Soort van retraite

Voor de vijfde keer knutselde ik zelf in de Stille Week een soort van retraite in elkaar. Dit keer ging ik naar Leiden.

1.
De eerste stop was Galerie LUMC waar tot en met 31 juni 2024 Caren van Herwaarden exposeert; ik vestigde al eerder aandacht op haar werk.[1] Een van de stukken raakte me in de context van het kerkelijk jaar in het bijzonder: The Mother IV [foto EvS]. Kwetsbare moeders, daar gaat het over. In algemene zin, maar ik moest in het bijzonder ook denken aan Maria, de moeder van Jezus van Nazareth,

[die] zich schaart aan de kant
van dwaze, sterke moeders,
zo kwetsbaar in hun kind,
die toch de hoop behoeden,
dat kostbaar leven wint

zoals we zongen op Goede Vrijdag in de dienst in de De Verbinding (Leiden), mijn ankerpunt in deze Stille Week.[2]

Het werkt vervreemdend, dit grote werk van Van Herwaarden in een ziekenhuisomgeving te zien. En ook weer niet. Vervreemdend en schurend tussen al die mensen die zich spoeden naar een doktersbezoek, een onderzoek, een opname, een geliefde. Of op de terugweg zijn en bijvoorbeeld op een taxi wachten. En jij daar tussenin, als enige kunst bekijkend en die op je laten inwerken. Maar het is níet bevreemdend in de zin dat het kwetsbare, het leed van een v/Vrouw samenvalt met het leed dat je soms in de ogen van de patiënten ziet.

2.
Wat met name aquarellen van Caren van Herwaarden kenmerkt, is de transparantie ervan. De karamelkleurige lichamen van bijvoorbeeld Poortwachters gaan in elkaar op. Ze staan stil, als de stilstand, de introspectie waar ds. Jan Willem Leurgans het tijdens een door mij via livestream gevolgde Passiestonde op 24 maart 2024 in de Oude Kerk van Ermelo over sprak. Het gáát niet om economische vooruitgang [3], het gaat niet om jezelf alleen maar te verwerkelijken. Het gaat erom ‘elkaar [te] ondersteunen en [te] dragen’, zoals het staat omschreven in de flyer bij de expositie. En zoals een van de werken van Herwaarden laat zien en Gezang 740:4 het omschrijft:

De moeder draagt het lichaam
van haar verloren kind,
het kind dat zij het licht gaf
en hier zijn einde vindt.
Zij wiegt hem in haar armen,
ze laat hem niet meer los.
Ze kan hem niet meer warmen,
een koud en bitter lot.

3.
Ik lees ter ondersteuning in de Stille Week het boek Kruis en verzoening als bron van leven van Stephan de Jong (Uitgeverij Kok, Kampen, 2000). Ik was op het spoor van De Jong gezet door een wijkbericht in de inmiddels gestaakte uitgave Kerk in Mokum. De ideeën in het boek ondersteunen wat ik zag, hoorde, zong en ervaarde: de a/Ander die in Jezus aanwezig is. ‘Wat de kerk leerde was dat God op de hoogst bijzondere wijze in Jezus aanwezig was, zich kennen liet, liefhad en leed’ (p. 21).
Ik lees over ‘Christus [die] overal aanwezig is waar de geur van de dood hangt (…). Zijn lijden en sterven zijn een deelhebben aan het lijden en sterven van mensen’ (p. 74). Bijvoorbeeld, naar ik mag hopen, in het LUMC.

Waar bij Van Herwaarden een mens en ander mens draagt, heeft De Jong het erover ‘dat wij gedragen worden door de Eeuwige’ (p. 64). Het één kan denk ik niet zonder het ander, al gaat het laatste misschien een stap verder, een niveau dieper. Dat overdacht ik, daar in de sleutelstad.

4.
Op Stille Zaterdag nam ik, met tegen de 200 andere mensen (meest mannen) deel aan de Orgeltocht door Leiden onder leiding van organist Sietze de Vries.
Wat mij raakte waren vooral de kleurrijke, verstilde geluiden die hij wist te ontlokken aan de registers van het bovenwerk op het orgel in de Marekerk. Dat is voor mij primair de toon van Stille Zaterdag. De uitbundigheid die hij in zijn improvisaties ook ten toon spreidde, vooral om een orgel volledig tot zijn recht te kunnen laten komen, was begrijpelijk gezien de opzet van de excursie, maar sprak mij minder aan. Die klank mag de komende weken, tot Pinksteren, klinken. Hoewel ik me er volledig van bewust ben, dat in een andere traditie, de rooms-katholieke, op Stille Zaterdag de vastentijd om twaalf uur ’s middags eindigt.

