Na na na na

Op 10 juni jl. publiceerde Het Parool een artikel van Erik Voermans, een oud-collega bibliothecaris en muziekredacteur, over de terugkeer naar de concertzaal, waarin hij zegt er zo naar uit te kijken om zich weer aan medeconcertgangers te kunnen ergeren. Aan de man naast hem die door steeds zachter wordende noten van Mahler begint heen te hoesten, aan de zangeres pal achter hem die door de openingsakkoorden van een opera heen blijft praten, aan het oplichtende venstertje van een mobieltje en ga zo maar door. Niet dat hij zelf ook niet onbewust geluiden maakt, of liever: zijn tikkende horloge, of met zijn geschrijf op de blocnote op zijn schoot. In coronatijd begon hij opeens al die mensen in de zaal te missen. ‘De gedeelde ervaring, al dan niet met neuspiepen en ritselende potterdoosjes. Het contact. De collectieve ontroering, verbazing en ergernis. Het delen van schoonheid, gemaakt door mensen, gehoord en gevoeld door mensen’.
Het is een artikel dat mij deed denken aan een column die ik schreef voor
Literair Nederland (2 februari 2017), die ik als feest der herkenning hier in iets aangepaste vorm herneem.[i]

Na na na na
Vriendelijk vroeg ik de oudere heer een paar stoelen op te schuiven, omdat hij op ‘mijn’ plaats zat. Morrend deed hij dit: ‘Dat zei die mevrouw daarachter net ook al’, antwoordde hij.
Het voorprogramma begon inmiddels en terwijl hij de Filmladder nauwkeurig bestudeerde, stampte hij met één voet het aanstekende ritme van Ne na na na van Christel Samson mee. Ik hoorde twee dames achter me overleggen wat ze met hem aan moesten, als hij dit onder de voorstelling ook bleef doen. Ze slaakten een zucht van verlichting toen hij pal voor de film begon, aankondigde dat hij verkeerd zat en weg beende. Maar zo vroeg op de ochtend draait er nog geen andere film, zodat hij binnen een mum van tijd, nog steeds even kwiek, weer terugkeerde.

Frantz
De film begon. Frantz was het. Ik hield mijn hart vast, want de film opent met een muziekkorps dat door de straten marcheert. Gelukkig, zullen ook de twee dames achter me hebben gedacht, stampte hij de maat niet met zijn voet mee. Sterker nog: kort daarna hoorde ik gesnurk rechts van me. Dat was opgelost. Tot hij op een gegeven moment wakker schrok en moest lachen om een bepaalde scène. En klikte met de tong om uiting te geven aan zijn empathie. De dames achter me hielden zich gelukkig stil.
Want het is eigenlijk best wel leuk zo’n meelevende bioscoopbezoeker. Voer voor sociologen. En dan niet als in een film een hondje of zo doodgaat, want dat brengt een hele zaal altijd in beroering, maar gewoon – bij andere dingen die niemand koud kunnen laten.

Queen Lear
Ik moest denken aan een openbare repetitie twee jaar geleden van de adaptie van Shakespeares King Lear door Tom Lanoye tot Queen Lear voor Toneelgroep Amsterdam. Het was interessant om een stuk vorm te zien krijgen, en een ster als Gijs Scholten van Aschat in een setting als deze te zien zoeken hoe het nóg beter zou kunnen.
Twee mensen voor ons voorzagen het gebeuren op het toneel, waar we met ons neus opzaten, van commentaar. Degene met wie ik de repetitie bezocht, vroeg op een gegeven moment expres nogal hard: ‘Stoor jij je aan dat gepraat?’ [Lees: in plaats van ‘Ik stoor me aan dat gepraat’]. Waarop ik – recalcitrant als ik soms ben – al even hard én gemeend antwoordde: ‘Nee, ik vind het juist leuk om te horen wat mensen ervan vinden.’ Ze hield prompt haar mond, en de bezoekers voor ons gingen gelukkig onverstoorbaar verder.

