Meeslepend en om stil van te worden

Wanneer je als bezoeker de ronde langs alle werken van Meredith Monk in de Amsterdamse Oude Kerk hebt gemaakt, kom je bij het gastenboek dat uitnodigend open ligt. Je leest wat er zoal in is geschreven, variërend van lovend tot zeer lovend aan de ene kant en negatief tot wel erg negatief aan de andere kant. ‘Schaamteloos’, merkt iemand op, deze moderne kunst in een kerk waar mensen liggen begraven.

Nu is het een beetje goedkoop om als tegenreactie te wijzen op oude schilderijen van bijvoorbeeld Emanuel de Witte waarin verschillende hondjes door de kerk rennen, mannen al keuvelend rondlopen, in de banken zitten of – al pratend – met hun arm op de leuning ervan overhellen naar hun gesprekspartner. Je kunt je ook beperken tot de inhoud en vorm van het werk van Meredith Monk zelf. Dat gaan we hier doen. Maar eerst iets over de kunstenares zelf.

Meredith Monk
Monk (1942) is een veelzijdige, Amerikaanse kunstenaar. Afgelopen Holland Festival (HF) werd er nog een werk van haar, Indra’s Net, uitgevoerd in de Amsterdamse Gashouder. Een deel ervan wordt nu in de tentoonstelling gepresenteerd: Rotation Shrine. ‘Een samenspel van muziek, beweging en architectuur, dat hemelse, aardse en menselijke dimensies uitdrukt in geluid, video en performance’, stelt het Holland Festival op zijn website over Indra’s Net:

Daarmee omschrijft het HF het werk van Monk raak. Want ze is componist van aan minimal music herinnerend werk, performer, regisseur, zanger, filmmaker en danser/choreograaf in één. Alle disciplines combineert ze tot een Gesamtkunstwerk. Zo ook in deze eerste Europese overzichtstentoonstelling die in samenwerking met de Hartwig Art Foundation vorm wordt gegeven.

Hemel, aarde, mensen en engelen
Het gaat nu vooral om die trits woorden: hemelse, aardse en menselijke dimensies. Het een valt niet los te maken van het ander. Dat blijkt meteen al bij binnenkomst in de Oude Kerk. Je oog wordt getrokken door wat je een trap of een piramide zou kunnen noemen, die reikt vanaf de zerken tot in de lucht. Op elke trede liggen alledaagse, in was gedoopte voorwerpen als zijn het relikwieën. Je zou het spiritueel kunnen noemen, maar ook een Calling, een roep die uitnodigt om over die gestolde voorwerpen na te denken.

Je ziet een doosje eieren, verwijzend naar het begin van het leven of naar Pasen. Je ziet slippers, losgezongen van de grond. Twee kerstboompjes en een blokfluit die hun oorspronkelijke functie hebben verloren. Net als de analoge telefoon helemaal in top. Zoiets als de bellende engel aan de zuidkant van de Sint Jan in Den Bosch. Je mag er je eigen associaties op los laten. Sterker nog: je mag zelf ook een voorwerp inbrengen dat aan de installatie wordt toegevoegd en zo meebouwen aan collectieve herinneringen.

Vruchtbaarheid, geboorte, leven en dood
Hemel, aarde, mensen en engelen, maar ook: vruchtbaarheid, geboorte, leven en dood, constructie en deconstructie zoals in de Volcano Songs Shrine. Het zijn geluidsopnames die je hoort en een film die je ziet. Met bloemen, dieren en organismen. Het levert een spanning op tussen leven en dood, zoals de natuur zelf ook is. De muziek in Juice sterft niet voor niets weg, maar blijft op een of andere manier toch in je hoofd hangen. En dan die rode schoenen, die je in de kubus waarin dit werk wordt getoond op de grond ziet liggen. Rood als bloed, rood als de liefde. Je ziet ze als je tussen de boomstammen door kijkt naar de achterwand. En je ruikt het hout. Zo speelt de tentoonstelling in op alle zintuigen.

Je zou het een meditatie kunnen noemen waar je doorheen loopt en die je omgeeft. Een meditatie van ‘alledaagse archeologie’, zoals het begeleidende boekje over Offering Shrine schrijft. Alledaagse voorwerpen, zoals op de piramide aan het begin, die zijn gestold en wie weet, net als permafrost (bevroren grond) later weer tot leven komen. Constructief en deconstructief.

