Op 26 oktober jl. zou ik voor de Volksuniversiteit Amsterdam een online lezing houden en een gesprek leiden over het boek Een Duitse fantasie van Philippe Claudel. Doordat er weinig deelnemers waren, werd in overleg besloten deze avond niet door te laten gaan.
Als pleister op de wonde, publiceer ik de lezing nu op deze blog. In drie delen:
1. De korte inleiding (hieronder)
2. De verhalen/hoofdstukken zelf nader bekeken (31 oktober), de langste blog en
3. Het thema ‘kwaad’, de vraag of het om verhalen of een roman gaat, de receptie en een vergelijking met andere schrijvers (3 november).
Titel Eerst de titel van het boek, waarin het woord ‘fantasie’ opvalt. Een woord dat primair staat voor ‘verbeeldingskracht’, voor iets dat niet altijd op waarheid hoeft te berusten. Ook in de psychoanalyse kennen we dit woord voor iemand die door middel van fantaseren probeert te ontsnappen aan een moeilijke situatie. En ook binnen de filosofie is het bekend, en die insteek kan verhelderend zijn in verband met ons boek.
Binnen de oude Griekse en Latijnse filosofie, van Plato, Aristoteles en een Stoïcijn als Epictetus, is ‘fantasie’ gebaseerd op een zintuiglijke ervaring. Volgens Plato is het een vermenging van oordeel en mening, volgens Aristoteles iets tussen waarnemen en denken in en heeft het te maken met dromen en hallucinaties. Bij de Stoïcijnen is het een term die verwijst naar informatie die door middel van de zintuigen binnenkomt en leidt tot gedachten, tot indrukken. De perceptie is waar, maar de meningen (doxa) die eraan worden gehecht hoeven dat niet te zijn.
De huidige Denker des Vaderlands, Paul van Tongeren, heeft het in dit verband over een machientje, een mechaniek (onthoud dit woord; het komt later bij het verhaal ‘Ein Mann’ terug) achter je ogen die wat zien als je bijvoorbeeld de gordijnen opendoet. De mens ziet de kwaliteit van het weer: mooi, zonnig weer of somber, druilerig weer. Met je zintuigen neem je dit waar (je ziet, hoort, voelt, ruikt – allemaal belangrijk in het werk van Claudel), maar dat mechaniekje laadt de betekenis, de kwaliteit van het weer of de natuur. Bij Claudel is dat vaak symbolisch geladen.
De bedoeling is dat dingen als een betekenisvol geheel worden ervaren. Daar morrelt Claudel met zijn titel aan, want wat is een Duítse fantasie? Jerker Spits schreef in het Nederlands Dagblad dat ‘het woord “Duitse” in de titel (…) vooral een synoniem lijkt van schuld.’ Een andere recensent, Henk Pröpper, denkt in de Volkskrant nog weer anders over de titel: ‘Het boek is uiteindelijk een Fantasie, een soort vrije, muzikale oefening, waarbij de schrijver zich niet aan de regels van de harmonie houdt’ [lees: vorm]. Ik kom hier in de laatste blog op terug, maar ik sla eerst het boek open en kom dan uit bij de
Motto’s Elk boek van Claudel begint in feite met één of meer veelzeggende motto’s. In dit geval twee. Om te beginnen van de Franse schrijver Pierre Mac Orlan:
Voorbij de Rijn
Hangen drama en melancholie
Krijgen de gewone zaken van het leven
Een schijnsel van schemering.
Wat de reiziger, naargelang zijn humeur
Ofwel charmeert
Ofwel beangstigt.
Het tweede motto is al even belangrijk voor het begrijpen van dit boek en is van de in 1989 overleden Oostenrijkse toneelschrijver Thomas Bernhard:
Duitslands adem ruikt naar zwavel.
