Tweeluik (XI)

Grafzerk 366, van Wilhelmina Jansen     Kunstwerk van Ibrahim Mahama,
in de Oude Kerk, Amsterdam                  ‘Garden of Scars’ (5 nov. 2022-19 mrt 2023)

De naam van de jong overleden Wilhelmina Jansen wordt ook – gespeld als Janssen – vermeld in de Lijst van begraven personen in de oude kerk 1396-1865, die werd uitgegeven bij de tentoonstelling NA (2017-2018) van Christian Boltanski (overleden in 2021).
Zo blijven wij ons haar naam herinneren en levend houden.

‘A place to think about life’

Lera Auerbach in Den Haag

In Nederland wordt ze steeds bekender. Onder meer door verschillende uitvoeringen van 72 Angels, in splendor lucis door het Nederlands Kamerkoor en het Raschèr Saxofoon-kwartet onder leiding van Peter Dijkstra. We hebben het over de pianiste/compo-niste en, – minder bekend – ook schrijfster en beeldend kunstenaar  Lera Auerbach (1973). In oktober wordt in Den Haag een heel festival aan haar muziek gewijd.

Op het eerste gezicht zou je denken, dat het om 72 minicomposities van ruim een minuut gaat, die allemaal het karakter van een van de engelen verklanken. Maar de Russisch-Amerikaanse componiste wil bewust spreken van een grote boog, als een intens gebed vol passie en hoop. Vooral wanneer de namen van die engelen nog een keer achterstevoren worden gezongen door de bas Gilad Nezer, die tevens chazzan is (voorzanger in een synagoge). Mooier kun je het niet hebben.

Geen ‘engelachtige’ muziek
De namen van de engelen die de tekst van het stuk vormen zijn ontleend aan het Bijbelboek Exodus 14:19-21 op de manier zoals ze in de Kabbala (joodse mystiek) voorkomen. 216 letters, telkens drie per engel wat dus uitkomt op 72. Wie nu denkt in ‘engelachtige’, halfzachte muziek te belanden, komt bedrogen uit of wacht een verrassing. Hoewel het stuk begint met een saxofoonsolo, een instrument dat soms wordt vereenzelvigd met (neo)spirituele muziek uit Rusland, Scandinavië of de Baltische staten, zet Auerbach de klank ervan heel anders in. Niet alleen melodisch, maar ook met gebruikmaking van tal van moderne technieken. Die diversiteit geldt ook voor de koorzang.

Wat ons verenigt
De overmatige secunde (een kleine toonafstand), diverse trillers of het aan de klezmer ontleende glijden van de ene naar de andere toon, zijn invloeden van joodse muziek die als een constante terugkomen in het saxofoon- en kooridioom. Toch moet je met dergelijke omschrijvingen oppassen, want er vallen ook gospelachtig zingende engelen te ontwaren. Net als een koraal à la Bach of andere stijlcitaten waarvan je als luisteraar denkt: ‘Hé, waar kén ik dit toch van?’ Dat kan allemaal kloppen, want Auerbach wil in haar muziek datgene uitdrukken wat ons verenigt en niet wat ons scheidt, over de tijd en verschillende geloofsuitingen heen. Zonder haar eigen joodse achtergrond te verloochenen.

Het moge duidelijk zijn dat zo’n omvangrijk, divers stuk veel van de uitvoerenden vergt. Zowel van de leden van het Nederlands Kamerkoor als het Raschèr Saxofoonkwartet. Het zal gezien hun status niet verbazen dat zij zich onder leiding van Peter Dijkstra allemaal geweldig van hun taak kwijten. Afwisselend zingen en spelen ze mild, krachtig, hard of fluisterend, soms met solistische partijen in een haast golvende zang. Op engelenvleugels zogezegd. Een prachtuitvoering die liveoptredens natuurlijk niet kan vervangen, maar wel een mooi document is. En ook een die aantoont dat muziek – het moet nog maar weer eens worden gezegd – geen ‘hobby’ is maar dagelijks brood.

Deze cd-bespreking verscheen oorspronkelijk (2 mei 2020) op de website van 8WEEKLY: https://8weekly.nl/recensie/op-engelenvleugels/ en wordt hier met toestemming en in iets gewijzigde vorm herplaatst n.a.v. het genoemde Lera Auerbach Festival in Den Haag: https://www.amare.nl/en/pQpL3sN/lera-auerbach-festival
De afbeelding links bovenaan deze blog is aan deze website ontleend.

Op donderdag 27 juli 2023 zendt AVROTROS/NTR in het Zomeravondconcert rechtstreeks een concert uit in het kader van het Radio France Occitanie Festival vanuit La Corum, Opéra Berlioz, Montpellier. Dit concert, door het Radio Filharmonisch Orkest van Frankrijk en het Jeugdorkest van Frankrijk o.l.v. Mikko Franck, begint met Auerbachs Dreams and Whispers of Poseidon.

Hetzelfde, maar dan telkens anders

Over de componist Antonio Vivaldi heeft Igor Stravinsky eens gezegd, dat hij elke keer hetzelfde stuk hernam. Hij bedoelde het niet complimenteus, maar hetzelfde zou je wél complimenteus kunnen zeggen van het werk van beeldend kunstenaar Sarah van Sonsbeeck (1976). Zij doet iets soortgelijks. Soms zelfs met hetzelfde materiaal, maar telkens met een andere inhoud.

