Een gesprek tussen licht en donker

De ondertitel die de Duitse filmregisseur Wim Wenders aan zijn documentaire over het werk van zijn vriend en beeldend kunstenaar Anselm Kiefer meegeeft, is raak: Das Rauschen der Zeit, het ruisen van de tijd.

Ruisen en tijd. Het eerste komt in de film op verschillende momenten en manieren terug. In het ritselen van de bomen met hun jonge, groene blaadjes aan het begin van de film en in de ijle mobile met glaspegels die zachtjes tinkelen op de circulatie van de lucht. Het is iets dat je niet snel met Kiefer in verband brengt. Ten onrechte, zal blijken. Het tweede, de tijd, vooral die van de Tweede Wereldoorlog, speelt een hoofdrol in het werk van de kunstenaar. Hij staat vooral bekend door zijn monumentale werk waarop de lagen verf met een spatel dik zijn opgebracht.

Licht, zwaar en zwart
Mensen die zijn tere waterverftekeningen in het boek Zomer van de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård kennen (uitg. De Geus, 2017) hebben weet van deze zachte kant van de kunstenaar. Maar pas op: er zijn ook tekeningen in het boek opgenomen van houtskool en gips op karton. Een draagt de titel böse Blumen. Licht, zwaar en zwart.

Dat is misschien wat Wenders ons in het werk van Kiefer wil laten zien, en wat de componist Leonard Küssner ons in zijn filmmuziek wil laten horen. Licht, zwaar en zwart gaan een gesprek met elkaar aan, zoals de twee sopranen met orkest in het aan Mahler herinnerende openingsnummer van de film: An die Sonne.
Je zou zelfs kunnen zeggen dat die dialoog de as is waarom de hele documentaire van Wenders draait. Geschoten met behulp van geavanceerde 3D-camera’s en in 6K. Zo trekt hij de toeschouwer het beeld in. Je kunt geen buitenstaander blijven in het werk waarin de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog zo nadrukkelijk aanwezig is. Daar is 3D bij uitstek de aangewezen techniek voor die Wenders op z’n best inzet en die soms adembenemend uitwerkt.

In gesprek met het verleden
Maar de dialoog in de film gaat verder dan alleen tussen schoonheid en vernietiging, licht en donker, zon en duisternis. Of – in de visie van Kiefer – tussen vernietiging en schoonheid, donker en licht. In die volgorde, want het begint allemaal in Donaueschingen, waar hij in maart 1945 wordt geboren en als jongetje speelt op de recente puinhopen van de stad na een bombardement. Een rol die wordt gespeeld door Anton Wenders, een neefje van de regisseur. Als jongen bezoekt Kiefer in Frankrijk de streek waar Van Gogh woonde en werkte.

Vanaf dat moment komen zonnebloemen in zijn werk voor. Uitgebloeide, geknakte zonnebloemen. Die jongen wordt weer gespeeld door Daniel Kiefer, zoon van Anselm. De oudere Kiefer is de kunstenaar zelf, die op sloffen en al fluitend door zijn enorme atelier, een loods, bij Parijs fietst. Afgezien van Daniel, laat Wenders niets van het privéleven van Anselm Kiefer zien. Dat kan ook haast niet, want de kunstenaar schermt dat zorgvuldig af.

Verschillende vormen van kunst
Kiefer bewondert niet alleen Van Gogh. Het zijn ook dichters als Ingeborg Bachmann en Paul Celan. We zien ze wanneer zij eigen gedichten voorlezen. Wat lichter van toon dan je uit de teksten op zou kunnen maken. Zo is er op die manier ook een dialoog gaande tussen verschillende vormen van kunst: beeld en taal.
Niet alleen op de mobile met glaspegels zien we tekst, ook op ander werk van Kiefer is dat nadrukkelijk aanwezig. We zien Kiefer op een hoogwerker de titel van een gedicht van Celan wijzigen. Is het een verbetering, of wil hij de (opzettelijk?) foute titel nog onder de doorstreping laten staan?