Het is de tegenhanger van het eerste motto, omdat geuren – zoals we zullen zien – bij Claudel staan voor zowel een vorm van kennis als voor herinnering, waarbij aangetekend dat herinneren een creatieve daad is en geen exacte geschiedenis oplevert. Herinneringen die Duitsland met zich meedraagt en die heus niet bij de landsgrenzen ophouden. Zoals de uitstoot van de fabriek pal bij Claudels huis in Dombasle-sur-Meurthe omgekeerd tot in Saarbrücken te zien is. Een chemieconcern dat ook in één van de verhalen/hoofdstukken in dit boek (‘Die Kleine’) een rol speelt, zoals overigens in veel van Claudels boeken een fabriek voor komt.
Ik zal in de volgende blog eerst de verhalen langslopen en wat kenmerkende elementen eruit belichten. Vooraf een opmerking: dit boek bestaat uit vijf verhalen of hoofdstukken. Claudel schreef ze afzonderlijk. Twee ervan zouden deel uit gaan maken van een nieuwe roman, die hij Sommeils (Slaapt) had genoemd. Zijn vrouw las ze en keurde ze af, maar Claudel bleef met de thematiek (ex-Joegoslavië) rondlopen. Uiteindelijk heeft hij ze omgewerkt en zijn ze in dit boek terecht gekomen. Uit het Nawoord is niet helemaal duidelijk welke (‘Ein Mann’, ‘Irma Grese’, ‘Die Kleine’?), maar dat doet er verder ook niet zoveel toe.
Filosofie / Karin van Hoof ; onder redactie van Marlies Huijzer, Hanneke Siemensma, Ferry Siemensma. – Etten-Leur : Schoolsupport, [2020]. – 24 pagina’s : gekleurde illustraties ; 24 cm. – Colofon vermeldt: 0/20. – Met literatuuropgave. ISBN 978-94-634-1793-8
Dit 97ste deel in de serie Informatie gaat ‘over lastige vragen en het nadenken over een mogelijk antwoord’. Over filosofen en filosofische onderwerpen als de mens, goed
en slecht, de werkelijkheid en kennis. Op een heldere en vlotte manier gaat Karin van Hoof op deze en andere thema’s in, die allemaal dicht bij de leefwereld van het kind blijven. Zij is een veelzijdig auteur, redacteur en docent die onder andere filosofeert met kinderen. De bedoeling is dat kinderen op de grens van basisschool en voortgezet onderwijs vaardigheden trainen als begrijpend lezen, het verwerken van informatie en het met elkaar van gedachten wisselen. Kan ook worden gebruikt als bron voor werkstukken en spreekbeurten. Kernwoorden als empirist, ethiek en een Socratisch gesprek worden zowel in de tekst als in een trefwoordenlijst achterin uitgelegd. Met aansprekende kleurenillustraties en enkele suggesties om verder te lezen, onder andere De wereld van Sofie van Jostein Gaarder, dat echter voor iets oudere kinderen is bedoeld. Dit boek valt tussen de boeken over filosoferen met kinderen op door de beknoptheid, helderheid en uitnodigend taalgebruik. Vanaf circa 11 tot en met 14 jaar.
Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.
Zo was het afscheid van Marian Koren, in het Bibliotheektheater Rotterdam aangekondigd: leuk, met inhoud. En dat was het, precies zoals ik Marian Koren heb leren kennen. Er werden liedjes gezongen, en meegezongen, op teksten van de ooit als vrijwilligster in de bibliotheek van Deventer geweigerde Annie M.G. Schmidt, en eentje van Toon Hermans. Er was een kennisquiz over het bibliotheekwerk, pecha kucha (een praatje van 6’40” en twintig afbeeldingen) over de toekomst van het vak ná Marian Koren, en een slotwoord door degene die wel de aanleiding maar niet het middelpunt van de middag wilde zijn: dr. mr. Marian Koren, die afscheid nam na achtendertig jaar werken in de regionale, nationale en internationale bibliotheeksector, als secretaris, hoofd, directeur, staf- en bestuurslid bij – voor wie de afkortingen wat zeggen -: Stichting PBC’s, NBLC, VOB, FOBID, KB, EBLIDA en IFLA.