Moles of Modernism
In het Kröller-Müller Museum in Otterlo zijn van 10 juni t/m 3 december 2023 haar Moles of Modernism te zien.
Het beginpunt hiervan ligt in Het Glazen Huis in het Amsterdamse Amstelpark, in februari 2022 (zie foto Gert Jan van Rooij). Toen legde ze ‘molshopen’ neer binnen in het in 1972 voor de Floriade ontworpen huis om zo de grens tussen binnen en buiten de onderzoeken.
In het Kröller-Müller liggen de ‘molshopen’ ook binnen, in de voormalige entree (vestibulum) van het door Henry van de Velde ontworpen en in 1938 geopende gebouw. En buiten in het gras, waar ze normaliter niet te vinden zijn, omdat het grondwaterpeil er te laag is.

Het zijn kunstwerken van brons, glas, keramiek, was, rubber, gips en vogelzaad die allemaal op een of andere manier verwijzen naar werk in de collectie van het fijne museum op de Hoge Veluwe. Zo is de tentoonstelling een ode aan de kunstgeschiedenis.
Maar Van Sonsbeeck zou Van Sonsbeeck niet zijn, als er ook niet een diepere laag in haar werk valt te ontdekken. In dit geval refereren de ‘molshopen’ ook aan het ecosysteem en de vruchtbaarheid van de grond.

Hetzelfde werk maar dan anders
De ‘molshopen’ voeren mij in gedachten terug naar twee eerdere tentoonstellingen van Sarah van Sonsbeeck. Om te beginnen in de Amsterdamse Oude Kerk (2017). Hier lag een enorme hoeveelheid Mylar dekens over de zerken uitgespreid (zie foto Gert Jan van Rooij, links boven). Het zijn goudkleurige dekens waarmee bootvluchtelingen warm worden gehouden. Je struikelde over het veld aan dekens en moest er tussendoor laveren, als waren het Stolpersteine die je in dit geval niet bepaalden bij het leed van weggevoerde joden, maar bij dat van bootvluchtelingen. Toepasselijk, in een zeemanskerk op de Wallen.

De tweede tentoonstelling was geen solotentoonstelling, maar haar werk maakte deel uit van de expositie Shelter in het Museum Catharijne Convent in Utrecht (2018). Daar stonden in een voormalige kloostergang een reeks anti drone tenten opgesteld (zie foto Ati de Zeeuw, rechts boven), gemaakt van hetzelfde materiaal als de dekens in de Oude Kerk. Nu niet – met wat fantasie – ter bescherming van de zerken, maar ter bescherming van drones.

Ook de molshopen maken van iets kwaads iets goeds. Mollen geven niet zozeer overlast, maar wijzen vooral op een gezonde bodem met veel bodemleven. Van Sonsbeeck laat ons daarbij stil staan, zoals ze ons met haar werk telkens op een andere manier ergens over laat nadenken.

 

Link naar mijn recensies van genoemde tentoonstellingen op de website 8WEEKLY: https://8weekly.nl/?s=Van+Sonsbeeck
Link naar eerdere blogs over Van Sonsbeeck op deze site: https://elsvanswol.nl/?s=van+Sonsbeeck&submit=Zoeken

Karel Eykman en ‘Filter’

Soms krijg je als recensent ongevraagd iets toegestuurd waarvan de afzender hoopt dat je er iets mee doet. Zo kreeg ik onlangs het eerste nummer van jaargang 30 van Filter. Tijdschrift over vertalen van (vanaf nu) Stichting M10Boeken.
Opvallend – want ik vermeld altijd wel de vertaler van een boek en eventueel wat meer, maar een kenner van dit onderwerp ben ik zeker niet. Het is gissen waarom ik dit nummer kreeg (ter recensie voor 8WEEKLY), maar hier gaan we.

 

Mijn oog viel op een mooi onderscheid dat Ton Naaijkens maakte in zijn bijdrage Het vertaaljaar 2022. Het gaat over het werk van de verleden jaar overleden Karel Eykman (1936-2022, zie foto hierboven), gespeld als Eyckman: hij ‘herschreef op meesterlijke wijze bijbelverhalen en herdichtte een aantal psalmen’. In een voetnoot wordt daarbij verwezen naar enkele psalmbewerkingen in Woord voor Woord (1976).

Eerst even iets over Naaijkens (1953), emeritus hoogleraar Duitse letterkunde en Vertaalwetenschap aan de Universiteit Utrecht en medeoprichter van Filter. Bij de Internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden heb ik hem eens indrukwekkend horen vertellen over zijn vertaling van het Verzameld Werk van Paul Celan (herz. versie Athenaeum, 2020). Op 11 mei a.s. krijgt hij de Martinus Nijhoff Vertaalprijs 2023 voor zijn vertalingen van poëzie en proza uit het Duits.

Karel Eykman
Het doet me goed de naam van Eykman tegen te komen. Niet dat ik hem echt heb gekend, al volgden we allebei de zaterdagcursus over gedichten van Wessel ten Boom in De Thomas in Amsterdam, maar het was vooral het mooie onderscheid dat Naaijkens maakte dat mij raakte: herschrijven en herdichten.
Het voerde mij terug naar de bijscholingscursussen titelbeschrijven bladmuziek volgens internationale regels die ik jaren heb gegeven. Voor bibliotheken in Den Haag en Groningen, voor hbo-opleidingen in Amsterdam en Deventer en voor de GO in Den Haag.

In de muziek heb je namelijk een soortgelijk onderscheid: dat tussen arrangeren en bewerken. In het eerste geval zet je een bepaald stuk voor een andere bezetting (zo arrangeerde ik een Pastorale van Jan Nieland dat oorspronkelijk voor twee piano’s was geschreven voor hobo of blokfluit en orgel, uitg. Broekmans & Van Poppel). Daarbij laat je de noten zoveel mogelijk intact en zet de sfeer wat aan; een pastorale hóórt haast per definitie door een hobo te worden gespeeld … In het tweede geval ga je verder en bewerk je compositie, waarbij je de toonsoort verandert, de akkoorden uitdunt of juist aanvult en aandikt. Componisten in de Duitse romantiek (Brahms, Reger) waren hier sterk in.