Historicus James Kennedy heeft in een mooie column in Trouw (11 april 2020) gezegd dat Stille Zaterdag voor hem ‘de dag is die het meest aansluit bij de periode waarin wij ons nu bevinden’. Dat was toen de tijd van de Covid-19, maar het geldt nu ook als de tijd van zeer grote onzekerheid in de wereld. ‘Een dag tussen dood en leven, tussen wat was en wat gaat komen, een dag waarop wij met onzekerheid moeten leren omgaan’. Zoals patiënten dat ook in het LUMC zullen ervaren.

Kennedy verwijst naar het werk van Samuel Beckett, waaronder diens Wachten op Godot. Een opvoering van dit toneelstuk ga ik komend weekend zien. Het ‘gaat over het nutteloze wachten op de komst van Godot (…) maar je kunt er ook in lezen dat morgen héél misschien anders verloopt.’ We zullen zien welk accent regisseur Erik Whien gaat leggen.[4]

[1] Zie: https://elsvanswol.nl/troostkunst-op-kunstrai/
[2] Lied 740:2 uit het Liedboek (tekst: Andries Govaart). Zie ook: https://www.deverbindingleiden.nl
[3] Of ‘het bestrijden van marktmacht of het verminderen van winstinflatie in de toekomst’ zoals Dirk Bezemer het in zijn economiecolumn in De Groene Amsterdammer van 28 maart 2024 het omschreef.
[4] https://ita.nl/nl/voorstellingen/wachten-op-godot/3320937/

Meeslepend en om stil van te worden

Wanneer je als bezoeker de ronde langs alle werken van Meredith Monk in de Amsterdamse Oude Kerk hebt gemaakt, kom je bij het gastenboek dat uitnodigend open ligt. Je leest wat er zoal in is geschreven, variërend van lovend tot zeer lovend aan de ene kant en negatief tot wel erg negatief aan de andere kant. ‘Schaamteloos’, merkt iemand op, deze moderne kunst in een kerk waar mensen liggen begraven.

Nu is het een beetje goedkoop om als tegenreactie te wijzen op oude schilderijen van bijvoorbeeld Emanuel de Witte waarin verschillende hondjes door de kerk rennen, mannen al keuvelend rondlopen, in de banken zitten of – al pratend – met hun arm op de leuning ervan overhellen naar hun gesprekspartner. Je kunt je ook beperken tot de inhoud en vorm van het werk van Meredith Monk zelf. Dat gaan we hier doen. Maar eerst iets over de kunstenares zelf.

Meredith Monk
Monk (1942) is een veelzijdige, Amerikaanse kunstenaar. Afgelopen Holland Festival (HF) werd er nog een werk van haar, Indra’s Net, uitgevoerd in de Amsterdamse Gashouder. Een deel ervan wordt nu in de tentoonstelling gepresenteerd: Rotation Shrine. ‘Een samenspel van muziek, beweging en architectuur, dat hemelse, aardse en menselijke dimensies uitdrukt in geluid, video en performance’, stelt het Holland Festival op zijn website over Indra’s Net:

Daarmee omschrijft het HF het werk van Monk raak. Want ze is componist van aan minimal music herinnerend werk, performer, regisseur, zanger, filmmaker en danser/choreograaf in één. Alle disciplines combineert ze tot een Gesamtkunstwerk. Zo ook in deze eerste Europese overzichtstentoonstelling die in samenwerking met de Hartwig Art Foundation vorm wordt gegeven.

Hemel, aarde, mensen en engelen
Het gaat nu vooral om die trits woorden: hemelse, aardse en menselijke dimensies. Het een valt niet los te maken van het ander. Dat blijkt meteen al bij binnenkomst in de Oude Kerk. Je oog wordt getrokken door wat je een trap of een piramide zou kunnen noemen, die reikt vanaf de zerken tot in de lucht. Op elke trede liggen alledaagse, in was gedoopte voorwerpen als zijn het relikwieën. Je zou het spiritueel kunnen noemen, maar ook een Calling, een roep die uitnodigt om over die gestolde voorwerpen na te denken.