Glaasje op een tafeltje
Waarschijnlijk had ik het niet meer leuk gevonden als ze dat commentaar onder een ‘echte’ voorstelling hadden gegeven. Al schijnt dat authentiek te zijn; ik hoorde regisseur Nina de la Parra – onder meer assistent bij Toneelgroep Amsterdam – eens zeggen dat dit in de tijd van Shakespeare heel gewoon was. En bij concerten was dat natuurlijk ook lang zo; er stonden in het Amsterdamse Concertgebouw zelfs tafeltjes, zoals nu, met de weinige bezoekers die door de coronamaatregelen vooralsnog in de zaal mogen. Tafeltjes met ons eigen glaasje of kopje erop. Een met zijn voet stampende, met zijn tong klikkende en op z’n tijd hardop lachende meneer tijdens een film, en commentaar leverende mensen tijdens een openbare toneelrepetitie zijn op z’n tijd leuk, maar ik verlang in dit verband wel weer een beetje naar het oude ‘normaal’, waarin iedereen probeert zo stil mogelijk te zijn. Een beetje, want iemand die tijdens een concert bijna in een hoestbui blijft en mij verontschuldigend aankijkt, zal ik alleen maar inlevend toeknikken. Maar dat heb ik altijd al gedaan.

 

Link naar het artikel van Erik Voermans: https://www.parool.nl/kunst-media/terug-naar-de-concertzaal-recensent-erik-voermans-kijkt-er-zo-naar-uit-om-zich-weer-aan-u-te-ergeren~bc8d3ddae/

[i] Het is niet toevallig, dat juist nu er wéér een column op de website van Literair Nederland verschijnt met herinneringen aan een voorstelling. In dit geval een van Eric de Rooij over die van dezelfde Tom Lanoye, in dit geval in ‘t Spant (zoals het toen nog heette) in Bussum: ‘Die lege plek naast me bleek een zegen. De voorstelling zoog me op, tilde me op, niemand leidde me af. Na het applaus, het doek dat sloot, de lichten die aansprongen, huppelde ik langs de rijen met grijze koppen het theater uit, de koude avond in en ik bleef huppelen tot aan station Bussum–Zuid. Dat doet theater, dat doet literatuur. Zo voelt het dus, dacht ik: vrijheid.’ Zie: https://www.literairnederland.nl/vrijheidsdans/

 

 

Een jaar met de Grieken

De tijd van eindejaarlijstjes is weer aangebroken. Zoals het me in 2012 uitstekend beviel, me een jaar lang in Beethovens muziek onder te dompelen, zo stond afgelopen jaar in het teken van de Griekse kunst, op welke manier dan ook. Een alternatief lijstje dus – net geen Top10.

1. Synesios van Kyrene
Het begon allemaal aan de vooravond van 2018, toen in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden een nieuw deeltje in de serie ‘Monobiblos’ van uitgeverij Damon werd gepresenteerd. In de slipstream hiervan werden enkele gedichten gelezen uit de negen hymnen van de Ene, Dans die het heelal omkranst, van Synesios van Kyrene in een vertaling van Piet Gerbrandy. Ik was verkocht, of, zoals Gebrandy zelf eens (in: De Gids, 2018/5) schreef naar aanleiding van Gorters Mei: ‘Ik was na herlezing enigszins van slag’ van in mijn geval ‘diepste gedachten over god en mens, geest en ziel, energie en materie’ zoals de achterflap schrijft.
Ik hou het eventueel verschijnen van nieuwe deeltjes in deze serie ook in 2019 nauwlettend in de gaten. En ga meer van de hand van Gerbrandy lezen. Bijvoorbeeld de bundel Steencirkels en/of Grondwater.