Herschrijven, herdichten, gedichten naar aanleiding van
Eykman ging echter verder dan herschrijven en herdichten; de bundel Een knipoog van u zou al helpen (uitg. Meinema, 2013) heeft het in de ondertitel duidelijk over ‘bij iedere psalm een gedicht’. Gedichten naar aanleiding van een psalm dus.

Psalm 23 is een prachtig voorbeeld van een herdichting. De eerste strofe luidt:

Was ik een schaap
was Hij mijn herder.
Wist Hij waar groen grasland was
en koel, helder water.
Wilde ik weglopen,
gaf Hij me een tik met zijn stok.
En was ik zoek,
ging Hij me zoeken.

Liedboek
De tekst is op muziek gezet door de betreurde kerkmusicus Joke Brandsma en als Psalm 23d opgenomen in het Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk.
In deze bundel staan meer Psalmen die door Eykmans handen zijn gegaan: 13a, 92a, 98c, maar ook enkele lichte teksten op serieuze onderwerpen. Over het je geen raad weten en Gods hand als steun in de rug ervaren (Lied 785) en een groot verdriet na het overlijden van een jong iemand (op de melodie van Altijd is Kortjakje ziek, Lied 955).
Ook is er een losse tekst van hem opgenomen bij 1 Korintiërs 13, de beroemde tekst over liefde die het allermeest is.

Het is mij uiteindelijk om het even of het hier om een herschrijving, hertaling of een gedicht gaat. Het gaat er immers om dat Eykmans naam en zijn werk gezongen en gelezen blijft worden. Zijn nagedachtenis tot zegen.

Rijk weekend met hedendaagse muziek

Het afgelopen weekend was een rijk weekend voor liefhebbers van hedendaagse muziek waarvan de noten nog nat waren. Bijna dan, in het geval van Sfera voor groot orkest van de Nederlandse componist Robin de Raaff (1968). Er zijn een paar overeenkomsten tussen de drie stukken die ik hoorde: een verhalend element, klankschoonheid, een emotionele laag en een grote rol voor de vrouw c.q. vrouwen.

Sfera van Robin de Raaff
Het eerste stuk was het al genoemde Sfera. De première hiervan was oorspronkelijk gepland voor 21 november 2020, maar werd ten gevolge van de toen geldende coronamaatregelen uitgesteld. Nu was het dan zo ver: op 14 januari in de NTR ZaterdagMatinee in het Amsterdamse Concertgebouw door het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van chef-dirigent Karina Canellakis.

De titel Sfera slaat op bolvormige tijd, waarin verleden – heden – toekomst als expressies van het nu samenvallen of – in de klankeruptie van het begin van het stuk – als facetten uit elkaar spatten. Tijd als distentio animi, uitzetting van de geest zoals Augustinus (354-430) het beschreef. Dan weer zijn het vluchtige, ijle glinsteringen en dan weer voortdurende, donkere tonen, onderbroken door stiltes.
De Raaff had bij het componeren drie vrouwen in zijn hoofd: zijn moeder, vrouw en dochter.

Het op zijn stuk volgende Vioolconcert van de Canadese componiste Helen Grime (1981) laat ik binnen de context (verhalen, klank, emotie) van deze blog rusten; ik wil door naar het volgende werk dat mij gedurende het rijke muziekweekend trof:

L’élue van Bram Kortekaas
Dit stuk (De Uitverkorene) is een prelude voor orkest dat voorafgaand aan de zonder onderbreking uitgevoerde Le sacre du printemps van Stravinsky werd gespeeld en inhoudelijk ook als zodanig fungeerde. Deze compositie van Bram Kortekaas (1989) stond onder meer geprogrammeerd tijdens het Zondagochtend concert in het Amsterdamse Concertgebouw van 15 januari en werd uitgevoerd door het Nationaal Jeugdorkest onder leiding van Antony Hermus.

Ook dit werk was gebaseerd op een verhalend element, een verhaal dat vooraf gaat aan het ballet over de lentewijding van Stravinsky. Kortekaas richt zich op de emoties van de vrouw die dreigt geofferd te gaan worden.
Kortekaas’ compositie begint met een impressie van de donkerte, de nacht. De vrouw (verbeeld door de altfluit) ziet de zon opkomen en ervaart de naderende lente. In een visioen ziet zij zichzelf als de Uitverkorene, maar dat idee verwaait wanneer Le sacre start.

Aino van Jimmy López Bellido
Het derde en laatste werk waarop ik hier kort inga, is Aino van de Peruaanse componist Jimmy López Bellido (1978) dat dezelfde zondag ’s middags op de radio werd uitgezonden; een live opname van de première die op donderdag 12 januari jl. ook plaatsvond in het Amsterdamse Concertgebouw.

Ik hoorde het voor het eerst, want tijdens de generale repetitie op de ochtend van 12 januari, die de Vrienden van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest tegen een vriendenprijs konden bijwonen, werd het stuk door het Koninklijk Concertgebouworkest onder leiding van Klaus Mäkelä niet doorgenomen.[1]

Het gaat hier om een symfonisch gedicht; hoe romantisch wil je de insteek hebben! Ook hier gaat het, net als bij Kortekaas, om het verhaal over een vrouw, Aino, die de verdrinkingsdood sterft, zo wordt verteld in het vierde gedicht van de Kalevala, het Finse nationale epos. Wat je in de compositie verklankt hoort, zijn de snikken van Aino, de haas die door het bos rent om het verdrietige nieuws aan de bewoonde wereld te gaan vertellen, Aino’s huilende moeder, de watervallen en drie (!) koekoeken die klaaglijk zingen in de bomen.
Ook hier spelen drie vrouwen, meisjes eigenlijk een rol, hetgeen wordt verklankt door twee violen en een altviool.