Je ziet een doosje eieren, verwijzend naar het begin van het leven of naar Pasen. Je ziet slippers, losgezongen van de grond. Twee kerstboompjes en een blokfluit die hun oorspronkelijke functie hebben verloren. Net als de analoge telefoon helemaal in top. Zoiets als de bellende engel aan de zuidkant van de Sint Jan in Den Bosch. Je mag er je eigen associaties op los laten. Sterker nog: je mag zelf ook een voorwerp inbrengen dat aan de installatie wordt toegevoegd en zo meebouwen aan collectieve herinneringen.

Vruchtbaarheid, geboorte, leven en dood
Hemel, aarde, mensen en engelen, maar ook: vruchtbaarheid, geboorte, leven en dood, constructie en deconstructie zoals in de Volcano Songs Shrine. Het zijn geluidsopnames die je hoort en een film die je ziet. Met bloemen, dieren en organismen. Het levert een spanning op tussen leven en dood, zoals de natuur zelf ook is. De muziek in Juice sterft niet voor niets weg, maar blijft op een of andere manier toch in je hoofd hangen. En dan die rode schoenen, die je in de kubus waarin dit werk wordt getoond op de grond ziet liggen. Rood als bloed, rood als de liefde. Je ziet ze als je tussen de boomstammen door kijkt naar de achterwand. En je ruikt het hout. Zo speelt de tentoonstelling in op alle zintuigen.

Je zou het een meditatie kunnen noemen waar je doorheen loopt en die je omgeeft. Een meditatie van ‘alledaagse archeologie’, zoals het begeleidende boekje over Offering Shrine schrijft. Alledaagse voorwerpen, zoals op de piramide aan het begin, die zijn gestold en wie weet, net als permafrost (bevroren grond) later weer tot leven komen. Constructief en deconstructief.

‘Complete kunst’ staat er ook in dat boekje. Compleet als het leven, inclusief de dood. Als een cirkel die af is, gelijk Silver Lake with Dolmen Music in het hoogkoor: zes stoelen staan in een ovaalvorm binnen een cirkel van stenen. Net als Songs of Ascension Shrine, waarin op drie schermen musici en dansers een cirkelvormige trap (in Ann Hamiltons Oliver Ranch Tower in Geyserville, Californië) afdalen en bestijgen. ‘Hemelse, aardse en menselijke dimensies’ uitgedrukt in ‘geluid, video en performance’. Meeslepend en om stil van te worden.

Deze recensie verscheen 13 december 2023 op de website 8weekly.nl (eindredactie Frank Kremer). Wordt hier met toestemming overgenomen. De tentoonstelling Calling duurt nog tot en met 14 april 2024. Foto bovenaan: Ascension Shrine (2003). Foto: Aad Hoogedoorn.

 

Jaarthema 2023 – Emoties (II)

Zo tegen het eind van het jaar is het weer tijd voor oudejaarslijstjes. Bij mij zijn dat jaarthema’s; een thema waar ik me een jaar lang extra in heb verdiept. Dit jaar is het thema emotie. Samengevoegd tot een drieluik. Vandaag deel 2; losse mozaïekstukjes die op het eind, in deel 3 in elkaar vallen.

6. Donatello
In de prachtig uitgevoerde catalogus bij de tentoonstelling met werk van Donatello (ca. 1386-1466) in het Victoria and Albert Museum in Londen, Donatello Sculpting the renaissance – die ik afgelopen lente zag -, is een hoofdstuk opgenomen van de hand van Timothy Verdon over ‘Devotion and emotion’. Donatello was in staat om beide tot uitdrukking te brengen. Als toeschouwer worden we gevraagd ‘te huilen met hen die huilen, te lachen met hen die lachen en te treuren met hen die treuren’ (Leon Battista Alberti). Al is het wat moeilijk om dat met het late, wat al te exorbitante werk van Donatello te doen, zoals de Lamentatie (V & A Museum: 8552-1863, zie afb.).
Verdon heeft het in dit verband over ‘groepshysterie’. Wel invoelbaar is de schitterende uitdrukking op het gezicht van de treurende Maria Magdalena in het Museo dell’ Opera del Duomo in Florence: de mond, de ogen. Volgens recent wetenschappelijk inzicht zou dit beeld echter eerder een icoon van de hoop zijn (‘Surrexit Christus spes mea’, Christus, mijn hoop). De half open mond zou dan woorden van lof zingen, de verzonken ogen staan voor het wonder en ingekeerde vreugde.