Kennisquiz De eerste vraag van de quiz tussen drie teams van drie deelnemers (oud-bibliotheekdirecteuren, huidige directeuren en directies van de toekomst) met als jury Marian Koren zelf, was er één naar aanleiding van een fragment uit de film Marian the librarian (https://www.youtube.com/watch?v=7N9C2JS9mWc). De vraag was wat er niet des bibliotheeks aan was. Het antwoord: je zet geen stempel in een boek dat wordt ingeleverd, laat staan twee. Ik zal het maar verklappen: ik vond het veel opvallender dat er een stempel op de hand van een man werd gezet. Natuurlijk: ik heb ook wel eens een stempeltje op mijn hand gehad, bij een jazzfestival in Maastricht. En natuurlijk: ik snap ook de toespeling wel: de man die uitgeleend wil worden aan de bibliothecaresse (nu eens niet met een knotje en een bril op). Maar toch …
Is het niet zoals Koren in een mooi interview met Roland de Nijs in IP (1/2017, zie afb.) zegt: de vraag is niet ‘Houd je van boeken’, maar: ‘Houd je van mensen en heb je wat met boeken en andere media? En heb je wat met verhalen.’
David Lankes Maar toch: ik moest denken aan een boek dat in de loop van de middag werd genoemd: van een bibliotheekgoeroe, begreep ik die al zo’n jaar of vier uit het vak is: R. David Lankes, directeur van de University of South Carolina’s School of Library and Information Science. Een slechte bibliotheek is volgens hem er een die alleen maar van de collectie uitgaat, een goede bibliotheek is de bibliotheek die service biedt, en een grootse bibliotheek is die bibliotheek die communities bouwt. Dan is mijn antwoord op de eerste quizvraag, met alle respect en zonder bijbedoelingen maar in de recht-toe-rechtaan vorm zoals in Maastricht, toch zo gek nog niet?
Regionaal Eén van de sprekers onder het kopje ‘The future is now’, Karien van Buuren (sinds 2013 projectleider van de VoorleesExpress Overijssel en werkzaam bij Rijnbrink), ging in op het project ThuisTaal in Twente. Hierin worden vluchtelingen op hun taal, dat wil zeggen hun identiteit aangesproken en zo de regionale community ingetrokken.
Dit alles in het verlengde te zien van wat Marian Koren in bovengenoemd interview omschrijft als zijnde vanuit ‘een gevoel voor rechtvaardigheid (…) ervoor zorgen dat de zwakkeren in de samenleving beschermd worden.’ Oftewel: ‘een maatschappelijke missie hebben en mensen helpen in hun ontwikkeling en deelname aan de maatschappij.’ Maar daar bleef het niet bij. Denk alleen maar aan de talloze reizen die ze ondernam met directies en stafleden van bijvoorbeeld Provinciale Bibliotheek Centrales (PBC’s).
Nationaal Een andere spreker onder weer een ander kopje, ‘Liever een beetje gek’, Eppo van Nispen tot Sevenaer (directeur van de CPNB), liet een kinderfoto van Marian Koren zien, met badmuts op (ze zou later op hoog niveau zwemmen). Hij vergeleek het grote, wijze achterhoofd van ‘prof. dr. mr. ir. Marian Koren’, zoals hij haar noemde, met het grote hoofd van Erasmus. En dat klopt wel, als je in het gebouw van de Bibliotheek Rotterdam langs alle affiches (zie afb.), beeldjes en boeken van de beroemde Rotterdammer loopt. Ze hangen er in het kader van de Erasmus Experience, waarop ik later in deze blog terugkom.
Koren zou Erasmus na kunnen zeggen, die zei dat achter dat zoeken wat hij en zij deden en doen ‘uiteindelijk een levensvraag ligt.’
Internationaal Een andere pecha kucha-spreker, Catharina Rinzema (projectmanager van de Stichting Lezen en Schrijven) probeert samen met prinses Laurentien en internationaal vermaard (bibliotheek)architecte Francine Houben, als eye opener te fungeren voor het openbaar bestuur en de Europese Unie: weet wat voor parel u in uw gemeente in huis hebt, en doe er wat mee.