‘Complete kunst’ staat er ook in dat boekje. Compleet als het leven, inclusief de dood. Als een cirkel die af is, gelijk Silver Lake with Dolmen Music in het hoogkoor: zes stoelen staan in een ovaalvorm binnen een cirkel van stenen. Net als Songs of Ascension Shrine, waarin op drie schermen musici en dansers een cirkelvormige trap (in Ann Hamiltons Oliver Ranch Tower in Geyserville, Californië) afdalen en bestijgen. ‘Hemelse, aardse en menselijke dimensies’ uitgedrukt in ‘geluid, video en performance’. Meeslepend en om stil van te worden.

Deze recensie verscheen 13 december 2023 op de website 8weekly.nl (eindredactie Frank Kremer). Wordt hier met toestemming overgenomen. De tentoonstelling Calling duurt nog tot en met 14 april 2024. Foto bovenaan: Ascension Shrine (2003). Foto: Aad Hoogedoorn.

 

Stralend wit

Toen ik verleden jaar met vakantie in Noorwegen was, toog ik naar MUST, een museum even buiten Stavanger, om werk van Lars Hertevig te zien (zie foto EvS, links). Ik kende diens naam uit recensies van Melancholie van de Noorse schrijver Jon Fosse, waarin Hertevig figureert. Niet dat ik de delen al had gelezen; het museumbezoek was meer een prelude daarvoor. Uiteindelijk las ik Een schitterend wit van de Nobelprijswinnaar voor literatuur (2023) nog eerder. Een mooi opstapje trouwens om met zijn stijl en thematiek kennis te maken. Ook nog eens mooi vertaald door Marianne Molenaar.

Op het titelblad van dit boek wordt het omschreven als ‘een vertelling’, maar voor hetzelfde geld zou je het een gelijkenis, een parabel met Bijbelse reminiscenties kunnen noemen. Dat is niet ver gezocht, want van Fosse is bekend dat hij zich tot het rooms-katholieke geloof heeft bekeerd.

De vertelling begint ermee dat de verder naamloze ik-figuur wegrijdt. Zomaar, met onbekende bestemming. Hij rijdt zijn auto vast op een bospad en kan niet voor- en niet achteruit. Keren lukt al helemaal niet. Zeker nu het is gaan sneeuwen. Hij zit vast. Letterlijk en figuurlijk, zoals blijkt. Hulp is geboden. Het bos lijkt een besloten ruimte, een hortus conclusus, maar de paradijselijke schoonheid van de natuur ziet de ik-figuur niet. Hij vraagt zich af of er wel hulp valt te vinden, in een verlaten bos? Het is inmiddels heel donker geworden en het vriest. De ik-figuur stapt uit op zoek naar hulp en ziet een steen, waarop hij uitrust. Hierbij heb ik weer een associatie, al heeft die niets met de Bijbel te maken maar met middeleeuwse passietraktaten: Christus op de koude steen, ofwel Rust van Christus op Calvarie. (Een mooi voorbeeld ervan staat in Museum Catharijneconvent in Utrecht).

Opeens komt iets of iemand de man tegemoet. Het/zij is wit en straalt. Stralend wit. Het lijkt erop dat de ik-figuur deel wordt van die gedaante, die haar hand op zijn schouders legt. Op het moment dat ze die wegneemt, is ze ook verdwenen. Plotseling. De ik roept haar, maar ze antwoordt niet. Was het een engel? Bedekt met sneeuw, net als de ik-persoon. Een soort evenbeeld. De ik-figuur praat met de witte gedaante. In zichzelf. Je zou het als bidden kunnen beschouwen. En je zou het zoeken naar een huis waar hij zich kan opwarmen, wat kan eten en drinken het zoeken naar het huis van God, een kerk kunnen noemen waar met anderen de Eucharistie wordt gevierd. De ik-persoon heeft het idee dat er iemand naast of achter hem loopt. Met hem meeloopt in ieder geval. Wat weer doet denken aan de zegen van St. Patrick:

De Heer zal voor je zijn, om je de juiste weg te wijzen.
De Heer zal achter je zijn, om je te beschermen tegen gevaar.
De Heer zal onder je zijn, zodat je nooit ten onder kunt gaan.
De Heer zal in je zijn, om je te troosten als je verdriet hebt.
De Heer zal naast je zijn als een beschermende muur, wanneer anderen over je vallen.
De Heer zal boven je zijn om je te zegenen.
Zo zegene je God, vandaag, morgen, al de dage dat je leeft, in eeuwigheid.
Amen.

Uiteindelijk vraagt de ik-figuur wie die gedaante in het wit is. Het antwoord luidt: ‘Ik ben die Ik ben’ (Exodus 3 : 11-15). Het komt hem bekend voor.

