Zwenkingen door de tijd

Derk Sauer schrijft in Het Parool (8 juli 2023) over de Hermitage in Amsterdam. Volgens hem haalt directrice Annabelle Birnie de begrippen ‘Rusland’ en ‘Russische kunst’ door elkaar. Hij verwijst o.a. naar de tentoonstelling Russische avant-garde | Revolutie in de kunst, ‘samengesteld door de onvolprezen Sjeng Scheijen’ die werd gesloten kort nadat Rusland Oekraïne was binnengevallen.
Ik had de tentoonstelling nog net daarvoor gezien en er een recensie over geschreven voor 8WEEKLY, die door de sluiting van de tentoonstelling en het museum niet werd geplaatst. Omdat het een tijdsbeeld geeft, herplaats ik de bespreking met toestemming hier.

Vijfhonderd werken, drie periodes: voorlopers tijdens de tsaren, avant-gardisten gedurende de revolutie (1917) en navolgers tijdens het bewind van Stalin. Grofweg de tijd van 1913-1930.

Toch kun je de tentoonstelling Russische avant-garde niet bekijken zonder de huidige constellatie in Oekraïne met je mee te dragen. De hele tentoonstelling in de Hermitage Amsterdam door. Vijfhonderd werken lang: op canvas, op papier, in textiel en als porselein. Véél porselein. Heel veel porselein.

Vazen met traditionele landschappen die wel erg vloeken met Kandinsky’s Landschap (1913), maar ook zogeheten ‘agitatieporselein’, dat wilde aanzetten tot revolutionaire acties. Met hamer, sikkel en tandwiel.
Zaal na zaal kom je zulk porselein tegen: rechts in vitrines, links foto’s uit dezelfde tijd met menshoge vazen in een vitrine ervoor. Alleen al de geschiedenis van de Staatsporseleinfabriek in St. Petersburg, zwenkend met alle politieke voorkeuren mee, is een studie apart waard.

Doorwerking en hervorming
In de eerste zaal, met die blauwe vazen met landschappen en de Kandinsky – die overigens opgroeide in Odessa (Oekraïne) – , kun je nog denken dat het een breuk was: voorlopers, avant-garde en revolutie, maar je komt er al snel achter, dat de oude beeldtaal doorwerkt of wordt hervormd. Neem de beeldengroepjes van bijvoorbeeld Natalia Danko. Zó weggelopen uit eerder tijden. En toch: de onderwerpen zijn anders. In de jaren dertig komen we haar nog steeds tegen.
Hoe de oude beeldtaal wordt hervormd, zien we in het olieverfschilderij Aan de oever (1924) van Koezma Petrov-Vodkin. Gastconservator Sjeng Scheijen wijst in de audiotour op de blauwe en rode rokken, die vooruitwijzen naar de vlakken op abstracte schilderijen.

Opeens zijn de vlakken niet meer blauw of rood, maar wit: we zijn bij Malevitsj en diens suprematisme aangekomen. Dat wil zeggen: de zuivere ervaring van beeldende kunst en architectuur. Wit staat voor puurheid. Malevitsj was van origine een Pool die werd geboren in Kiev (West- Oekraïne), dat ooit deel uitmaakte van Polen. Van hem hangt op de tentoonstelling een derde kopie die hij rond 1932 maakte van zijn beroemde Zwarte vierkant (zie afb. bovenaan). Hier aan een kleine muur, op ooghoogte, hoewel het kunstwerk, zoals bekend, in een huiskamer op dezelfde plaats werd opgehangen als een icoon: in een hoek, tegen het plafond aan. Er zit een kreukeltje in, net zo goed als je aan het witte, suprematistische porselein soms kunt afzien dat rechte hoeken heel moeilijk waren te maken.

Navolgers en sociaal realisme
Onder de noemer ‘navolgers’ van de revolutionairen komen we in een kabinet de Nederlandse Stijlkunst tegen, maar dan gaat het meteen al weer verder naar de zwenking die in dit geval (de School van) Soejetin maakte richting sociaal realisme. Nikolai Soejetin was een leerling van Malevitsj. Hij werkte van 1923-1924 in de Staatsporseleinfabriek, waar hij suprematistische vormen en schilderingen ontwierp. Zijn navolgers lieten zich meer gelegen liggen aan de opdracht om in de stijl van het sociaal realisme te werk te gaan. Scheijen legt in de audiotour uit waarom: de leugens die werden verteld over de mislukte landbouwhervormingen moesten worden verbloemd.