Alle drie de componisten, De Raaff, Kortekaas en López Bellido vertellen kortom een verhaal. Op hun eigen manier, in hun eigen klankidioom. De een meer geworteld in de romantiek (López Bellido), de ander met een been in het modernisme (De Raaff) of met knipogen naar Stravinsky (Kortekaas). Wat een rijk weekend en wat een rijkdom, die hedendaagse muziek!

 

De foto’s bovenaan deze blog (links De Raaff en rechts Kortekaas, Malou Kranen) zijn net als die van Jimmy López Bellido (foto van Franciel Braga) ontleend aan de websites van de respectievelijke componisten.

[1] Zie voor een impressie: https://8weekly.nl/special/verhalende-muziek/
Zie voor een recensie van het concert o.a.: https://bachtrack.com/de_DE/kritik-strauss-bloch-makela-gabetta-concertgebouw-amsterdam-januar-2023

Christiaan Verbeek: De wanen

Al zou de naam onbekend zijn, toch is de kans aanwezig dat zijn muziek wél bekend is: Christiaan Verbeek, componist van onder andere muziek bij de film Helium waarvoor hij in 2014 een Gouden Kalf won. In 2018 kwam tijdens de Dag van de Morgendienst in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk een andere kant van hem naar voren: als componist van een stuk in opdracht van Cello Octet Amsterdam voor een reeks concerten rond de tachtigste verjaardag van de componist Arvo Pärt. Hierbij werd hij geïnspireerd door het gedicht Aan het grensland van Rutger Kopland.
Nu is zijn werk te horen bij de lunchtheatervoorstelling De wanen in het Amsterdamse Theater Bellevue (van 22 september t/m 16 oktober 2022). Dichter Ingmar Heytze, regisseur Olivier Diepenhorst en actrice Abke Haring maakten deze voorstelling, samen met Verbeek en enkele andere theaterkunstenaars, waaronder dramaturge Janine Brogt. Wegens persoonlijke omstandigheden wordt de rol van Haring echter overgenomen door Alwin Pulinckx.

Christiaan Verbeek
In 2018 sprak ik met Verbeek voor Kerk in Mokum. Met toestemming neem ik enkele gedeelten uit dat interview hier over ter gelegenheid van genoemde theatervoorstelling. Ook een grensland eigenlijk; een voorstelling namelijk over de onaangepaste geest. Heyze schreef de dichtbundel De Atlas van wanen, die nooit is gepubliceerd, maar tot toneeltekst, een monoloog werd omgewerkt.

‘Ik vind’, zei hij in 2018 tegen mij, ‘grensgebieden interessant. Dáár wordt het spannend. Ik heb een jazzachtergrond en ben toen meer op het klassieke pad geraakt. Mijn projecten zijn muzikaal behoorlijk uiteenlopend. De bron is het leven, zijn ervaringen. Bijvoorbeeld de natuur, of wat je van huis uit meekrijgt.’

Aan het grensland
Voor zijn compositie ‘Aan het grensland’ ging Verbeek naar De Hors op Texel, waar hij is geboren. ‘Dat is letterlijk een soort grensland, waar strand in zee en zee in lucht overgaan. Het zinderende van die lucht zit bijna in al mijn muziek. Maar het blijft niet bij deze wazigheid, ik zoek ook duidelijk naar structuren. In dit geval de drieslag die Kopland aanreikt: het hiernamaals, het hiervoormaals en het nu. Het stuk begint met een inleiding die de zoektocht naar het grensland verklankt, dan volgen dertien noten en dan begint het gedicht pas. De tekst staat ook in de muziek, zodat de musici weten waar ze zijn.’
Dertien staat voor de laatste strofe uit het gedicht:

je denkt aan je jeugd aan 1 Korintiërs 13
nu kijken we nog in een wazige Spiegel
maar straks staan we oog in oog.

In deze drie regels zitten heel wat lagen verstopt: de jeugd van Verbeek, als domineeszoon vertrouwd met kerk en liturgie, de wazige Spiegel die verwijst naar een van de bekendste composities van Arvo Pärt: Spiegel im Spiegel, en het meer concrete oog in oog staan.

Impressies
Ik zeg dat Verbeeks muziek mij tot nu toe impressionistisch overkomt; niet als stijl (het impressionisme), maar als insteek, in het verklanken van een sfeer. Verbeek (h)erkent het: ‘Ik heb dit van huis uit meegekregen. Mijn moeder en ik stuurden elkaar altijd kaarten van impressionistische schilderijen van Monet en we luisterden naar Debussy. Maar dat is ook een fase. Mijn muziek wordt steeds concreter, want hoewel Aan het grensland een zekere vaagheid ademt, kent het  ook een heel duidelijke vorm: zoektocht – gedicht – terug in de wereld. Aan het grensland staat voor mij tussen het aardse en het religieuze in. Een gebied waar Pärt, Kopland en ik elkaar ontmoeten.’ Zoals Verbeek in Wanen onder meer de tekst van Ingmar Heytze ontmoet en het grensland tussen waan en werkelijkheid.