Dan komen hem twee mensen tegemoet. Een ouder stel, een man en een vrouw.  ‘Eindelijk hebben we je gevonden’, zegt één van de twee. Zo is het: gevonden worden en niet zoeken tot je het hebt gevonden. Het is de moeder van de ik-figuur die dit zegt. ‘Ik moet wel antwoorden, ik kan niet zomaar zwijgen’, zegt de ik-figuur. Tot drie maal toe zegt ze: ‘Waarom blijf je daar zo staan, blijf daar niet zo staan, je kunt daar niet zomaar zo blijven staan’. Bijbels taalgebruik: tot drie maal toe hetzelfde zeggen in net andere bewoordingen, met net andere accenten. Je moet in beweging komen als je gevonden bent. En dat terwijl de vader en moeder zelf stokstijf blijven staan; de keuzevrijheid is aan de ik-figuur. Na enige tijd zijn ze niet meer te zien; de maan wordt door de wolken bedekt. Ze zijn verdwenen, zoals Gods gelaat in de Bijbelse Psalmen soms ook door wolken wordt bedekt. Alsof Hij de ellende in de wereld, en de keuzes die worden gemaakt niet aan kan zien. [1]

De ik-figuur hoopt dat het nu ook helemaal stil wordt, ‘want in de stilte kun je God horen’, in een zachte bries lezen we in I Koningen 19. Het klaart op en er verschijnen sterren aan de hemel. Zij die de weg wijzen. De ik-figuur hoort zijn moeder weer. Ze vraagt nu: ‘Waar ben je?’ Een vraag die in de Bijbel wordt beantwoord met: ‘Zie, hier ben ik’ (hineni). Haar stem is, schrijft Fosse, ‘tegelijkertijd heel dichtbij en heel ver weg’. De ik gaat weer op de steen zitten, want hij is moe. En slaperig, maar hij moet wakker blijven (Wachet auf, ruft uns die Stimme). Onder andere om niet van de kou te sterven.

Zijn oog valt op een man tussen twee bomen, gekleed in het zwart. Het is, denk je, de dood die hem/hen komt halen. Ook de witte gedaante verschijnt weer. En de ouders. Een hele gemeenschap bij elkaar. De man in het zwart kijkt ze allemaal stuk voor stuk aan. Het gaat het verstand van de ik te boven.Hij zit nog steeds op de steen met takken erboven als een soort dak. Een soort loofhut? Of ga ik dan, omdat de vertelling midden in de winter speelt, te ver?
De gedaanten zijn allemaal blootsvoets, als staan ze op heilige grond. De man in het zwart leidt ze allemaal het bos uit. Naar de glanzende gedaante, die ze verder zal brengen.

Het boek is kortom een schitterende kleinood om te lezen, door je heen te laten gaan, erover te associëren, dichtbij de vertelling blijvend en soms er (ver?) vanaf. Van harte aanbevolen als eerste kennismaking met het werk van Jon Fosse. En voor iedereen die zijn werk al kent is het natuurlijk ook fijn om te lezen.

 

Jon Fosse
Een schitterend wit
Een vertelling, vertaald door Marianne Molenaar
Uitgeverij Oevers
ISBN 9789493290624
80 pagina’s
Prijs € 19,00

[1] Zie de verhelderende tekst op https://www.theologie.nl/wolk/

Kansen in een nieuwe wereld

aby-warburg_zkmIn De Groene Amsterdammer van 13 oktober jl. stond een lang, en uiterst interessant artikel van Christel Vesters over ‘Aby Warburgs atlas van de wereld.’ Warburg (1866-1929) werkte aan een alomvattende cultuurwetenschap langs de weg van tijdelijke ‘associatieve allianties.’ Zou dat niet een inspiratiebron kunnen zijn om de ontwikkeling van de nieuwe catalogiseernormen voor bibliotheken (FRBR, RDI) verder te ontwikkelen?

Eerst: wat omvatten die nieuwe normen? Ik put uit een les die ik daarover gaf in het kader van een post-hbo cursus over de formele ontsluiting van bladmuziek. Drie constateringen vooraf, die ik nota bene haal uit het boek Onder stroom van de musicologe Jacqueline Oskamp. Een boek over de geschiedenis van de elektronische muziek in Nederland – dus helemáál niet over catalogusregels. Maar wél heel kenmerkend en daar zó naar te vertalen. Hier komen ze:

  1. In Frankrijk en Duitsland draaide het om grote instituten m.b.t. elektronische muziek, in Nederland zien we ‘een anarchistisch rommeltje van professionele en privéstudio’s bevolkt door een handvol flamboyante talenten’, aldus Oskamp
  2. Het gaat haar om ideeën, niet over techniek, want die veroudert snel
  3. Studenten aan de Conservatoria worden nu weer aan het werk gezet met tape en schaar, ‘zodat ze het ambacht leren en niet de computer al het werk laten doen.’ Aldus de laatste zin van een interview met Oskamp in de VPRO Gids van eind maart 2011.