7. The quiet girl
Wanneer je het over bepaalde emoties hebt, kun je niet om een van de mooiste films van het afgelopen jaar heen: The quiet girl van regisseur Colm Bairéad. Een Ierse film over – aldus Gerhard Busch in de VPRO Gids (15-21 april 2023) – ‘de stilte van angst, schaamte, rouw, maar ook de stilte van liefde’. Schitterend, ingetogen geuit via merendeels gebaren in plaats van woorden. Zelfs het licht en de natuur doen mee: een donker huis en een donkere lucht voor het huis van Cáit, een stil meisje, en een licht huis en zon voor het huis van het echtpaar, familie die haar opvangt wanneer een zesde kind bij haar ouders op komst is. Een film met emoties die worden aangeduid en met een open eind.

8. ‘De grote Telemann’
Een heel concert met werk van Georg Ph. Telemann, die al jong mijn hart heeft gestolen. Kom daar maar eens om! Het Muziekgebouw aan het IJ durft het aan. Met een topensemble (Akademie für Alte Musik Berlin) en een topsoliste (violiste Isabelle Faust).
Telemann was een barokcomponist, maar zijn muziek raakt aan de Empfindsame (emotionerende) stijl. Dat bleek maar weer uit de Vioolconcerten die deze avond werden gespeeld. Er ligt een donkere waas over de langzame delen die qua toonsoort heen-en-weer bewegen. Mozart en Schubert zijn niet meer zo ver weg …

9. MAS
In het MAS, het Antwerpse museum aan de Schelde (ontworpen door Neutelings Riedijk Architecten) stuitte ik tussen de objecten in het Kijkdepot op een lichaamsmasker van de Makonde (Afrika, zie foto EvS). Jongens dragen dit tijdens de initiatie: een dikbuikig masker om zich in te leren leven in een zwangere, jonge vrouw. Emotie staat hier voor empathie: je haast letterlijk in iemand inleven.

 


10.
Verstild voorjaar
De schrijfster Rachel Carson gaat in Verstild voorjaar (uitg. Athenaeum) een stap verder: ze leeft zich in in de hele natuur. ‘Het boek beroerde en bewoog’, schrijft Jetske Brouwer in haar recensie in de Nederlandse Boekengids (aug./sept. 2023, p. 8).
In andere kritieken die na publicatie van het boek verschenen, wordt Carson emotionaliteit verweten. Dat is volgens Brouwer ‘niet alleen fantasieloos misogyn, het getuigt ook van bijzonder slordig lezen’. Zij concludeert dat het boek geen hoop biedt, maar handelingsperspectief. Net zoiets als in de eerder beschreven compositie van Anna Clyne, al gaat hoop daar bij haar mee samen, is er als het ware het voorstadium van. Zoals violist/dirigent Johannes Leertouwer in het tv-programma De verwondering naar aanleiding van Händels Messiah zei: ‘Hoop houden én kijken wat je beter kunt doen’, leven vanuit het ‘visioen waar we naar moeten blijven streven’ (3 december 2023).

Ik moet denken aan Spinoza, die niet in hoop maar wel in troost geloofde – heel onjoods eigenlijk, want binnen het jodendom is tikva (hoop) een centraal begrip – en aan wat de Amerikaans-Nederlandse schrijfster Meredith Greer in een interview met Dieuwertje Mertens (in: Het Parool, 25 november 2023) zei over een bewerking die zij maakte van Psalm 139:

Kan ik me iets als deze God voorstellen
omsluitend, omringend, omhelzend
een die ik niets uit zou hoeven leggen.

‘Psalm 139 is voor mij’, zegt Greer, ‘heel troostrijk omdat God je kent en weet wat je intenties zijn. Hij zou nooit veroordelen. Het zou prachtig zijn als je die troost kon hebben’.

De derde bij Blaman en Levinas

Een van de mooiste verhalen uit de Nederlandse literatuur is ongetwijfeld De zwemmer (1957) van Anna Blaman. Naar dit verhaal maakte regisseur Yve du Bois een scenario voor een korte, nog geen tien minuten durende film (2023). Met als spelers Yo de Bo als de cynische Anna, een sterke Andrea van Pol als haar geliefde, ingoede Alie Bosch, Patricia Werner Leanse in de zwijgende rol van zwemster in dit geval. En haar hond Rouge, die een niet onbelangrijke, kleine rol heeft. Het verhaal speelt aan de Côte d’Azur.