Foto bovenaan deze blog afkomstig van de website van Christiaan Verbeek: https://www.christiaanverbeek.com/
Zie ook: https://www.theaterbellevue.nl/agenda/3796/Ingmar_Heytze_Olivier_Diepenhorst_Alwin_Pulinckx/De_wanen
En tenslotte mijn recensie: https://8weekly.nl/recensie/theater/de-wanen-theaterdebuut-waar-alles-aan-klopt/

Ademende kunst, adembenemende kunst

…. De stilte stil laten.
Niets dan zwijgen.

Zo eindigt het gedicht ‘Zwijgen’ van Pierre H. Dubois. Ik moet er altijd aan denken als ik door die heerlijke beeldentuin van het Kröller-Müllermuseum in Otterlo loop en de Two vertical, three horizontal lines (1965-1966, zie foto) zie van George Rickey (1907-2002). Statig staan ze daar, de aluminium en roestvrij stalen staken die door de luchtcirculatie geluidloos bewegen. De stilte laten ze stil, en van ons wordt verwacht dat we niets anders doen dan er zwijgend naar kijken. In bewondering voor zoveel schoons.

Axel Vervoordt Gallery
Het is niet het enige werk van Rickey dat in de beeldentuin staat. Er is ook een later werk op een sokkel, uit 1981: L’s One up one down excentric II. Nederland is gezegend met de mogelijkheid al dan niet kinetische (bewegende) kunst van Rickey te zien. Ook in de openbare ruimte. In België is dat minder. Tot nu toe dan, want de Axel Vervoordt Gallery in Wijnegem (provincie Antwerpen) biedt t/m 16 juli een expositie van zijn werk.
Ik werd op het spoor daarvan gezet door kunsthistoricus Sander Bortier, die een recensie van mij over Alexander Calder op 8WEEKLY had gelezen.
Rickey gaat namelijk enerzijds verder waar Calder ophield, en laat anderzijds elementen van diens werk, zoals kleur, meestal helemaal los. Wat ze gemeen hebben is de rol van lucht die in beider werk een rol speelt. Maar er is meer.

Henk Peeters
In 1966 nodigde galeriehouder Henk Peeters verschillende kunstenaars uit om deel te nemen aan het project ZERO on Sea. Samen met Yves Klein, Lucio Fontana en Günther Uecker. Het project is echter nooit van de grond gekomen. Peeters en Rickey hielden contact en zo realiseerde Peeters onder meer een werk Zonder titel (1965) van Rickey dat berust in de collectie van het Stedelijk Museum in Amsterdam.[1]
Terwijl ik hierover lees in het tentoonstellingsessay dat de expositie in Wijnegem vergezelt, doemt geen gedicht op maar een ongeschreven, mogelijke bijdrage van Rudi Fuchs aan De Groene Amsterdammer. Ik stel me voor dat hij hierin werk van Lucio Fontana vergelijkt met dat van George Rickey, op een manier zoals hij dat vaak doet.

Germaine Kruip – Column untitled
Laat ik een poging wagen om hierbij in de buurt te komen. Alleen doe ik het dan niet tussen het werk van Rickey en Fontana, maar tussen dat van Rickey en Germaine Kruip (1970), die afwisselend in Amsterdam en Brussel woont. Ik werd daartoe zowel op het idee gebracht door een afbeelding in genoemd tentoonstellingsessay (Column of Eight Triangles with Spirals) als het feit dat de Axel Vervoordt Gallery óók de Belgische vertegenwoordiger is van haar werk.

Vierkanten en cirkels vormen eveneens de basis van haar kunst. Een mooi voorbeeld is een oorspronkelijk uit 2011 daterende, minimalistische zuil, Column untitled die ze voor een tentoonstelling in de Amsterdamse Oude Kerk uitgebouwde tot achttien meter hoogte, opgetrokken uit zeven maal zeven gestapelde ronde en vierkante blokjes van wit/grijs carrara-marmer (zie foto hierboven rechts, van Wim Hanenberg). 750 kilo tussen een stellage op de zolder en de zerkenvloer. Het idee is ontleend aan een zuil in een tempel in Hampi (India). Zeven maal zeven roept herinneringen op aan een ritueel, en aan – daar hebben we het weer – een gedicht. Ditmaal van Ida Gerhardt, dat eindigt met: ‘Zeven maal, om met zijn tweeën te staan’. In licht en donker, dat je zowel profaan als religieus kunt duiden, en in de ruimte, van bijvoorbeeld een nagenoeg leeg kerkinterieur à la Saenredam, een schilder die Kruip bewondert.

Licht en een cirkel vormen het wezen van een ouder, uit 2010 daterend ‘mentaal kinetisch werk’ zoals Kruip het tijdens de perspresentatie  in november 2015 omschreef. Dát is wat zij weer toevoegt aan het kinetische, bewegende van Calder en Rickey. Het viel te zien in de collegekamer van de Oude Kerk en bestond uit een gaslampvormige daglichtlamp die in één etmaal een cirkel draait. Denk aan Rickey, die beïnvloed was door het werk van zijn grootvader, een klokkenmaker.

Mentaal wil in dit verband zeggen: je ziet de lamp niet bewegen, maar je voelt wel aan dat dit gebeurt. En als je wegkijkt, en na een poosje weer kijkt, zíe je ook dat het is gebeurd. Het licht schijnt in de kamer, en reflecteert door de ramen op straat. Dit doet denken aan de zeven draaiende spiegels die in hetzelfde jaar als het ontstaan van dit werk waren te zien in Museum De Paviljoens te Almere. Spiegels voor een raam, met een matzwarte en een reflecterende kant. Het werd licht en donker. Adembenemend mooi. Dat is het, het werk van zowel Calder, Rickey als Kruip.