Toch vallen er op de tentoonstelling ondanks de zwaarte die je tegenkomt, en/of er zelf in legt, sterker nog: moet leggen, gezien de oorlog die gaande is, ook luchtiger elementen te bespeuren. Neem de stijlvolle bankjes waarvan de helft is uitgespaard door een gedeelte waarop je met magnetische strips je eigen suprematistische afbeelding à la bijvoorbeeld een Olga Rozanova kunt maken; zij was In 1916 nauw betrokken bij de oprichting van het tijdschrift Supremus, samen met onder meer Malevitsj. Of neem de aparte ruimte voor kinderen: ‘Avant-garden’.

De context en het nu
In tegenstelling tot de tentoonstelling De grote utopie in het Amsterdamse Stedelijk Museum (1992), richt deze tentoonstelling zich meer op de doorgaande lijn. Dit wordt in de recente kunsttheorie denken vanuit de zogeheten ‘UFO-these’ genoemd: moderne kunst komt niet zomaar uit de lucht vallen en gaat daar na verloop van tijd ook niet zomaar weer in op. Dat maakt deze tentoonstelling in optima forma duidelijk. Met alle ongemak van dien.

Fons Brouwer (I) – ‘Nieuwe oude muziek’

Op een gegeven moment kwam toenmalig collega Fons Brouwer naar mij toe. Hij was een van de redacteuren van het imprint Donemus bij Muziek Groep Nederland (MGN), het latere Muziek Centrum Nederland (MCN). ‘De beste baan die ik maar kon hebben’, mailde hij mij onlangs. Ik zat op dat moment in de redactie, of was de redactie – dat weet ik niet meer – van In de Groep, het personeelsblad van MGN. Hij had een idee: om bij een nummer een cd te voegen met muziek van componerende collegae. Zo verscheen In de Groep cd 01, zoals deze hoopvol werd genummerd. Er waren immers veel collegae die ofwel in de klassieke muziek, de jazz of de popmuziek zaten, dus we konden vooruit. Ware het niet dat ik van de directeur op mijn kop kreeg vanwege de meerkosten.

CD 01 dus. Met twee werken van Ana Mihajlovic (componist, pianist en dirigent) en twee van Fons: Quintessens (1993) voor orgel en Tempera (1991) voor strijkkwartet. Over dat laatste werk zegt hij: ‘Ik beschouw het als één van mijn beste stukken’. Zo’n twee jaar geleden is het opgenomen door een professioneel kwartet. ‘Met financiële steun is het gerealiseerd. Ik ben trots op het resultaat: mijn hele ziel en zaligheid ligt erin’. Het werk was geselecteerd voor de finale van het BUMA-concours 1993.

Iedereen kan ervan genieten, want sinds december vorig jaar is Fons Brouwer fulltime bezig met zijn YouTube-kanaal. ‘Als monument voor alles wat René Nieuwint (dirigent en fondsenwerver), Christine Kamp (geweldig organist en pianist) en mijzelf als componist en programmeur van de concerten hebben gerealiseerd.’

The Art of Memory
Eerst iets over de componist. Brouwer (1963) studeerde na het Vossius Gymnasium in Amsterdam orgel bij Simon C. Jansen en Jacques van Oortmerssen. Tevens studeerde hij compositie bij Daan Manneke en orkestratie bij Geert van Keulen en volgde masterclasses bij Morton Feldman en John Cage. Het merendeel van zijn composities is uitgegeven door Donemus, op een orgelintonatie voor Muziek & Liturgie (2009) na over ‘Maak ons uw liefde, God’, voor orgel en melodie instrument.
Tijdens zijn studie compositie begon hij te onderzoeken hoe het muzikale geheugen werkt in een vluchtig medium als muziek, daarbij geïnspireerd door het boek The Art of Memory van Frances A. Yates (1966), dat ook in het Nederlands is vertaald. Deze zoektocht is bepalend voor zijn werk.

In 2003 schreven Anthony Fiumara (nog zo’n oud-Donemus collega) en Fons een artikel over Brouwers werk voor het tijdschrift Het Orgel. Het begint met een citaat: ‘De enige manier om het orgel recht te doen, is door het orgel uit het orgel te nemen’. Een uitspraak van de hiervoor genoemde componist Morton Feldman tijdens een lezing in Middelburg (1986). Daarmee wilde hij zeggen, dat het orgel los moet kunnen worden gezien van een christelijke context. Het is een uitspraak die veel indruk op Brouwer maakte.