Alie voegt zich naar de wensen van Anna, die haar aanraadt te vergeten dat er nog andere mensen op de wereld zijn dan zij. Alleen ziet Alie nog iemand op het strand, die de kleren uitdoet en in de woelige zee gaat zwemmen; de zee was nog rustig, toen ze er in de auto naartoe reden. Ze moet maar niet naar de vrouw kijken, meent Anna. ‘Er is niets meer dat me kan raken’, zegt ze. Maar Alie houdt haar ogen op de zee gericht. Ze is, zegt haar vriendin, ‘altijd weer het slachtoffer van haar fantasie. Je ziet overal drama achter.’ Nee, zegt Alie – ze heeft aandacht. In de Engelse ondertiteling met hoofdletters geschreven: ATTENTION. Anna lacht schamper. ‘Aandacht om elkaar het leven mogelijk te maken bij wijze van menselijk fatsoen’, aldus Alie. Dan lopen beiden richting zee en zien de kleren van de zwemster op een hoopje op het strand liggen …

Het is een prachtverhaal over twee vrouwen en een derde, in het origineel een man. Het doet me denken aan de filosofie van Emmanuel Levinas, wiens werk Blaman op zich wel gekend zou kunnen hebben. Maar niet zijn latere denken over ‘de derde’, zoals in Anders dan zijn of het wezen voorbij (Uitgeverij Ambo, 1974). Met dit begrip verwijst hij naar een breder samenleven dan alleen het ik en de ander. Ik-en-de-ander versus de derde. Geen symmetrie zoals tussen Anna en Alie, maar asymmetrische verantwoordelijkheid, aandacht zou Blaman zeggen. Voor de derde die ook betekenisvol is voor de relatie ik-ander, zoals de zwemmer voor Alie en Anna. Zonder die derde is het verhaal niet af en zou het zijn blijven steken in het samenzijn en gedachtewisseling van de twee vrouwen.

Bij Levinas staat de derde symbool voor de samenleving als geheel, voor de staat, voor instituties, wetten, rechten en plichten, normen en waarden. Of je dat er bij Blaman ook in mag lezen is de vraag, maar haar verhaal legt in ieder geval met terugwerkende kracht de filosofie van Levinas uit, die met de introductie van de derde aan waarde won. Net als Blamans verhaal.

 

Link naar de film: https://vimeo.com/832228104

Wat een beeld op kan roepen

In deze blog combineer ik een terugblik op het Opera Forward Festival van 2021 met een schilderij van Joh. Vermeer (ca. 1655) uit de National Gallery of Scotland (Edinburgh). Dit n.a.v. het Opera Forward Festival 2023 (3-12 maart) en de tentoonstelling met Vermeers in het Amsterdamse Rijksmuseum (t/m 4 juni).  

Het Opera Forward Festival (OFF 2021) werd geopend met Die sieben Todsünden van Kurt Weill en Bertolt Brecht, wat een recensent van Trouw omschreef als een ‘live film-opera van Ola Mafaalani’, de regisseur ervan. Maar het was méér dan dat. Het was een totaalkunstwerk geworden: er ging een gedicht van Marieke Lucas Rijneveld aan vooraf, en tijdens de opvoering maakte beeldend kunstenaar André Joosten live schilderingen achter de uitvoerenden.

De opera van Weill/Brecht gaat over twee Anna’s, hier opgevoerd door respectievelijk een zangeres (Eva-Maria Westbroek) en een actrice (Anna Drijver). De ene Anna staat voor onze ratio, ons verstand, de andere voor ons gevoel, voor wat ons hart beweegt.
De moraal die in het oorspronkelijke libretto voorop staat, is in de regie van Mafaalani omgebogen richting aandacht voor de ander, de wat Mafaalani in een interview de ‘verstotene’ noemt. Zij wil dat de toeschouwer Anna I (h)erkent als één van ons. Meer dan dat we gaan zitten kijken naar de verschillen met Anna II.

Ik moest ook denken aan twee andere vrouwen, Martha en Maria uit Johannes 12: Martha die Jezus bedient, en Maria, de zuster van Martha en Lazarus, die Jezus’ voeten zalft met nardusbalsem en de voeten vervolgens afdroogt met haar haren. Net als de twee Anna’s vullen Martha en Maria elkaar aan, als de acta activa en de acta contemplativa, al heeft Meester Eckhart betoogt, dat Martha zowel het contemplatieve als het actieve leven leefde.1) Bij Mafaalani zijn de twee Anna’s zelfs afsplitsing van een en hetzelfde personage. Daar valt wat voor te zeggen.