Het begon bij Koren met aandacht voor een klantvriendelijke bibliotheek, die nu volgens haar – in bovengenoemd interview – overgeprofessionaliseerd is, met marketing als doel op zich, zodat ook de privacy van de gebruiker in het gedrang komt.
Tiffany Jenkins Een paar dagen na de middag in Rotterdam, las ik in de bijlage Letter & Geest van dagblad Trouw (8 april 2017) een interview van Marco Visscher met de Engelse cultuursociologe en kunstcritica Tiffany Jenkins. Zij zegt woorden die de bibliotheeksector zich óók aan kunnen trekken. En ook hier: maar toch.
Om te beginnen hekelt zij de maatschappelijke rol die aan kunsten (en ook, voeg ik er dus aan toe, het bibliotheekwerk) wordt gehecht: ‘Deze ontwikkeling bevestigt de crisis (…) en (…) bovendien dat er sprake is van een politieke crisis, een waarin we niet langer lijken te weten wat politiek is en hoe we de samenleving kunnen veranderen.’ Zij zet vraagtekens bij instrumentele opvattingen en ziet als oplossing het feit dat mensen kennis moeten hebben van kunstwerken. ‘Zodra de kunsten worden ingezet om iets te doen wat niet uniek is aan de kunsten, worden ze vervangbaar.’ Je kunt volgens haar ‘het beste met de kunst omgaan door erover te discussiëren. Bijvoorbeeld in lokale gemeenschappen. Zo’n dialoog onderstreept wat het betekent om onderdeel van een samenleving te zijn.’
Uit dit interview kun je haast 1:1 kritiek lezen op de zwenking die bibliotheken maken, maar het biedt ook een opening in de richting die bibliotheken nu – juist nu – gaan. Volgens Koren is het zelfs zo, dat ‘we elkaar in Nederland een bibliotheekcrisis aanpraten (…) Het is een crisis die in ons hoofd zit.’ Ik lees het interview met Jenkins zo: misschien is er een crisis in het bibliotheekwerk of tussen onze oren, maar doe dan ook niet iets wat niet intrinsiek aan je werk is. Ja, de politiek weet niet wat voor parels ze in handen heeft. Pas daarom op met te ver doorgevoerde bezuinigingen. En al viel dit woord de hele middag niet, Koren stelt in bovengenoemd interview terecht dat ze enerzijds te rigoureus zijn geweest en anderzijds dat er inhoudelijk te weinig weerwoord vanuit de bibliotheekwereld was. Ja, je moet kennis hebben van kunst met een grote en (het spijt me, Jenkins) kleine k, en niet alleen – zoals bij haar – die uit het verleden, maar ook die uit het heden. En ook van muziek, literatuur (verhalen!), filosofie en religie. Ja, je moet als bibliotheek iets doen wat anderen niet al beter doen. Ja, je moet in gesprek gaan. Allemaal dingen waar bibliotheken kennis en kunde over en van in huis hebben als het goed is: informatie, geworteld in de lokale gemeenschap, gesprekstechnieken enz.. En dan is het eerder: ga uit van de collectie (jawel!), bied service (ja zeker!) en bouw op grond van deze stevige basis een in de lokale samenleving gewortelde community.
Of – zoals Marian Koren in het interview met Roland de Nijs stelde – de kern van het vak (en dat is en blijft het volgens haar) is nog steeds: organiseren van informatie, metadata aanbrengen en de potentie van het materiaal en de bronnen kunnen inschatten.