Wat is dan de moraal van dit verhaal, vertaald naar de formele (en inhoudelijke) ontsluiting van musicalia?
Het eerste punt herkennen we: Duitsland kende de z.g. RAK-regels, waaronder die ‘für Musikalien und Musiktonträger’ (RAK-Musik, 1986), Nederland kent ook veel huisregels (bijvoorbeeld m.b.t. de vraag wanneer je de vorm van uitgave toepast). Dat heeft z’n voor en tegen, en daar moeten we ons bewust van zijn wanneer er over de toepassing van bijvoorbeeld Resource, Description and Access (RDA) gaan hebben; Nederland is een land waar men hier om verschillende redenen nog niet zo hard achteraan loopt.

Het tweede punt is iets wat ook de basis vormt van met name de Functional Requirements for Bibliographic Records (FRBR), een ideeënbouwwerk à la Warburg pur sang. Hier staat het filosofische concept ‘werk’ centraal, en daar bouw je op grond van relaties omheen. Zo’n beetje zoals de bibliotheek van het Van Goghmuseum is opgebouwd: wanneer Van Gogh in zijn Brieven een bepaald boek noemt, wordt ook dát aangeschaft en in de collectie opgenomen.

Het derde en laatste punt: studenten die weer met tape en schaar in de weer gaan om het ambacht te leren. Het is heel goed dat mensen die ook bij het aanleveren van centraal gemaakte beschrijvingen van de hoed en de rand weten.

Dat allemaal als aanloop naar, en goed om in het achterhoofd te houden bij het vervolg van dit verhaal: recente ontwikkelingen die luisteren naar de afkortingen FRBR en RDI.
In Informatie Professional nr. 11/2008 heeft Peter Schouten een artikel gepubliceerd onder de titel Ontdekking van een Nieuwe Wereld: veranderende inzichten rond catalogiseren. FRBR behoort tot dat nieuwe wereldbeeld.

In september jl. organiseerde de FOBID wederom een studiedag over RDA. RDA staat als gezegd voor Resource, Description and Access. Met Resource worden de informatiebronnen bedoeld, met Description de beschrijving daarvan en met Access de ingangen tot de titelbeschrijving (wat we formele ontsluiting noemen).
RDA helpt om het potentieel te realiseren van FRBR met gebruikmaking van de aloude International Standard Bibliographic Description (ISBD).

Het zijn allemaal termen die niet terugkomen in het artikel van kunsthistoricus, curator en onderzoeker Christel Vesters. Zij noemt wel het Dewey Decimale Classificatie-systeem (DDC), waarin boeken ‘hun vaste positie hebben – discipline, onderwerp, titel, auteur, jaartal enzovoort.’ Het artikel gaat dan ook primair over Warburgs ‘tijdelijke “associatieve allianties”.’ Maar zijn ideeën gaan verder en kunnen ook dienstbaar zijn bij de discussie en het ontwikkelen van RDA, waarin immers ook relaties worden gelegd.

Vanuit dat gezichtspunt wordt niet alleen een bibliotheek (Warburg) maar ook een catalogus ‘een dynamische en interactieve Denkraum’ die kan worden gedeeld met de gebruikers ervan.
Immers: Vesters eindigt haar artikel met de opmerking dat ‘het wellicht deze kwaliteit (…) van Warburgs dynamische denken is’ dat voor ‘kunstenaars en tentoonstelingsmakers in onze tijd’ tot inspiratie kan dienen. Daar voeg ik catalogiseerders aan toe.

T/m 13 november a.s. is in het ZKM in Karlsruhe een tentoonstelling over Andy Warburgs Mnemosyne Bilderatlas te zien (zie afb.). Bij deze tentoonstelling verscheen de catalogus Baustelle 1-13. Lezen zou ik zeggen!  http://zkm.de/event/2016/09/aby-warburg-mnemosyne-bilderatlas

https://www.groene.nl/artikel/op-zoek-naar-de-ziel-van-de-westerse-cultuur

https://www.kb.nl/fobid-rda-commissie-organiseert-studiedag-standaardisatie-keurslijf-of-kans