In ieder geval is de tafel het centrale punt in het Johannesverhaal. Dáár gebeurt het. In het delen van brood en wijn, het ontmoeten van de a/Ander, het zitten rond de met een wit kleed bedekte tafel, zoals op het schilderij van Vermeer, het grootste dat we van hem kennen (16 x 142 cm). Wat een beeld allemaal niet kan oproepen!

1) Zie: John D. Caputo: Hopeloos hoopvol. Belijdenissen van een postmoderne pelgrim. Middelburg, 2017, p. 90-92.

Opera Forward Festival 2023: Opera Forward Festival – OFF | Nationale Opera & Ballet (operaballet.nl)
Vermeer tentoonstelling in het Rijksmuseum: https://www.rijksmuseum.nl/nl

Na na na na

Op 10 juni jl. publiceerde Het Parool een artikel van Erik Voermans, een oud-collega bibliothecaris en muziekredacteur, over de terugkeer naar de concertzaal, waarin hij zegt er zo naar uit te kijken om zich weer aan medeconcertgangers te kunnen ergeren. Aan de man naast hem die door steeds zachter wordende noten van Mahler begint heen te hoesten, aan de zangeres pal achter hem die door de openingsakkoorden van een opera heen blijft praten, aan het oplichtende venstertje van een mobieltje en ga zo maar door. Niet dat hij zelf ook niet onbewust geluiden maakt, of liever: zijn tikkende horloge, of met zijn geschrijf op de blocnote op zijn schoot. In coronatijd begon hij opeens al die mensen in de zaal te missen. ‘De gedeelde ervaring, al dan niet met neuspiepen en ritselende potterdoosjes. Het contact. De collectieve ontroering, verbazing en ergernis. Het delen van schoonheid, gemaakt door mensen, gehoord en gevoeld door mensen’.
Het is een artikel dat mij deed denken aan een column die ik schreef voor
Literair Nederland (2 februari 2017), die ik als feest der herkenning hier in iets aangepaste vorm herneem.[i]

Na na na na
Vriendelijk vroeg ik de oudere heer een paar stoelen op te schuiven, omdat hij op ‘mijn’ plaats zat. Morrend deed hij dit: ‘Dat zei die mevrouw daarachter net ook al’, antwoordde hij.
Het voorprogramma begon inmiddels en terwijl hij de Filmladder nauwkeurig bestudeerde, stampte hij met één voet het aanstekende ritme van Ne na na na van Christel Samson mee. Ik hoorde twee dames achter me overleggen wat ze met hem aan moesten, als hij dit onder de voorstelling ook bleef doen. Ze slaakten een zucht van verlichting toen hij pal voor de film begon, aankondigde dat hij verkeerd zat en weg beende. Maar zo vroeg op de ochtend draait er nog geen andere film, zodat hij binnen een mum van tijd, nog steeds even kwiek, weer terugkeerde.

Frantz
De film begon. Frantz was het. Ik hield mijn hart vast, want de film opent met een muziekkorps dat door de straten marcheert. Gelukkig, zullen ook de twee dames achter me hebben gedacht, stampte hij de maat niet met zijn voet mee. Sterker nog: kort daarna hoorde ik gesnurk rechts van me. Dat was opgelost. Tot hij op een gegeven moment wakker schrok en moest lachen om een bepaalde scène. En klikte met de tong om uiting te geven aan zijn empathie. De dames achter me hielden zich gelukkig stil.
Want het is eigenlijk best wel leuk zo’n meelevende bioscoopbezoeker. Voer voor sociologen. En dan niet als in een film een hondje of zo doodgaat, want dat brengt een hele zaal altijd in beroering, maar gewoon – bij andere dingen die niemand koud kunnen laten.

Queen Lear
Ik moest denken aan een openbare repetitie twee jaar geleden van de adaptie van Shakespeares King Lear door Tom Lanoye tot Queen Lear voor Toneelgroep Amsterdam. Het was interessant om een stuk vorm te zien krijgen, en een ster als Gijs Scholten van Aschat in een setting als deze te zien zoeken hoe het nóg beter zou kunnen.
Twee mensen voor ons voorzagen het gebeuren op het toneel, waar we met ons neus opzaten, van commentaar. Degene met wie ik de repetitie bezocht, vroeg op een gegeven moment expres nogal hard: ‘Stoor jij je aan dat gepraat?’ [Lees: in plaats van ‘Ik stoor me aan dat gepraat’]. Waarop ik – recalcitrant als ik soms ben – al even hard én gemeend antwoordde: ‘Nee, ik vind het juist leuk om te horen wat mensen ervan vinden.’ Ze hield prompt haar mond, en de bezoekers voor ons gingen gelukkig onverstoorbaar verder.