 

www.axel-vervoordt.com

Link naar mijn recensie over Alexander Calder op 8WEEKLY: https://8weekly.nl/recensie/kunst/horen-zien-en-ruiken/
Link naar column over Calder op dezelfde cultuurwebsite: https://8weekly.nl/special/zo-fragiel-en-breekbaar-als-een-reiger/
Gedeelte over Germaine Kruip is gebaseerd op een recensie voor 8WEEKLY van de genoemde tentoonstelling in de Amsterdamse Oude Kerk.

[1] Zie: https://www.stedelijk.nl/nl/collectie/74849-george-rickey-zonder-titel

Gelijk Salemstenen

Ik zag voor het eerst werk van hem in het Stedelijk Museum in Amsterdam: Concetto spaziale, Attese (Ruimtelijk concept, verwachting 1966). Ik was er zó ondersteboven van, dat ik na afloop van mijn museumbezoek de straat ben overgestoken om bij de boekwinkel een boek over hem te kopen. Dáár wilde ik meer van weten! Lucio Fontana (1899-1968) is zijn naam.

Ik moest afgelopen tijd een paar keer aan zijn werk denken. Neem om te beginnen de bekende regel uit een songtekst van Leonard Cohen die wel op zijn kunst wordt los gelaten: ‘In alles zit een barst, en daar komt het licht doorheen’. Al is het bij Fontana geen barst, maar een snede, van boven naar beneden, die de natuurlijke beweging van de snijdende arm volgt en, – lees ik op de website van het Van Abbemuseum in Eindhoven – daardoor licht is gebogen.

Of neem die keer toen ik in een kerkdienst het verhaal uit I Koningen 6 hoorde, over de bouw van de tempel van Salomo: ‘Salomo maakte voor het huis vensters met kijkgaten en luiken’ (vert. Jan van Opbergen). Je kunt erdoor naar binnen én naar buiten kijken, de wereld, de natuur in. Het zijn net spleetogen, als de kier licht die ruimte biedt bij Fontana, de snee in het canvas.
Even verderop in dit bouwverhaal uit I Koningen 6, wordt verteld dat de bouwers bij het optrekken van de tempel gebruik maakten van stenen. Salemstenen staat er, van Salomo én van sjalom, vrede.

Ik blijf in gedachten bij Fontana en de stenen, en loop in mijn fantasie door de beeldentuin van het Kröller-Müllermuseum in Otterlo. Daar staat werk van hem: Concetto spaziale, Natura (1959-1960). Geen Salemstenen, maar bronzen.

Op de site 8WEEKLY.nl stond enige tijd een rubriek onder de titel ‘Ik sta te trappelen’ waarin redacteuren konden delen waar ze reikhalzend naar uit zien. Ik dacht toen de rubriek ter ziele was, aan het Design Museum in Den Bosch, waar een tentoonstelling met werk van Fontana was (inmiddels verleden tijd) te zien. Ik had een toegangskaartje, maar door de maar voortdurende sluiting van musea ging het mijn neus voorbij. De tentoonstelling is niet verlengd. Ik had mij verheugd op bijvoorbeeld Ambiente spaziale (Ruimtelijke omgeving, 1968/2017, zie foto). Ik doe er nu zo maar gewag van. Op naar een nieuwe kans, hoop ik.

Deels gebaseerd op een stukje in Drieluik (Protestantse Wijkgemeente Amsterdam-Noord), oktober 2020, p. 13.

https://designmuseum.nl/tentoonstelling/lucio-fontana-de-verovering-van-de-ruimte/

Afbeelding: Lucio Fontana, Ambiente spaziale, 1968/2017, installatie in de Pirelli HangarBicocca, Milaan, 2017. Oorspronkelijk gerealiseerd voor Documenta 4, Kassel, 1968. Foto: Agostino Osio © Fondazione Lucio Fontana, Milano.

De ontwikkeling van ethiek

8WEEKLY vroeg aan de medewerkers, wat hun aanrader uit 2021 was (zie linkje hieronder). Ik dacht, na een dichtbundel van Jabik Veenbaas die echter al in 2020 was verschenen, aan het boek Morele vooruitgang in duistere tijden. Universele waarden voor de 21ste eeuw van de Duitse filosoof Markus Gabriel (Boom Uitgevers, 2021). Dit boek had ik gewonnen bij een actie van Filosofie Magazine en heb het met grote interesse gelezen. Omdat het onmogelijk is dit boek in een podcast bijdrage van ruim een minuut recht te doen, ga ik er in deze blog dieper op in: waarom is het dan een aanrader? Ook plaats ik er ondanks dat, toch enkele kanttekeningen bij.

Enkele begrippen
Om te beginnen: wat zijn universele waarden volgens Gabriel? Hij zegt: ‘Goed en kwaad zijn universele waarden: het goede is universeel moreel vereist – ongeacht groepslidmaatschap, cultuur, smaak, geslacht, klasse en ras – terwijl het kwaad universeel moreel verboden is.’ Gabriel gaat uit van het Verlichtingsdenken, dat hij nieuw leven in wil blazen. Verlichting is datgene dat volgens hem ‘helpt in dit soort duistere tijden. Ze veronderstelt het licht van de rede en daarmee ook een moreel verstand.’ Waar hij op aanstuurt, noemt hij een nieuwe verlichting, een moreel realisme, het ontdekken van vormen van nieuwe morele gedachten. Het boek is dan ook bedoeld voor lezers, ‘die bereid zijn om door middel van de rede tot een moreel oordeel te komen.’

Vooruitgang – een ander begrip uit de titel – is ook niet intrinsiek goed of kwaad. We mogen immers ‘nooit vergeten wat er in het Duitse Rijk is gebeurd, omdat het ons heeft laten zien dat de mens in staat is om systematisch radicaal kwaad te organiseren met behulp van de wetenschappelijke en technologische vooruitgang.’ Wat nodig is voor morele vooruitgang, is ‘een praktijk van vergeving, verzoening, verdraagzaamheid en voorzichtige, aftastende gesprekken.’

