Goede Vrijdag en Pasen: Pärt en Purcell

Elk jaar probeer ik een voor mij tot dan nog onbekend stuk muziek voor de passietijd te leren kennen. Zo kwamen afgelopen jaren onder meer voorbij: de Brockes Passion van Georg Friedrich Händel, Golgotha van Frank Martin, de Johannes Passion van Arvo Pärt, Deus Passus van Wolfgang Rihm, Der Tod Jesu van Carl Heinrich Graun en Parsifal van Wagner.

Dit jaar werd een combinatie van twee stukken in mijn schoot geworpen die, zo na elkaar beluisterd, werkten als een Kyrie en Gloria, als Goede Vrijdag en Pasen: Lamentate van – wederom – Arvo Pärt (foto: Tonu Tormis) en The Lord is my light Z. 55 (1682) op de tekst van Psalm 27 van Henry Purcell. Beide stukken werden gedraaid op NPO Radio4, in de nachtelijke, doorwaakte uren van 8 op 9 maart jl.

Arvo Pärt
De titel Lamentate deed mij denken aan de Lamentations of Jeremiah. Zettingen van de Klaagliederen waren in de Stille Week in bijvoorbeeld het 16de-eeuwse Engeland gebruikelijk. We kennen er mooie voorbeelden van, onder meer van Th. Tallis en Robert White.
Maar op internet lees ik dat Pärt zijn inspiratie haalde uit Marsyas, een sculptuur van Anish Kapoor (2002, Turbine Hall in Tate Modern, Londen) en dat het niet is geschreven voor de doden, maar voor de levenden. ‘Something of a spiritual sequel to Brahms’ Ein deutsches Requiem’.[1]

Toch is er denk ik niets mis mee om het juist in de Veertigdagentijd te draaien en beluisteren. Dan werkt het een beetje op de manier waarop gastdirigent Johanna Soller, die dit jaar Bachs Matthäus-Passion bij de Nederlandse Bachvereniging dirigeert zei. De koralen en aria’s daarin bieden voor haar ‘rustpunten in het verhaal dat steeds voorwaarts gaat (…). En ze staan op een bepaalde manier ook los van het Bijbelse passieverhaal (…). De inhoud is indringend en persoonlijk en daarmee hoop ik iedereen te raken’. Al bedoelt ze ongetwijfeld niet te zeggen dat it’s about you, om een uitspraak van Kristien Hemmerechts te parafraseren die ze deed bij de boekpresentatie van Aarnoud van der Deijls boek De toekomst van de kerk. Essay vol rouw en hoop.[2]

Zoals Pärt mij in die nachtelijke uren raakte, met een stuk dat wel en toch ook weer niet los staat van het lijdensverhaal. Veertig (!) minuten lang, in een uitvoering door Alexei Lubimov (piano) met het SWR Radio-Sinfonieorchester Stuttgart o.l.v. Andrzej Borejko.
Het is een stuk dat zowel licht en donker in zich bergt, tien delen lang over datgene wat je niet kunt uitspreken, over dood en lijden. Iets dat iedereen aangaat, indringend en persoonlijk. Pärt – lees ik in het genoemde artikel op internet – weet erover mee te praten. De muziek van de Est werd door de Russen niet gewaardeerd: te modern, te religieus. Het leidde naar een persoonlijke crisis. Uiteindelijk bracht het hem een nieuwe stijl, omschreven als tintinnabuli. Geïnspireerd door de klank van een belletje in de Orthodoxe liturgie. Een klank die de stilte doorbreekt, zoals één mooi gespeelde noot zonder woorden al veelzeggend kan zijn.

Henry Purcell
Purcell gebruikt in zijn The Lord is my light wel woorden. Die uit Psalm 27. Gezet voor alt, tenor, bas, gemengd koor, strijkers en basso continuo.[3]
Ik begon met te zeggen, dat Pärts muziek de uitwerking van een Kyrie op mij had en Purcells Psalm die van een Gloria: een lofzang. Maar eigenlijk staat Purcell nog dichter bij Pärt dan ik me midden in de nacht, op een oor liggend realiseerde.

Het is zoals op de website theologie.nl staat: het gaat om eenzelfde soort spanning: ‘het goede en het kwade, het geluk en de nood (…), tegelijkertijd (…) seculier én gelovig-zijn, tegelijkertijd vertrouwen én bang zijn (…), stem en tegenstem’. De auteur vraagt zich af, of het hier om ‘interne stemmen’ gaat, alsof het de dichter zelf is die zich moed inzingt, of dat het om verschillende stemmen gaat, ‘als in een koor, of in de liturgie, waar stem en tegenstem hun plaats krijgen’. Kyrie en Gloria, en ook: Pärt als interne stem en Purcell in een koor. Wij mogen luisteren (Pärt) en meezingen met de Psalmist. Stil zijn en op verhoogde toon in herkenning onze stem invoegen in het koor.