Binnen- en buitenkant
In zijn geval zou je het kunnen vergelijken met de binnen- en buitenkant van het instrument, met de binnen- en buitenkant van Brouwers werk als totaliteit. Daarbij moet ik denken aan de Moulin mystique, een kapiteel in Vézelay (foto rechtsboven): Mozes stort het graan (= Tenach) en Paulus vangt het op (= Tweede Testament) dat door de molen (= de jood Jezus van Nazareth) wordt gemalen. Ook Brouwer speelt op een soortgelijke wijze met oud en nieuw, zoals in genoemd artikel meermalen valt te lezen. En dan laat ik even het toeval in het midden dat een molen vaak achtkantig is en dat Quintessens een acht maten lang durende pedaalpartij kent en dat er drie stiltes in het stuk vallen, ook een getal dat te denken geeft. Nee, het gaat mij nu primair om de rol van het geheugen waar de componist het over heeft. Met name de herinnering aan oude muziek. Zoiets als architect Victor Horta (1861-1947) die de art nouveau ‘moderne gotiek noemde’.

Of zoals het in het artikel in Het Orgel staat: ‘Zoals Quintessens minimal music lijkt zonder het te zijn, lijkt Mnajdra [voor blokfluitkwartet, EvS] melodie zonder het te zijn.’ Bij Mnajdra vraagt de componist zich af op welk punt je iets niet meer als melodie herkent. ‘Het werk heeft alles te maken met oude muziek, niets met avantgarde.’ Bij nog een andere compositie, Festina lente [voor orgel, EvS] doen de toonladders denken aan oude muziek, maar de sfeer is die van nieuwe muziek. ‘Festina is’, zegt Brouwer tegen Fiumara, ‘nieuwe oude muziek’.

Ook de tekst van de compositie La casa voor bariton en piano (1990) spreekt in dit geval boekdelen. Het is een gedicht van Cesare Pavese (1908-1950) over een huis, waarin een adem der vaderen als een schaduw liefkozend over het gezicht van een man strijkt. Het doe aan vervlogen tijden denken, ‘een heldere, innige stem die als het groen / van roerloze vijvers en heuvels ’s avonds verdonkert’. ‘Een vrouwenstem, geheimvol, die weerklinkt / op de drempel van het huis wanneer het duister valt.’

Maar naast het geheugen en herinneringen zijn er nóg twee dingen die Brouwers muziek kenmerken: de gelaagdheid en de ruimte die het ademt. Over dat eerste gaat het in een tweede blog over deze componist. In relatie tot de kunst van Tonie van Marle die ik onlangs zag. Over het tweede gaat een derde en laatste blog in deze korte serie.

De foto van de componist is ontleend aan de LinkedIn-pagina van Fons Brouwer.
Link naar het YouTube-kanaal van Fons Brouwer: https://www.youtube.com/@nostos-music
Link naar de composities uitgegeven door Donemus: https://webshop.donemus.com/action/front/search?name=%22Brouwer%2C+Fons%22&order=name
Link naar samenvatting van het artikel in Het Orgel: https://www.hetorgel.nl/2003/12/n2003-03c/

Filosofie voor leiders

Filosofie voor leiders : van opvoeders tot opvolgers : met wijsgeren en eindbazen Beauvoir, Machiavelli, Nietzsche, Trump, Poetin en Plato / hoofdredactie Coen Simon ; redactie en eindredactie Hannah Achterbosch, Alexandra van Ditmars, Tim Oudshoorn. – Nijmegen : Filosofie NL Media B.V., [2021]. – 99 pagina’s : illustraties ; 27 cm ISBN 8719992599

Filosofie Magazine kwam in 1992 voor het eerst uit en is in bijna dertig jaar uitgegroeid
tot een populairwetenschappelijk tijdschrift over publieksfilosofie voor een geïnteresseerd lezerspubliek. In ‘Specials’ worden de beste artikelen gebundeld over thema’s als Verlichting, Verlangen, Vrouwelijke denkers en nu over Filosofie voor leiders. In interviews, boekbesprekingen en artikelen komt het thema voorbij in verschillende uitingsvormen: opvoeding, koningschap, politie, bureaucratie en
charisma. En denkers van Plato, Machiavelli, Kant, Nietzsche en Simone de Beauvoir tot
Agnes Heller. Auteurs zijn onder meer Leon Heuts, Joep Dohmen, Maarten Meester,
Ivana Ivanovic en Stine Jensen. Met talrijke illustraties; uitgave in iets kleiner dan A4-
formaat.

Cop. NBD Biblion, Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.