Onder morele vooruitgang schaart Gabriel onder meer ‘het opblazen van het systeem van stereotypen, zodat we ieder mens in de eerste plaats als mens kunnen onderkennen en erkennen.’ Covid-19 leidt volgens hem tot het onder druk verenigd zijn van de mensheid, waarmee hij echter de tweedeling die er ook door ontstaat helaas niet onderkend.
Morele vooruitgang wordt geblokkeerd door ‘nepnieuws, digitale bewaking, propaganda en cyberoorlogsvoering.’

Kernthema’s
Tot zover enkele begrippen uit de titel van het boek. De kernthema’s die Gabriel onder de loep neemt, zijn: realisme, humanisme en universalisme. Waar hij zich tegen afzet, zijn: waardenpluralisme, – relativisme en -nihilisme. Zo zet hij zich bijvoorbeeld af tegen de cultuurstrijd van Samuel P. Huntington, en stelt daar de ideeën van Nobelprijswinnaar Amartya Sen tegenover. Het postmodernisme is hem een doorn in het oog en hij noemt dat ‘willekeur’ en ‘onzin’.

Hij geeft hoog op van kunst en cultuur, omdat deze ‘onmisbaar [zijn] voor de ontwikkeling van onze ethiek. Zonder ficties en hun verspreiding in de samenleving is een morele opvoeding onmogelijk. Het is geen toeval’, schrijft hij, ‘dat totalitaire systemen de artistieke vrijheid beperken – ze willen de verbeelding van hun onderdanen aan banden leggen’. In het verlengde daarvan ziet hij geen enkele reden om tolerant te zijn tegenover intolerantie, geen enkele reden om in gesprek te gaan met radicale politici, ‘omdat de basisregels van een dergelijke discussie niet worden geaccepteerd binnen de ideologie van de gesprekspartner.’ Een mooi voorbeeld in Nederland is de weigering van de gemeenteraad in Amsterdam, die onlangs weigerde te discussiëren over de vergelijking van de sjoah en de coronamaatregelen. Er zou volgens raadslid Gertjan van den Heuvel (CU) hiermee een grens worden overschreden.

Immanuel Kant
Er staan prachtige stukken in het boek. Ik denk bijvoorbeeld aan Gabriels uitleg van Kants ‘beroemde strenge verbod op liegen’. Onlangs kwam het nog langs, toen NPO2 Extra de film Irrational Man van Woody Allen (2015) vertoonde. De hoofdpersoon, filosofieprofessor Abe Lucas, zette daar een vraagteken bij dat je vaker hoort, – in de woorden van Gabriel: ‘Stel we verbergen in een totalitaire dictatuur een vervolgde familie in de kelder en liegen tegen de politie wanneer die aan de deur staat en vraagt of we de familie in kwestie hebben gezien.’ Gabriel legt uit, dat ‘wie een onwaarheid vertelt om een gezin dat zich in de kelder verstopt te beschermen tegen een wrede, onrechtvaardige overheid, niet liegt, want het doel is (…) niet om een voordeel te behalen, maar om de veiligheid van het gezin te waarborgen.’

Duitsland enzo
Nu is het niet zo, dat ik het met alles wat Gabriel stelt eens ben. Zijn blik is mij soms wat te eng op Duitsland gericht, en dan krijg je een zin als: ‘Natuurlijk zijn er veel fraaie successen geboekt op het grondgebied van de huidige Bondsrepubliek: de uitvinding van de boekdrukkunst, de symfonieën van Beethoven …’. Oké dat eerste klopt, dat tweede niet – Beethoven schreef alleen zijn eerste twee symfonieën in Bonn, de rest in Wenen; hij wordt niet voor niets tot de Weense klassieken gerekend (Haydn, Mozart, Beethoven).
Minder storend is Gabriels voorliefde voor het Duitse idealisme, met Kant, Fichte, Schelling en Hegel.

Storend is wel weer zijn louter negatieve benadering van sociale media (‘zonder Twitter en Facebook zou Trump waarschijnlijk nooit president van de VS zijn geworden’, een rol die wellicht eerder geldt voor de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021), waar hij op andere plaatsen wel ontwikkelingen van meerdere kanten kan bekijken en wijst op eenzijdige mensbeelden als ‘het idee dat de geest identiek is aan neuronale processen, de homo economicus [en] de ontkenning van het bestaan van de vrije wil’. Smakeloze uitglijders als ‘De eenentwintigste eeuw zal het tijdperk zijn van de pandemie van de nieuwe verlichting als gevolg van globalisering’ en: ‘We moeten ons allen tezamen inenten tegen het mentale gif dat ons verdeelt’ vormen gelukkig een zeldzaamheid.

Tenslotte
Universele ethiek staat lijnrecht tegenover de moraal die de inmiddels overleden Engelse opperrabbijn Jonathan Sacks in zijn boek Moraal (Uitgeverij KokBoekencentrum, 2020) beschreef, en waar ik eerder (kritisch) over blogde. Immers: monotheïsme is volgens Gabriel ‘geen geschikte basis voor een universele ethiek, omdat universele waarden geen goddelijke steun nodig hebben’. Als voorbeeld noemt hij allereerst het feit dat ‘er geen absoluut gebod [is] dat voorschrijft dat men moet glimlachen naar voorbijgangers. Toch verbetert de geluksbalans van de maatschappij als we ons voornemen om anderen en onszelf een prettig gevoel te bezorgen’. Voorts noemt hij het feit ‘dat men kinderen niet mag martelen’, wat ‘niet alleen een beslissing [is] van God waaraan men zich moet houden (…), maar een moreel feit dat met of zonder God geldt.’
De Tien Geboden acht hij niet ‘geschikt als basis voor welke ethiek dan ook (zelfs niet voor een christelijke ethiek die hoe dan ook niet kan bestaan, omdat een ethiek die christelijk zou zijn daardoor haar universele geldigheid zou verliezen)’. Over de zeven universele Noachitische of Noachidische geboden of voorschriften heeft Gabriel het helaas niet.