2. Oedipus
Op z’n tijd ga ik naar een openbare repetitie in de Stadsschouwburg Amsterdam (nu: Internationaal Theater Amsterdam, ITA). Begin mei was het weer zo ver: Toneelgroep Amsterdam repeteerde er Sophocles’ tragedie Oedipus in een regie van Robert Icke. Ook hier gold: ik was verkocht en kocht een kaartje voor de volledige, ‘echte’ opvoering.
Het is, zoals een Boomerang-kaart schrijft, ‘het verhaal van een man die de top bereikt, om tot de ontdekking te komen dat hij de meest fundamentele grenzen heeft overschreden. Maar is hij schuldig?’ Zo’n vraag zegt denk ik meer over onze tijd dan die van Sophocles.

3. Elektra van Diepenbrock
Eens in de maand leid ik een muziekclubje in een verzorgingshuis. Zowel de bewoners als ik ontlenen er energie aan en ik ga altijd weer vrolijk naar huis. Een keer had in gekozen voor de toneelmuziek bij Elektra van – daar heb je hem weer – Sophocles door Alphons Diepenbrock.
Er kwam een gesprek op gang over de vraag of men zelf wraak in het leven had gekend. Een leermoment voor mij om in ’t vervolg muziek te kiezen die waarlijk het leven zelf raakt. Nog een voornemen voor 2019.

4. Daniel Mendelsohn: Een Odyssee
In het najaar volgde ik een HOVO-cursus over Homerus’ Odyssee door Hein van Dolen. Ter voorbereiding koos ik ervoor niet het origineel te herlezen (de eerste keer dat ik het las staat me nog helder voor de geest: op vakantie in Bologna), maar de roman Een Odyssee van Daniel Mendelsohn. Elke cursusochtend raakte ik méér geïmponeerd door de manier waarop de schrijver, tot in de détails, tot Homerus is weten door te dringen.

5. Shakespeare: Troilus and Cressida
Van Dolen noemde aan het eind van de cursus niet zozeer het boek van Mendelssohn als wel enkele andere werken die door de Odyssee zijn beïnvloed. Daaronder was tot mijn verbazing het toneelstuk Troilus and Cressida van Shakespeare, dat speelt tijdens de Trojaanse oorlog. Ik heb er een dvd van (BBC, 2005) in een regie van Jonathan Miller die ik eindelijk eens heb bekeken.

6. Mythos van Stephen Fry
Om in de sfeer te blijven, vroeg ik het boek Mythos van Stephen Fry voor mijn verjaardag en werd getroffen door overeenkomsten (en verschillen) met de Bijbel. Zo kwam ik onder meer te weten, dat de Griekse mythologie, net als Genesis, twee scheppingsverhalen kent. Ze werden door Fry – die ik overigens eens in een Shakespearevoorstelling in Londen zag – beschreven onder de titel ‘De speeltjes van Zeus’: Prometheus en Zeus kleien kleine figuurtjes, maar dat kon je nog geen mensen noemen. Die kwamen tijdens het zogenaamde Zilveren Tijdperk, ‘een mix van vooruitziende blik en impulsiviteit, van alle goddelijke giften, en van de aarde’.

7. Classic Beauties
In dezelfde tijd dat ik Mythos las, toog ik naar de tentoonstelling met neoclassicistische beelden en schilderijen uit de Hermitage te Sint Petersburg in de gelijknamige Amsterdamse dépendance aan de Amstel. Een kunstenaar als Antonio Canova (b)lijkt eigenlijk niets anders te doen dan Mendelsohn: Griekse kunst naar zijn eigen tijd halen net als Fry nieuw leven inblazen. ‘Edele eenvoud en stille grootsheid’ zei Winckelmann.
Onder het kijken beluister ik op de audiotour het Adagio uit de veertiende pianosonate van Beethoven (bij een doek van Lagrenée) waarop dit helemaal van toepassing is. Het kan verkeren …

