk met de fresco in het Vaticaan en de schets van Rembrandt). We kunnen dus concluderen dat Het joodse bruidje een groots historiestuk van Rembrandt is.

Met een andere kleur pen voegde ik later toe: Röntgenonderzoek heeft ook aangetoond dat de man een keppeltje droeg en de vrouw een kroontje.

Bruno Latour en John Rädecker

John Raedecker_Nationaal MonumentOp dit moment lees ik het pittige Wij zijn nooit modern geweest van de Franse filosoof Bruno Latour (1947). Hiervan is recent een nieuwe Nederlandse vertaling uitgekomen, in de serie ‘Boom Klassiek’. Het boek interfereert met een tentoonstelling die ik in dezelfde tijd bezocht: ‘Wonen in de Amsterdamse School’ in het Stedelijk Museum (nog t/m 26 augustus 2016).

Latour beschrijft de verhouding tussen natuur en cultuur. Moderne mensen denken volgens hem dat ze onderscheid tussen beide kunnen maken, maar in de praktijk is dat niet zo, want één en ander loopt voortdurend door elkaar.

Ik moet denken aan de beelden van John Rädecker (1885-1956) die ik in het Stedelijk zag. Hij behoorde tot De Nieuwe Kring, beeldhouwers en letterkundigen die de moderne samenleving bekritiseerden waarin de cultuur een steeds belangrijker plaats boven de natuur in ging nemen. Die kritiek valt uit zijn beelden af te lezen. Hij legde een voorliefde aan de dag voor hybride figuren, tussen mens en dier op een manier die voor die tijd ongekend was.

Ik lees in Latours boek (oorspronkelijk uit 1991) over de antimodernen, die ‘glashard geloven dat het Westen de wereld gerationaliseerd en onttoverd heeft, dat het de maatschappelijke werkelijkheid volgestopt heeft met koude en rationele monsters (…) en dat het de premoderne kosmos voorgoed heeft omgevormd tot een mechanische interactie van zuivere materie. Maar de antimodernen zien daar een ongeëvenaarde catastrofe in, en niet, zoals de moderniseerders, een reeks glorieuze, zij het pijnlijke veroveringen. De modernen en de antimodernen delen tot op de komma alle overtuigingen van elkaar.’

Dat geldt ook voor Rädecker, die na zijn aan de Amsterdamse School verwante werk (rond de jaren twintig) lid werd van de kunstenaarsvereniging De Brug, naar voorbeeld van Die Brücke in Duitsland. Hij stond toen voor een overgang tussen tussen natuur en cultuur.
Ook naar werk uit deze periode kijkend, en ondertussen het boek van Latour lezend, valt op dat één op één kan worden vertaald. Bijvoorbeeld wanneer Latour schrijft: ‘Wat doen de antimodernen (…)? Ze nemen de moedige taak op zich te redden wat er te redden valt: de ziel, de geest, de emotie, de interpersoonlijke relaties, de symbolische dimensie, de menselijke warmte, lokale bijzonderheden, de hermeneutiek, de marges en de periferieën.’

Latour concludeert dat de verdediging van die marges aan de randen van natuur en cultuur het bestaan van een totalitair centrum veronderstelt. Mijn gedachten gaan naar Rädeckers beelden aan het Monument op de Dam van J.J.P. Oud (zie foto), en ik kan alleen maar concluderen dat hij gelijk heeft, al relativeert hij het zelf: ‘Als [die] totaliteit een illusie is, dan is het houden van lofredes op de marges nogal belachelijk.’ Het zij zo.
Door een bezoekje aan het Stedelijk, en het lezen van Latour, ben ik Rädeckers werk opeens meer gaan begrijpen en waarderen. Het kan verkeren.

http://stedelijk.nl/tentoonstellingen/amsterdamse-school

Händels eerste oratorium op NPO Radio4

Emmaneulle HaïmHändel

Gelukkig zijn er enkele radiozenders (Omroep MAX, NTR, AVROTROS) die muziekliefhebbers als tegenwicht tegen de vele sportuitzendingen op de televisie, en ter afwisseling van heerlijke detectiveavondjes, rechtstreeks of een paar dagen later laten (mee)genieten van wat buitenlandse muziekfestivals deze zomer bieden. Vanavond was op NPO Radio4 een afgelopen woensdag gemaakte opname in het Théâtre de l’Archeveché (Aix-en-Provence) van Händels eerste oratorium Il Trionfo del tempo e del disinganno te beluisteren. In een uitvoering door solisten en Le Concert d’Astrée onder leiding van Emmanuele Häim (zie foto rechts), de ideale dirigent voor dit repertoire.

Het stuk ontstond in 1707 en beleefde zijn première onder leiding van concertmeester Arcangelo Corelli in Rome. Hij wist – gaat het verhaal – geen weg met de oorspronkelijk Franse ouverture, maar zal zijn hart zeker hebben opgehaald aan het slot van het eerste deel, een chaconne gelijk die ook in zijn eigen vioolsonates voorkomt. Al werd die in de onderhavige uitvoering in het kader van het Festival d’Aix-en-Provence gevolgd door een filmfragment uit Ghost dance. Een ingreep die we onlangs ook in het Muziekgebouw aan het IJ meemaakten bij een concert door het Nederlands Kamerkoor.

Vier protagonisten spelen de hoofdrol: La Bellezza (de schoonheid), Il Piacere (het plezier), Tempo (tijd) en Disinganno (ontluistering). Bellezza werd vertolkt door de stersopraan Sabine Devieilhe die dan wel haar schoonheid heet te verliezen, maar dit compenseerde door ijzingwekkend en trefzeker gezongen hoge noten. Piacera werd gezongen door de in dit festival debuterende Franco Fagioli, een countertenor met een enorm vibrato dat soms vreemd contrasteerde met het pittig en dan weer ingetogen maar in ieder geval strak spelende orkest. De rol van Tempo was in handen van de een enkele keer als heldentenor opererende Michael Spyres en Disinganno tenslotte stond op naam van de Italiaanse contralto Sara Mingardo, die indruk maakte door haar mooie, donkere stemgeluid.

Hoewel sommige aria’s bekend zijn uit latere oratoria, en in het eerste deel zelfs vooruit wordt gelopen op de latere orgelconcerten die als onderbreking van het verhaal werden gespeeld, had ik dit vroege oratorium van Händel nog niet (volledig) gehoord. Het is fijn daartoe door de omroep in staat te zijn gesteld!