Glaasje op een tafeltje
Waarschijnlijk had ik het niet meer leuk gevonden als ze dat commentaar onder een ‘echte’ voorstelling hadden gegeven. Al schijnt dat authentiek te zijn; ik hoorde regisseur Nina de la Parra – onder meer assistent bij Toneelgroep Amsterdam – eens zeggen dat dit in de tijd van Shakespeare heel gewoon was. En bij concerten was dat natuurlijk ook lang zo; er stonden in het Amsterdamse Concertgebouw zelfs tafeltjes, zoals nu, met de weinige bezoekers die door de coronamaatregelen vooralsnog in de zaal mogen. Tafeltjes met ons eigen glaasje of kopje erop. Een met zijn voet stampende, met zijn tong klikkende en op z’n tijd hardop lachende meneer tijdens een film, en commentaar leverende mensen tijdens een openbare toneelrepetitie zijn op z’n tijd leuk, maar ik verlang in dit verband wel weer een beetje naar het oude ‘normaal’, waarin iedereen probeert zo stil mogelijk te zijn. Een beetje, want iemand die tijdens een concert bijna in een hoestbui blijft en mij verontschuldigend aankijkt, zal ik alleen maar inlevend toeknikken. Maar dat heb ik altijd al gedaan.

 

Link naar het artikel van Erik Voermans: https://www.parool.nl/kunst-media/terug-naar-de-concertzaal-recensent-erik-voermans-kijkt-er-zo-naar-uit-om-zich-weer-aan-u-te-ergeren~bc8d3ddae/

[i] Het is niet toevallig, dat juist nu er wéér een column op de website van Literair Nederland verschijnt met herinneringen aan een voorstelling. In dit geval een van Eric de Rooij over die van dezelfde Tom Lanoye, in dit geval in ‘t Spant (zoals het toen nog heette) in Bussum: ‘Die lege plek naast me bleek een zegen. De voorstelling zoog me op, tilde me op, niemand leidde me af. Na het applaus, het doek dat sloot, de lichten die aansprongen, huppelde ik langs de rijen met grijze koppen het theater uit, de koude avond in en ik bleef huppelen tot aan station Bussum–Zuid. Dat doet theater, dat doet literatuur. Zo voelt het dus, dacht ik: vrijheid.’ Zie: https://www.literairnederland.nl/vrijheidsdans/

 

 

Parsifal van Wagner

Elk jaar probeer ik in de veertigdagentijd een voor mij tot dan onbekend stuk Passie-muziek te beluisteren. Dit jaar viel de keus op Wagners laatste opera, Parsifal (1882). Het lijkt een vreemde eend in de bijt na Golgotha van Frank Marin, de Johannes Passion van Arvo Pärt, Deus Passus van Wolfgang Rihm en de Brockes Passion van Händel, maar dat is het niet. In veel landen – waaronder België – is het programmeren of uitzenden van Parsifal rond Goede Vrijdag een traditie, zoals bij ons het uitvoeren van Bachs Matthäus Passion.

Mijn keus viel op een uitzending op Stingray Classica NL, een opvoering uit 2016 in het Teatro Real van Madrid. In de regie van Claus Guth, die ook in Amsterdam enkele producties regisseerde, en onder leiding van de ook in Nederland bekende dirigent Seymon Bychkov. Hoewel ik tot nu toe geen enkel vergelijkingsmateriaal heb, denk ik dat ik met deze opvoering met mijn neus in de boter ben gevallen.