Rest echter gelukkig meer dan genoeg interessants om dit boek van harte aan te kunnen bevelen, zoals ik in de podcast van 8WEEKLY en hier uit de doeken deed. Een boek dat ik voor het overgrote deel met veel instemming en herkenning heb gelezen. Iets wat ik van het boek van Sacks helaas niet kon zeggen.

Markus Gabriel: Morele vooruitgang in duistere tijden
Vert. Huub Stegeman
Boom Uitgevers, 2021
ISBN 978 90 2443 663 7
Prijs: € 24,90

Linkje naar genoemde podcast van 8WEEKLY: https://open.spotify.com/episode/6QMHKvMo1Gy7w3oMAnKYKT?go=1&sp_cid=d23ca7030e6da31319547f3be4d68ee9&utm_source=embed_player_p&utm_medium=desktop&nd=1
Mijn bijdrage begint op 26’04”

Drieluik – In de tang genomen

Of het van hem uit gezien een goede ruil was, weet ik niet – Jan Keij, die mij inwijdde in het denken van Emmanuel Levinas (zie foto rechts), gaf mij zijn boek Tijd als kwetsbaarheid in de filosofie van Levinas (uitg. Boom, 2021), ik aan hem mijn Tien boeken, tien deugden over de in het Nederlands vertaalde romans van Philippe Claudel. Van mij uit gezien in ieder geval wel; ik ben blij met zijn ultieme boek over Levinas, over wie hij al eerder publiceerde. Mijn recensie staat te lezen op de website 8WEEKLY.nl (zie link onderaan), een blog mede naar aanleiding van het boek hieronder. Als onderdeel van een drieluik.

1.
Voor de samenvatting en conclusie, komt Keij met een hoofdstuk dat hij omschrijft als ‘een slagroomtoefje’. Het gaat over een voorwaarde voor verantwoordelijkheid: vruchtbaarheid. Dat ziet hij als een overwinning op de dood. ‘Via het doorgeven van nieuw leven, dat mogelijk is dankzij de voortplanting die vruchtbaarheid is’. Dat het mij wat te eng is, en ik liever zou refereren aan een wijsheid die zegt dat je een kind moet krijgen, óf een boom moet planten óf een boek moet schrijven om voort te leven. Al staat er in citaten ook vaak: een kind moet verwekken, vanuit mannelijk perspectief, en een boom moet planten en een boek moet schrijven. Maar dit terzijde, al erkent Keij in zijn hoofdstuk ook dat Levinas en hij als fenomenologen erotiek ‘mannelijk’ beschrijven. In ieder geval gaat het om Liefde met een hoofdletter L.

2.
Onlangs zag ik – voor het eerst sinds de coronacrisis weer in de bioscoop – een aflevering van de documentaireserie Nature on tour. De aflevering speelde in Rusland, boven de poolcirkel. Wetenschappers verkennen Siberië. Waar vroeger eindeloze taiga-bossen (naaldbossen) waren, zijn nu mega-slumps. Enorme permafrostlagen ontdooien en wat boven komt, zijn methaan en een bacterie die miltvuur kan veroorzaken. We zien beelden van rendieren die hun loop veranderen, door droge rivierbeddingen en over dunne lagen ijs op zoek zijn naar voedsel. We zien ijsberen die hetzelfde doen, ver afgedwaald van smeltende ijsschotsen. Zelfs tot in steden worden ze waargenomen, ten dode opgeschreven als ze zijn. De doos van Pandora, zegt een voice over in deze aangrijpende film, is geopend.

3.
Ik lees in het novemberprogramma van Theater Bellevue in Amsterdam een column van componist, dichter, dirigent en lid van de KNAW Micha Hamel. Een verre van vrolijke column naar aanleiding van zijn Het Zwarte Raam, een verhaal over de laatste twee mensen op aarde waarvoor hij zowel het concept, de tekst als de muziek schreef. En die column. ‘Het verhaal gaat’, schrijft hij, ‘over een Liefde (met grote L) tussen een man en een vrouw tijdens de klimaatcatastrofe’. Hamel constateert, en dat doet iedereen die voornoemde documentaire zag, ‘dat de klimaatcrisis veel erger is dan alom wordt aangenomen’. Hij is somber, en stelt – met een reminiscentie aan Camus – dat ‘wil je werkelijk klimaatneutraal worden, je dan zelfmoord’ moet plegen. Alleen was het bij Camus een vraag.
Ook Hamel vraagt zich iets af, namelijk wat hij moet doen, als kunstenaar. Hij vraagt zich af wat er overblijft, ‘als afschrift van menselijkheid in de mens?’ En antwoordt, met Levinas, met Keij: ‘de grote L, de Liefde, dat grote, ingewikkelde, veelvormige hyperobject’. Maar je kunt ook een boom planten, een indrukwekkende documentairefilm maken, een boek schrijven of een muziektheaterstuk voor Orkater componeren. Om ons wakker te schudden.

Link naar mijn recensie van het boek op 8WEEKLY: https://8weekly.nl/recensie/het-appel-raakt-iedereen/