8. Aspasia Nasopoulou
Toen ik dit overzichtje aan het afronden was, viel mij, als wist zij dat ik ermee bezig was, een cadeautje toe: Aspasia Nasopoulou stuurde mij een linkje naar haar ‘latest music poetry production Ikaros with dance and video’ die in première was gegaan tijdens November Music (foto hierboven: Melanja Palitta).
Mede door de videoprojectie brengt Nasopoulou het verhaal van Ikaros tot leven. Ronduit schitterend gedaan, met tekst van Henk van der Waal: ‘Zwijgen en stijgen vanwege je vleugelwerk’ en muziek waarin herinnering en verlangen samenvallen. Prachtig.

https://www.youtube.com/watch?v=ZXQrluTeFtc&t=17s

9. Garmt Stuiveling
Haast gelijktijdig viel mij tenslotte een gedicht toe van Garmt Stuiveling, via de email die dagelijks een gedicht stuurt (www.ljcoster.nl). Het is een gedicht uit Eeuwig gaat voor ogenblik dat ik hier tot slot in zijn geheel citeer:

XIV

Nu de grote dingen verdwijnen
worden de kleine dingen groot:
wat zonlicht op de gordijnen,
een appel, een snee vers brood.


Met hoeveel overbodigs
maken we ons leven stuk:
er is zo weinig nodig
voor wat eenvoudig geluk.

Zó zou ik oud willen wezen,
klein bij de grote dood:
Homerus om in te lezen,
een appel, een snee vers brood.

Het thema van volgend jaar weet ik al, maar dat hou ik nog even voor me. Het jaar is tenslotte (ook) nog niet om.

Blood on the dance floor

Macbeth_Sanne PeperShakespeares Macbeth in de bewerking van Liesbeth Coltof bij jeugdtheatergezelschap De Toneelmakerij & ICKAmsterdam is teruggekomen uit een oorlog en heeft de smaak van doden te pakken. Volgens Anton Wessels, vanmorgen tijdens een leerhuisochtend van LATE in Amsterdam, zou zelfs Obama eens gezegd hebben dat hij door het inzetten van drones een zeker gevoel in die richting zou hebben gekregen. Dus het is inherent aan macht, zou je zeggen. Het bloed kleeft aan Macbeths handen, in de regie van Liesbeth Colthof druipt het zelfs van zijn handen, en van die van Lady Macbeth en de kamerschermen af.

Maar stemmetjes in Macbeths hoofd zeggen, dat het niet goed is wat hij doet. De geesten van de vermoorde kinderen dansen om hem heen. ‘Een beetje raar dansen ze wel’, zei één van de vele jongeren in de zaal gisteravond (Theater Bellevue, Amsterdam) over de schitterende choreografie van Emio Greco|Pieter C. Scholten en Jesús de Vega. De ene keer dansen de leden van ICKAmsterdam als een Grieks koor, een commentaar op de tekst. De andere keer gaan ze verder waar de gesproken tekst afbreekt. Maar ráár blijft het natuurlijk, wanneer kinderen worden gedood. En dat een jongen zo reageert, geeft alleen maar aan dat hij nog niet zoveel weg weet met de expressieve dans. Zoals een volwassene kan gaan lachen, wanneer iets dat vreemd is en toch veel indruk maakt hem/haar overvalt.

Het is tijdloos wat er gebeurt. Al herken je in Macbeth (Majd Mardo) een Schotse koning met kilt, of door zijn baardje om het even een IS-strijder (zie foto Sanne Peper), alles gaat uit boven landsgrenzen en afbakeningen in tijd. Duncan (Roel Adam) zit op een gegeven moment met een zwarte muts op zijn hoofd, die herinnert aan gruwelijkheden in Irak. Inclusief zwaarden. Eventjes doet de enscenering, met een lange tafel in het midden, denken aan Koningin Lear van Toneelgroep Amsterdam. En zelfs als dit onbewust is gedaan, geeft het een intertekstualiteit aan die op de toeschouwer weloverwogen overkomt; de Lady (Tine Cartuyvels) heeft ook bij Macbeth veel in de melk te brokkelen.