Erasmus Experience De Centrale Bibliotheek Rotterdam, de gastheer van de middag, laat bij uitstek zien hoe dit kan, met de Erasmus Experience op de derde verdieping (www.erasmushoudtjescherp.nl). De basis van de interactieve tentoonstelling wordt gevormd door de ruim vijfduizend werken die de bibliotheek in huis heeft van de Rotterdamse humanist (collectie). Taal, religie, gedrag en humor zijn enkele speerpunten waarover je door middel van stellingen uit Erasmus’ denken in gesprek kan gaan. Taal staat voor Koren ‘voor internationaal werk.’ Met een polsbandje om kun je keuzes aanklikken en steeds dieper gaan om zo te boek te komen staan als ‘denker’ (ruim 52% van de bezoekers) of wat dies meer zij. Er lopen bibliothecarissen of vrijwilligers rond die je op weg helpen (service). Zo’n tentoonstelling(sidee) kun je op allerlei manieren verder uitbouwen (community). De thema’s geven er alle aanleiding toe.
Muziekbibliotheekwerk Ook richting muziekbibliotheekwerk, mijn oude vak. Ik vind het spijtig dat mijn idee om Marian Korens visionaire blik op het bibliotheekwerk in de breedte en de diepte in het muziekbibliotheekwerk te incorporeren geen gehoor heeft gevonden. Via de NVMB, om nog een afkorting te bezigen (https://nvmb.wordpress.com/), en geruime tijd voor de bezuinigingen. Waar Koren graag een kijkje nam in andere sectoren, zoals de cultuursector, zo deed ik dat ook, en dan met name richting museumwereld.
In het kader van die mislukte poging heb ik haar, die ik als een geestverwant beschouw, leren kennen. En dáár ben ik dankbaar voor en trots op. Dat het haar goed moge gaan!
Er is iets aan de hand met onze regering. Hoe komt het toch dat onze democratie zo aan het afbrokkelen is, dat sommige politici zich zo laag gedragen? Geen woord kunnen houden, zodat 71% van de bevolking ze niet meer kan geloven. Hoe komt het toch dat politici bij het niet houden van hun woord volstaan met een eenlettergrepig woord: ‘Sorry’? Politici die stemmen weg willen trekken van populistische partijen, maar zelf niet minder populistisch doen. Dat laten we in maart toch niet gebeuren?
U herkent het vast. Hoe een politiek leider die door een ander in het zadel werd geholpen, kwaad over hem spreekt en hem van zijn plaats verstoot. Hoe een politiek leider van een andere partij zich op de borst slaat en meent dat hij naar ‘het volk’ luistert, terwijl hij flyeren op straat bedoelt. Niet normaal.
We voelen een groeiend ongemak wanneer zulke mensen het woord nemen. Of collegae op de kieslijst gewoon een paar plaatsjes naar beneden laten zakken. Wat maakt het uit man. De volgende keer ben jij aan de beurt. Ieder op z’n tijd.
We zijn trots op mensen die naar ons land zijn gekomen voor die vrijheid en ons land mee willen helpen groot te maken. Als ze de kans krijgen. Eraan willen bijdragen in kunst en wetenschap. We ontvangen ze en we leren van ze. Ze moeten kunnen blijven. Dat gevoel heb ik. Al snap ik natuurlijk ook wel dat we welke groep dan ook niet over één kam moeten scheren, en dat er best wel eens iemand tussen zit die niet het goede met ons land voorheeft. De oplossing is gewoon een vorm van wellevendheid: normaal is om vreemdelingen die van huis en haard zijn gevlucht, over de woelige baren die de VOC vroeger bevoer, een huis te bieden. Dat moeten we toch kunnen snappen, en voor die grondhouding zullen we pal moeten blijven staan. Toch?
Het is normaal dat je als schild fungeert voor de vreemdeling, de wees en de weduwe. Voor mensen die het om wat voor reden dan ook, fysiek en/of geestelijk, minder goed hebben getroffen. Het is normaal dat je ze als mens behandelt. Dat je ze respecteert. Het is normaal dat ze mee mogen doen en hun eigen inbreng hebben. Het is normaal dat we een arm om ze heen slaan in zware tijden. Het is óók normaal dat we niet voor de problemen weglopen, maar ze in gezamenlijkheid benoemen en bespreken, over niemands hoofd heen. Dat we luisteren en niet onszelf overschreeuwen. Meer of minder.