We zien de kunstenaar veel aan het werk in zijn atelier en daarbuiten in de ruimte eromheen, die overigens beide toegankelijk zijn voor publiek. Hij is in de weer met een brander op de verf, stro en gips van een nieuw kunstwerk, zodat het zwartgeblakerd wordt. Er zijn twee assistenten met een blusser paraat. Wij staan haast naast ze, met onze 3D-brilletjes op. De film valt tussen twee haakjes ook in 2D te zien.

Allemaal samen is het een aanmoediging om de tentoonstelling Bilderstreit in Museum Voorlinden te gaan bekijken (t/m 25 februari 2024), waar in een zaal Kiefer ook in gesprek gaat met schrijvers en denkers uit de romantiek. Overigens is het niet ver gezocht om de documentaire van Wenders ook als een kunstwerk op zich te zien. Zoals Wenders al in zijn film Paris, Texas het filmische oprekte, door de techniek van binnenuit te lijf te gaan, zo doet hij dat nu weer en gaat daarbij nog een stap verder, al valt de hoge resolutie 6K in onze bioscopen nog niet te ervaren.

Verscheen eerder op de website 8WEEKLY (eindredactie: Frank Kremer).

Toegift
Twee van de foto’s van Kiefers werk die ik in Museum Voorlinden maakte:
links Winterreise en rechts enkele vitrines met zijn boeken (unica), waarop ik later eens in zal gaan i.v.m. Anna Enquists gedichten over één ervan.

The Rowan Tree

Blog t.g.v. Wereldkankerdag, 4 februari 2023

 

In de schitterende film Living, met een glansrol van Bill Nighy als Mr. Williams, komt af en toe het Schotse volksliedje voorbij: The Rowan Tree, een lijsterbes die volgens de mythe een beschermende werking heeft. Het wordt gezongen door Lisa Knapp. In de andere filmmuziek van deze film, van Emilie Levienaise-Farrouch klinkt een reminiscentie door aan het bekende ballad Greensleeves. Mooi bij elkaar gezocht.

Als je op gaat letten, zie je in de filmbeelden tal van bomen voorbij komen. Een kale boom, een boom vol in blad, bomen onder de sneeuw in de winter. Mr. Williams kijkt ernaar, en ook verliefde paartjes doen het hem na. Het zijn evenzeer mooie, symbolisch geladen beelden, want Mr. Williams is ernstig ziek en zijn leven verglijdt als de seizoenen, tot in de winter ervan.

Het zijn beelden die mij terugvoeren in de tijd én in het hier-en-nu doet verkeren. In de eerste plaats denk ik aan een schitterende boom zoals die op papier werd gezet door Karena van Zanten: Wat ons rest. Ik zag hem tijdens een expositie in de Openbare Bibliotheek De Banne in Amsterdam.
Ik had even tevoren van een dermatoloog in het ziekenhuis gehoord dat ik een carcinoom had (‘een kankertje’, zei de specialist). Hij besloot het dezelfde ochtend nog weg te halen, en ik had wat tijd voor het zover was. Niet al teveel, zodat ik besloot de tijd die restte door te brengen in de Openbare Bibliotheek, waar die prachtige afbeelding hing. Ik voelde troost en kracht door ernaar te kijken.

In de tweede plaats ga ik zoveel jaren later op dit moment regelmatig met een vriendin mee naar het Antoni van Leeuwenhoek. In het bezoekersrestaurant van dit ziekenhuis, op de begane grond, hangt ook een kunstwerk van een boom. Of liever: er hangt een tak, glazuur op tegels, van Rem Posthuma. Die tak drukt voor mij een ander aspect uit dan de robuuste boom van Karena van Zanten: de tak is zowel monumentaal door de afmetingen ervan als fragiel door zijn uitstraling, maar ik hoop dat bezoekers van het restaurant er evenveel troost aan kunnen ontlenen als ik destijds aan het werk van Karena van Zanten. Of bescherming, als bij The Rowan Tree.