De muziekkeuze van Pieter C. Scholten zegt ook veel: een stukje Goldbergvariaties van Bach, die doorgaan als muziek om een door nare ideeën gekwelde keurvorst in slaap te sussen, doen hun werk. Net als – begreep ik van een meisje op de rij voor mij – een stukje Beyoncé en niet te vergeten een Schotse vreugdedans op de tafel. Zo leerde ik als oudere jongere wat over de muzikale tijdgeest van het stuk. En ik hoop dat de jongen die de dans (nog) niet zo kon waarderen, dat over een poosje wel doet. Want dan komt De Toneelmakerij al dan niet samen met ICKAmsterdam vast met een nieuwe Shakespeare; dit was na de The Tempest (2011) de tweede die ik van ze zag. Het is te hopen, want het smaakt naar meer.

Herhaling vanavond in Theater Bellevue, Amsterdam, 20.30 uur.

http://www.toneelmakerij.nl/index.php?cat=16&subcat=17&show=87

Twee maal The Merchant of Venice

Merchant of VeniceIedere tijd krijgt de Shakespeare die hij verdient. Volgens Ron Hoffman, bij wie ik aan de Volksuniversiteit en de HOVO, beide in Amsterdam, cursussen over het werk van de bard volgde, valt er over The Merchant of Venice – waarover hij in het najaar van 2015 een cursus geeft – slecht na te denken, omdat we zitten met 20ste eeuwse gevoelens over de thematiek van het stuk. En toch ga ik het in deze blog proberen: nadenken naar aanleiding van twee opvoeringen ervan.

De eerste was in 2002 door Toneelgroep Amsterdam (gezien in de Stadsschouwburg van Utrecht) en de tweede de opvoering in Stratford-upon-Avon door de Royal Shakespeare Company (zie afb.), gisteravond rechtstreeks overgeseind naar onder andere Pathé Tuschinski in Amsterdam.
Ik concentreer me op het vierde bedrijf, dat speelt in een rechtszaal. Antonio (de koopman) en Shylock (een jood) staan voor de doge. In Utrecht, in de regie van de onvolprezen Syrische Ola Mafaalani, zaten ze aan tafel; het Bijbelse beeld van een goed gesprek en ontmoeting. De sfeer was indrukwekkend en ingetogen.
In Stratford stonden Antonio en Shylock (de Palestijnse toneelspeler Makram J Khoury) respectievelijk links en rechts op de uithoeken van de (koperen) toneelvloer. De sfeer was over de top; het gedeelte voor de pauze maakte aanzienlijk meer indruk. Wat niet wegneemt dat beide opvoeringen, om verschillende redenen, beklijven.

Het is natuurlijk gemakkelijk, te gemakkelijk om beide 1:1 te vertalen naar de huidige stand van (politieke) zaken. Maar ze geven wél een richting aan om verder over na te denken.
In 2002 was de dialoog tussen joden en niet-joden volop gaande. Het gesprek heeft anno 2015 gedeeltelijk plaats gemaakt voor een kritischer houding in de slipstream van de politiek van en rond de Staat Israël.
Blijft dat een stuk als The Merchant of Venice op z’n tijd toch maar wordt opgevoerd en bestudeerd, en dat de dialoog inmiddels een trioloog is geworden tussen alle drie de Abrahamgodsdiensten, wat in de huidige samenleving niet anders dan als een winstpunt kan worden aangemerkt.

Op die manier wordt lehren en lernen verbreed en gaande gehouden. Dat is een groot goed. Dat een stuk van Shakespeare – dat verre van antisemitisch is, wat er ook van wordt gezegd – een rol in het debat kan spelen, geeft aan dat kunst geen aangenaam tijdverdrijf is, maar veel méér dan dat. Het is van levensbelang, hoe je het ook wendt of keert.