 

[1] https://www.piano-classics.com/articles/p/paert-lamentate/
[2] Geciteerd door Florida de Kok in haar artikel ‘It’s not about you’ in: In de Waagschaal jrg. 53 (2024) nr. 3 (2 maart), p. 18-21.
[3] Zie: https://herzienestatenvertaling.nl/teksten/psalm/27 en: https://www.theologie.nl/preekschets-psalm-27/

Jaarthema 2023 – Emoties (I)

Zo tegen het eind van het jaar is het weer tijd voor oudejaarslijstjes. Bij mij zijn dat jaarthema’s; een thema waar ik me een jaar lang extra in heb verdiept. In 2018 waren dat de oude Grieken, in 2019 was dat de negentiende-eeuwse Nederlandse literatuur, in 2020 waren dat de middeleeuwen, in 2021 was het Indonesië en in 2022 kunst en klimaat. Dit jaar is het thema emoties. Samengevoegd tot een drieluik. Vandaag deel 1; losse mozaïekstukjes die op het eind in elkaar vallen.

1. Anna Clyne
Het begon ermee dat ik een artikel uit Het Parool van 4 januari opstuurde naar een oud-collega. Het betrof een artikel over de Britse componiste Anna Clyne (1980, zie foto hierboven). Als reactie kreeg ik een artikel van haar in de NRC. Joep Stapel schreef daarin aan het eind dat Clyne ‘altijd een directe emotionaliteit zoekt in haar werk en ook het hart heeft het in onze wereld zwaar te verduren, van corona-eenzaamheid tot klimaatstress. Het slotdeel van het werk [Weathered, Verweerd, EvS], gewijd aan de aarde, eindigt [lees: begint, EvS] met “fanfares” aldus Clyne. Kunnen we het interpreteren als een optimistische noot? Clyne kijkt alsof ze iets heel vreemds heeft gehoord: “Ehm, well, no”.’

Een conclusie die mij terugvoerde naar een artikel in Filosofie Magazine (nr. 1/2023) dat ik ’s ochtends las. Een interview van Th. Velvis met de filosoof en theoloog Ralf Baudelier (1961). Eerst kende Baudelier ‘niet anders dan een onbegrensd optimisme’, maar in zijn recente boek Lang leve de mens (Gompel & Svacina) maakte hij ‘een scheiding tussen een romantisch hart en een verlicht hoofd’. De auteur is niet optimistisch meer, maar gaat ook niet uit van een alarmerend verhaal over klimaat, mijn vorige jaarthema. In blog 3 zal ik dit mild optimistisch of mild pessimistisch noemen. Eigenlijk denkt hij net als Jane Goodall die op de maandagavond ervoor in een tv-interview met Janine Abbring (VPRO Wintergasten, 2 januari) zei dat het haar ‘missie is om de mensen hoop te geven zodat ze actie ondernemen’.
Misschien wil die fanfare van Clyne ook net als Goodall oproepen om in actie te komen.

2. Herinneringen
Herinneringen zijn affectief en emotioneel, aldus Luc Rasson (zie foto) tijdens een interview met Herman Simissen, de examinator van mijn MA-scriptie. Rasson is de auteur van het boek Donker toerisme. Reizen naar plaatsen met een donker verleden: dood, vernietiging. ‘Donkere toeristen’ zijn intellectuelen die zich niet beperken tot boekenwijsheid. Ze zoeken de historische sensatie, een gevoel van onmiddellijk contact met het verleden, een sfeer waarin je wordt geprojecteerd.
Ik heb dat zelf ervaren tijdens reizen naar de Normandische stranden en het voormalige concentratiekamp Majdanek. Ervaringen die je altijd bijblijven. En ook een oproep zijn om in actie te komen op elk moment dat bijvoorbeeld antisemitisme zijn donkere kop opsteekt, in welke vorm dan ook.

3. Eric Whitacre
Na het NTR ZaterdagMatinee op 25 februari, waarin de Nederlandse première werd gebracht van The Sacred Veil van Eric Whitacre (zie foto), overkwam me iets raars. Ik ging blij het Amsterdamse Concertgebouw uit, terwijl het stuk toch ging over de dood van de vrouw van een van Whitacre’s vrienden, Julie Silvestri, en ik aan de compositie zelf dubbele gevoelens had overgehouden, die ik verwoordde in een recensie op de website van 8WEEKLY.[1]

Een mevrouw naast mij pinkte een traantje weg. Om de tekst, om de muziek, om allebei? Misschien ligt het antwoord in de gelukzaligheid van ‘een simpele ziel’ (Marguerite Porete) tot wie het doordringt hoe mooi het is dat je mag leven, samen met anderen kunt genieten van een concert in een van de mooiste zalen ter wereld. In dankbaarheid dat het leven na de dood doorgaat. In die zin dat de geest van Julie voortleeft in de gedichten van haar man, Charles Anthony, in de muziek van Whitacre en in de oren van de mij onbekende buurvrouw die tot tranen was geroerd en in die van mij die er anders mee omging.
Het is zoals Shakespeare dichtte:

Jij leeft nog voort, door wat mijn pen vermacht;
waar adem is, troon jij op iedere ademtocht.
(Sonnet 81).