De andere kant van het verhaal

OBA LinnaeusOpenbare bibliotheken geven in november hun leden een gratis exemplaar van een verhalenbundel die is samengesteld door A.L. Snijders. Het verhaal staat centraal tijdens de tiende editie van Nederland Leest, de leesbevorderingscampagne van de CPNB.

Op voorhand lijkt het al één en al verhaal wat de klok slaat. In de bibliotheek, maar ook in de kerk of waar dan ook. Dat is mooi – maar er zit ook een andere kant aan het verhaal.

 

 

1.
Laten we beginnen met het bibliotheekfiliaal OBA Linnaeus in Amsterdam (zie afb.), dat op 16 januari jl. is geopend. Hierin zijn de voormalige vestigingen Oosterpark en Watergraafsmeer samengegaan. Het motto van OBA Linnaeus is: ‘Een ander verhaal.’ Dat wil zeggen, dat de collectie alleen uit poëzie, romans en andere verhalende literatuur bestaat. Fictie, maar ook reisverhalen, literaire non-fictie en levensverhalen.

Het filiaal is een experiment. Er is vanuit gegaan dat lezers informatie van internet plukken en alleen nog naar de bibliotheek komen voor een paar boeken of een (literaire) activiteit. Informatieve boeken zijn op te vragen, voor leden van OBA Linnaeus zelfs gratis. En de gangbare tijdschriften, zag ik, liggen er nog gewoon.

We mogen blij zijn dat de OBA dit experiment is aangegaan, omdat elders in het land het ene na het andere bibliotheekfiliaal de deuren sluit. De centrale rol van de bibliotheek in de samenleving is weggelegd voor de centrale vestiging. Daar past een bibliothecaris bij zoals Frank Huysmans hem/haar omschreef tijdens een lezing voor Spui25 in Amsterdam (27 januari 2015).

2.
Ook binnen de kerkvernieuwing staat het verhaal centraal. Ik citeer uit een recente notitie: ‘Veel zoekers verlangen naar een groter verhaal waarin hun kleine verhaal is ingebed. De kerk biedt ruimte aan hun verhalen. Door het gebouw, de gemeenschap en de kunst kunnen die in een ander licht komen te staan (…). De mensen die we zoeken zijn geen passieve sponzen die alles bewonderend in zich opzuigen, maar mensen die ook iets meebrengen naar de kerk: hun levensverhaal, hun kijk op de gemeente, en hun kwaliteiten en talenten (…). Op een avond wordt er door een aantal vertegenwoordigers uit de gemeente een kort inspirerend verhaal verteld. Verder is er de mogelijkheid voor de aanwezigen om zelf verhalen te delen, rond vragen als “wat wil je doorgeven”, “wat wil je achterlaten”.’

Het zijn mooie initiatieven, als iedereen er zich maar bewust van is dat het om een smalle basis gaat. Immers: poëzie, romans e.d. zijn een kunstvorm die je niet alleen leest vanwege de verhalende inhoud (zo die er in poëzie al is), maar ook vanwege het taalgebruik, de vorm enz.
Ook de Bijbel bestaat uit méér dan alleen verhalen. Laten we dat niet vergeten of verdonkeremanen onder het mom van vernieuwing! Dan is het goed.

3.
Daarom een laatste voorbeeld, dat hoop geeft. Ik lees in Contact. Nieuwsblad van de oecumenische vereniging De Zendingskerk te Ermelo (65e jrg. nr. 2) over de Paascyclus in de Zendingskerk.
‘Op donderdagavond beginnen we de reis met een maaltijd, de Maaltijd (…). Ik [de predikant, Rainer Wahl] stel me zo voor, dat ze met elkaar gesproken hebben over wat in de lucht hing en hoe het wel verder zou gaan. Mijn idee is, om daar iets van na te bootsen en een heuse heel eenvoudige maaltijd te organiseren die in een viering is geïntegreerd (…).
De Goede Vrijdag is dan weer meer meditatief. Ook hier wil ik niet dat we in een soort gesloten liturgie maar weer de verhalen als een kralenketting aan elkaar rijgen met meer of min bekende liederen erdoorheen (…).
Op de avond van zaterdag is er een kentering. De verhalen verkondigen doorbraak (…).
We sluiten deze hele levensweg die ook het sterven niet uit de weg gaat af met ons getuigenis aan de graven achter de kerk.’

Link lezing(en) Frans Huysmans: http://www.uva.nl/over-de-uva/organisatie/medewerkers/content/h/u/f.j.m.huysmans/f.j.m.huysmans.html