De komende tijd is bepalend voor de koers die we als land willen varen. Het gaat om slechts één vraag: wat voor land willen we zijn? Van de achterkamertjespolitiek, van het niet je woord kunnen houden, van informatie achterhouden, van de sorry-cultuur, van het uitzetten van een vader die zijn gezin hier achter moet laten?
Laten wij ervoor strijden dat iedereen zich thuis blijft voelen in ons land. Laten we duidelijk maken dat dát normaal is. Wir schaffen das zegt de grootste West-Europese politicus van dit moment. Laten we het haar nazeggen door middel van onze stem. In maart straks.
Openbare bibliotheken geven in november hun leden een gratis exemplaar van een verhalenbundel die is samengesteld door A.L. Snijders. Het verhaal staat centraal tijdens de tiende editie van Nederland Leest, de leesbevorderingscampagne van de CPNB.
Op voorhand lijkt het al één en al verhaal wat de klok slaat. In de bibliotheek, maar ook in de kerk of waar dan ook. Dat is mooi – maar er zit ook een andere kant aan het verhaal.
1.
Laten we beginnen met het bibliotheekfiliaal OBA Linnaeus in Amsterdam (zie afb.), dat op 16 januari jl. is geopend. Hierin zijn de voormalige vestigingen Oosterpark en Watergraafsmeer samengegaan. Het motto van OBA Linnaeus is: ‘Een ander verhaal.’ Dat wil zeggen, dat de collectie alleen uit poëzie, romans en andere verhalende literatuur bestaat. Fictie, maar ook reisverhalen, literaire non-fictie en levensverhalen.
Het filiaal is een experiment. Er is vanuit gegaan dat lezers informatie van internet plukken en alleen nog naar de bibliotheek komen voor een paar boeken of een (literaire) activiteit. Informatieve boeken zijn op te vragen, voor leden van OBA Linnaeus zelfs gratis. En de gangbare tijdschriften, zag ik, liggen er nog gewoon.
We mogen blij zijn dat de OBA dit experiment is aangegaan, omdat elders in het land het ene na het andere bibliotheekfiliaal de deuren sluit. De centrale rol van de bibliotheek in de samenleving is weggelegd voor de centrale vestiging. Daar past een bibliothecaris bij zoals Frank Huysmans hem/haar omschreef tijdens een lezing voor Spui25 in Amsterdam (27 januari 2015).
2.
Ook binnen de kerkvernieuwing staat het verhaal centraal. Ik citeer uit een recente notitie: ‘Veel zoekers verlangen naar een groter verhaal waarin hun kleine verhaal is ingebed. De kerk biedt ruimte aan hun verhalen. Door het gebouw, de gemeenschap en de kunst kunnen die in een ander licht komen te staan (…). De mensen die we zoeken zijn geen passieve sponzen die alles bewonderend in zich opzuigen, maar mensen die ook iets meebrengen naar de kerk: hun levensverhaal, hun kijk op de gemeente, en hun kwaliteiten en talenten (…). Op een avond wordt er door een aantal vertegenwoordigers uit de gemeente een kort inspirerend verhaal verteld. Verder is er de mogelijkheid voor de aanwezigen om zelf verhalen te delen, rond vragen als “wat wil je doorgeven”, “wat wil je achterlaten”.’
Het zijn mooie initiatieven, als iedereen er zich maar bewust van is dat het om een smalle basis gaat. Immers: poëzie, romans e.d. zijn een kunstvorm die je niet alleen leest vanwege de verhalende inhoud (zo die er in poëzie al is), maar ook vanwege het taalgebruik, de vorm enz.
Ook de Bijbel bestaat uit méér dan alleen verhalen. Laten we dat niet vergeten of verdonkeremanen onder het mom van vernieuwing! Dan is het goed.
3.
Daarom een laatste voorbeeld, dat hoop geeft. Ik lees in Contact. Nieuwsblad van de oecumenische vereniging De Zendingskerk te Ermelo (65e jrg. nr. 2) over de Paascyclus in de Zendingskerk.