4. Handen bij Rembrandt
Op 22 maart nam ik deel aan een excursie van Helikon naar de Légertentoonstelling in het Kröller-Müller museum in Otterlo. Als gids was Hans van der Gaarden mee. Hij verzorgde op de heenweg in de minibus, tijdens de lunch, even voor en nadat we de expositie hadden bezocht ‘blokjes’ inleiding.
Op de terugweg vertelde hij iets over wat – gezien de passie waarmee hij het deed en zijn eigen blog – wel een stokpaardje van hem moet zijn: de emoties die de handen op het werk van Rembrandt uitdrukken.

Op zijn blog (www.manvantaal.com) staat de volledige registratie van een lezing die hij hier eens over hield. Daarom ontleen ik het volgende in relatie tot een tekening die verleden jaar Pasen in de Nieuwendammerkerk in Amsterdam was te zien en waarop je een derde hand ontwaarde.

Op de ets Het ledikant zie je de liefdesdaad (links). De vrouw heeft drie handen en is daardoor volgens Van der Gaarden buitengewoon actief. Op De Nachtwacht zien we Banning Cocq wiens hand zegt: Vooruit, mannen! Er is een slagschaduw te zien, een soort extra hand die een verhaal vertelt en het wapen van Amsterdam als het ware omkranst; ze beschermen de stad, die handen. Handen die beschermen én actie ondernemen; een mooie tweeslag als vervolg op wat Goodall zei.

En zoals dat gaat: nu zie ik opeens meer schilderijen met drie handen. Zoals On them van Sanya Kantarovsky (1982, foto rechts) op de tentoonstelling ‘Brave New World’ in de Fundatie te Zwolle.

5. Luister van Sacha Bronwasser
De schitterende roman Luister van Sacha Bronwasser (uitg. Ambo|Athos, 2023) gaat onder meer over een bepaalde emotie: angst. De hoofdpersoon, Philippe Lambert, lijdt eraan. Vóór zijn huwelijk met Laurence en, wederom, ná de geboorte van hun zoontje Nicolas en bij de aanblik van een van de au pairs, Eloïse Schiller.
Dit alles tegen de achtergrond van de aanslagen die Parijs in de jaren tachtig teisterden. Niet dat Philippe daar, in tegenstelling tot Laurence, bang voor is. Nee, dat is hij als gezegd voor Eloïse. ‘Hij moet luisteren, er is geen andere optie, hij moet luisteren (…) om erger te voorkomen’. Dit spiegelt zich in Marie die ook moet luisteren, zoals er veel spiegelingen in de roman zitten. De auteur wilde Marie naar eigen zeggen een schop onder de kont gevel. ‘Maar ze luisterde niet’. In het laatste hoofdstuk staat een zin die veel verklaart en ook weer niet: ‘Hij wist het gewoon allemaal’. Elders zegt hij: ‘Er zijn dingen die ik zie’. En voorvoel, zoals een aanslag die nog plaats moet vinden. ‘Een vloek’, meent hij. ‘Het is gezien, het is verteld, en nu bestaat het’.

 

[1] Zie: https://8weekly.nl/recensie/ntr-zaterdagmatinee-eric-whitacre-toek-numan/

Oscar Brenifier – Wat is geweld?

Wat is geweld? / tekst: Oscar Brenifier ; illustraties: Anne Hemstege ; vertaling [uit het Frans]: James Vandermeersch. – Antwerpen : Davidfonds/Infodok, [2020]. – 95 pagina’s : gekleurde illustraties ; 24 cm. – Vertaling van: La violence? : c’est quoi?. – Paris : editions Nathan, © 2019. ISBN 978-90-02-27113-7

In de serie ‘Filosofie voor kinderen’ verscheen dit deel over de vraag wat geweld is. Een bepaald niet gemakkelijk thema, dat wordt behandeld via zes hoofdvragen: ‘Wat maakt je gewelddadig?’, ‘Hoe weet je of je gewelddadig bent?’, ‘Kun je vermijden dat je gewelddadig wordt?’, ‘Mag je iemand slaan?’, ‘Kan geweld ook nuttig zijn?’ en ‘Moet je bang zijn voor anderen?’. Elke (deel)vraag gaat vergezeld van meerdere vlotte, stripachtige kleurenillustraties, paginagroot en klein, veelal met tekstballonnen. De
aanspreekvorm ‘je’ maakt dat geweld niet wordt gezien als louter iets buiten jezelf, maar wordt betrokken op het kind zelf. In de nu vijfdelige reeks van de filosoof Oscar Brenifier verschenen onder andere ook Wat is goed en kwaad? en Wat voel ik? De bedoeling is, dat kinderen door in gesprek te gaan met een ouder of onderwijzer, maar bijvoorbeeld ook een jeugdwerker of kindertherapeut, leren nadenken en een oordeel vormen. Het waardevolle hierbij is, dat in de inleidingen per hoofdstuk niets wordt dichtgetimmerd en sommige vragen open mogen blijven. De aandacht voor filosoferen met kinderen (luisteren, spreken, vragen, argumenteren) neemt toe, zodat deze uitgave en reeks daaraan zeker tegemoet komen. En over een belangrijk thema. Onder begeleiding vanaf ca. 7 t/m 12 jaar.

Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.