Parsifal
Eerst kort iets over de opera zelf. Wagner baseerde zijn libretto op de geschiedenis van Parzival van Wolfram von Eschenbach (ca. 1210). Hij verweefde er ook elementen in uit de filosofie van Schopenhauer en tal van verwijzingen naar het lijdensverhaal van Jezus van Nazareth.
De belangrijkste personages zijn Parsifal (in Madrid gezongen en gespeeld door de bekende Duitse Wagnerzanger Klaus Florian Vogt), Klingson (de Russische bas-bariton Evgeny Nitikin) en Kundry (de Duits-Italiaanse sopraan Anja Kampe).
De belangrijkste attributen bij Von Eschenbach zijn een kelk en een speer, bij Wagner zijn dit de Graal en een speer. Bij de enscenering is gekeken naar het sanatorium zoals Thomas Mann dat in zijn Zauberberg beschreef. Het sanatorium staat bij Mann symbool voor een zieke samenleving voor de Eerste Wereldoorlog. Guth verplaatst het idee ná de Eerste Wereldoorlog. Het sanatorium wordt bevolkt door gewonde soldaten, die we ook op de videobeelden voorbij zien komen. Daarbij is de 180graden-regel toegepast door middel van het fenomeen shot-tegenschot; de ene keer zien we de soldaten het beeld in lopen, een andere keer lopen ze juist het beeld uit. De regel zien we vaker terug; zo klimt Amfortas, de gewonde koning van de ridders (de Duitse bariton Detlef Roth) moeizaam boven in beeld een hoge trap naar rechts op, terwijl onder in beeld Klingstor, steunend op een stok, naar links, naar een deur loopt.

Omdat ik als gezegd enerzijds Parsifal voor het eerst zag en dit anderzijds gebeurde binnen de context van de veertigdagentijd, ontsla ik mijzelf van het schrijven van een recensie, maar leg in deze blog de nadruk op de beelden en gevoelens die deze specifieke opvoering bij mij opriepen.

Echo’s
Het zijn vooral echo’s van beelden die mij viereneenhalf uur rechtop in mijn stoel hielden. Om te beginnen de boog van Parsifal, waarmee hij een zwaan doodde, die echode met de kruk waarop één van de soldaten steunde. Het deed me denken aan het geneigde hoofd van een zanger op hetzelfde moment dat een gambiste haar hoofd neigde in een uitvoering van Bachs Matthäus Passion (2012) onder leiding van Ivan Fischer (die op Palmzondag op NPO4 te horen was). Het is het beeld van Klingsor die met zijn hand steun zoekt op de muur, zoals één van de soldaten, die blind is, de muur aftast. Die muur krijgt zo extra betekenis, zoals joden de Klaagmuur in Jeruzalem aanraken.

Verhullen en onthullen
Behalve echo’s zijn het ook tegengestelden die opvallen. Aan het begin ligt er een wit kleed over de Graal, die zo op net zo’n manier wordt verhuld als Kundry, die een witte shawl omgeslagen krijgt en Parsifal, de reine dwaas (Fal Parsi) zijn jas over de schouders van een gewonde soldaat werpt. Later wordt de Graal uiteraard onthuld, als was het een kunstwerk. Even glimpen de ideeën op die Schopenhauer over de grote waarde van kunst had.

Soms werpen de personages die over het toneel lopen, een schaduw op dezelfde muur waar Klingsor en een soldaat tastend langsliepen. Zo verhullen ze, als in de Grot-allegorie van Plato, hun ware zijn.
Het toneel wordt op het eind steeds donkerder, wat een terugkeer naar de wereld, het Da-sein van na de Eerste Wereldoorlog en het interbellum voor de Tweede lijkt te verbeelden. Niet voor niets staat op dat moment een militair in plaats van koning Amfortas naast Gurnemanz, hoeder van de burcht die als een priester gekleed gaat. Een huiveringwekkend beeld. De rol van Gurnemanz werd in Madrid gezongen en gespeeld de Duitse bas Franz-Josef Selig, die nota bene eerst kerkmuziek studeerde.

Christelijke beelden
Tenslotte enkele aan het Christendom ontleende beelden die mij raakten.
Eerst de doop. Gurnemanz doopt Parsifal, zalft en zegent zijn hoofd zoals Johannes de Doper Jezus van Nazareth doopte. Parsifal doopt Kundry. Kundry op haar beurt wast en zalft op zijn beurt Parsifals voeten en droogt deze, als was ze Maria Magdalena, af met haar lange haar.
Herkenbare elementen, die echter niet verward mogen worden met de boodschap die het Christendom erin legt. Op mij werkte het allemaal uit als het tegenovergestelde (sacraliteit) van geseculariseerde, verwereldlijkte beelden. Wat een opera, wat een doordachte enscenering, wat een opvoering die mij zomaar in de schoot werd geworpen, op een zondagmiddag in de veertigdagentijd.