‘Op donderdagavond beginnen we de reis met een maaltijd, de Maaltijd (…). Ik [de predikant, Rainer Wahl] stel me zo voor, dat ze met elkaar gesproken hebben over wat in de lucht hing en hoe het wel verder zou gaan. Mijn idee is, om daar iets van na te bootsen en een heuse heel eenvoudige maaltijd te organiseren die in een viering is geïntegreerd (…).
De Goede Vrijdag is dan weer meer meditatief. Ook hier wil ik niet dat we in een soort gesloten liturgie maar weer de verhalen als een kralenketting aan elkaar rijgen met meer of min bekende liederen erdoorheen (…).
Op de avond van zaterdag is er een kentering. De verhalen verkondigen doorbraak (…).
We sluiten deze hele levensweg die ook het sterven niet uit de weg gaat af met ons getuigenis aan de graven achter de kerk.’
Twee essays die mij onlangs onder ogen kwamen, vertellen beide op hun eigen terrein eigenlijk hetzelfde verhaal. Het eerste is van de hand van Rutger Wolfson, directeur van het Internationaal Film Festival Rotterdam in De Groene Rotterdammer (!) van 15 januari j.l. De titel luidt: ‘Film in ons hoofd. Een breder cinefiel perspectief.’
Het gaat om het slot. Daarin haalt Wolfson een ander essay, ‘The Decay of Cinema’ (1996) van Susan Sontag aan. Zij schetst daarin een somber toekomstbeeld voor de film. ‘Film is niet meer modern, televisie heeft de kijker uit de bioscoop gelokt en de wetten van de commercie leiden tot steeds minder interessante films.’ Wolfson stelt dat hierop ‘vanuit een traditioneel cinefiel perspectief bezien, weinig valt af te dingen.’ Maar hij zet daar een, zoals de ondertitel van zijn stuk al aangeeft, een breder cinefiel perspectief tegenover. Dat ‘maakt zichtbaar dat film niet alleen een grote impact op ons persoonlijk kan hebben, maar ook op de samenleving als geheel, door de wereld om ons heen zichtbaar en inzichtelijk te maken.’ Lees de essays van Willem Jan Otten (Droomportaal) er maar op na, zou ik zeggen.
Het tweede essay is van de hand van architect Aat Vos onder de titel ‘Zeven kansen voor de fysieke bibliotheek’ in de bundel Bibliotheek 7.7 (Zoetermeer, 2014). Ook hier gaat het om het slot. Daarin stelt Vos dat de bibliotheek opnieuw moet worden gedefinieerd. Niet vanuit het ‘wat’ ervan, naar vanuit een helder ‘waarom.’ Het gaat niet om het theedrinken zelf, maar om het verbindingen leggen bij wijze van spreken. Ook de bibliotheek is niet meer modern, internet heeft de zoeker naar informatie uit de bibliotheek gelokt. Vos stelt hier vergelijkbaar met Wolfson een breder perspectief tegenover. Ook hij concludeert dat ‘de nieuwe bibliotheek niet langer op de tekentafel van de architect ontstaat, maar in het hoofd van de bibliothecaris.’
Misschien zit de crux in beide gevallen in het vervangen van voorstellingen op een projectiescherm – die vaak ook vooroordelen inhouden – door verbeelding, verwoording en verklanking. Op een manier zoals bijvoorbeeld videokunstenaar Tony Oursler (1957) liet zien op de witte gevel van het Amsterdamse Stedelijk Museum (zie afb.) – voor hetzelfde geld had de gevel van de door Vos gewraakte hoofdvestiging van de Openbare Bibliotheek Amsterdam kunnen zijn. In Ourslers X ergo Y (30 november 2014-18 januari 2015) speelde ook hij met vooroordelen, onder andere ten aanzien van religie, en blies tegelijk oude iconische beelden een nieuw leven in. Om zo’n droomportaal dat dan ontstaat, gaat het: het opnieuw, en een ander leven inblazen van zowel cinema als bibliotheek. Dan zul je nog eens wat beleven!