https://www.bing.com/videos/search?q=living+the+rowan+tree&docid=608045972463369848&mid=DBFF950FFC69337D7378DBFF950FFC69337D7378&view=detail&FORM=VIRE

https://www.karenza.nl
http://www.remposthuma.com/index.php

Aldo Druyf – Klassiek in zicht

Klassiek in zicht : ontdekkingsreis door de mooiste klassieke muziek / Aldo Druyf ; met tekeningen van John Minnion ; muziekadvies: Juliëtte Dufornee, Rob Overman, Marcel van Tilburg ; redactie: Jolanda van der Toorn-Hoeksma. – [Amsterdam] : Aldo Classics, [2018]. – 377 pagina’s : illustraties ; 20 cm. – Volledig
herziene heruitgave van: Smaakgids klassieke muziek. – Amsterdam : Aldo Classics, © 2009 en: Ken je klassiekers : reis door de klassieke muziek. – Amsterdam : Aldo Classics, © 2013. – Met index. ISBN 978-90-814496-2-5

Deze lees- en luistergids is ingedeeld in vier categorieën (orkest-, kamer-, solo- en vocale muziek) die weer zijn onderverdeeld in genres, zoals symfonieën en filmmuziek, strijkkwartetten en pianotrio’s, orgel- en gitaarmuziek, liederen en opera’s. De auteur is van huis uit gitarist, bekend van luistercursussen en workshops over klassieke muziek. Het boek, een herziene versie van de Smaakgids klassieke muziek (2009) en Ken je klassiekers (2013), is bedoeld voor iedereen die klassieke muziek begint te ontdekken of er iets meer over wil weten. Voldoet in dat opzicht geheel. Gezien de enorme omvang van het onderwerp is enige grofmazigheid in bijvoorbeeld de indeling van de stijlperioden (middeleeuwen, renaissance, barok, klassiek, romantiek, modern) overkomelijk. Bedenkelijker is het op Unico van Wassenaer en Simeon ten Holt na ontbreken van Nederlandse componisten en, anno 2019, het geheel ontbreken van
vrouwelijke componisten. Bevat QR-codes voor luistervoorbeelden, die ook door middel van een meegeleverde inlogcode online vallen te beluisteren. Met lijst van muziektermen.

Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.

Homecoming (1945)

Op de een of andere manier lijkt de film Homecoming (1945) aan de aandacht van veel recensenten te zijn ontsnapt, terwijl – ik twitterde het gisteren, nadat ik hem op de valreep had gezien – het eigenlijk een beetje verplichte kost is.

Het verhaal speelt pal na de Tweede Wereldoorlog, weliswaar in een naamloos dorpje in Hongarije, maar het is zo universeel als het maar kan. Het is deels opgenomen in Skanzen, een openluchtmuseum, maar het zou zo maar Orvelte kunnen zijn, niet ver van Westerbork. Het is niet alleen universeel vanwege het verhaal zelf, van een orthodox-joodse vader die met zijn zoon uit een vernietigingskamp terugkeert naar hun dorp en het ongemak dat dit bij de bewoners oproept, maar ook vanwege de actualiteit,  het huidige antisemitisme en de opkomst van extreem rechts in heel Europa; afgelopen zondag hoorde ik nog van iemand die een keer in Hongarije met vakantie is geweest en dat nooit meer van plan is te gaan doen, omdat de vijandigheid van de Hongaren op haar, als zwarte vrouw, teveel pijn deed.

De twee eveneens naamloze mannen, naamloos omdat ze voor zoveel joden staan, arriveren met de trein en hebben twee grote, houten kisten bij zich die op een boerenkar worden geladen. De stationschef gaat vast in het dorp waarschuwen: er komen twee joden aan – is dit het begin van nog meer joden die hun huizen, hun spullen zullen opeisen? Wat overkomt ons? Zilverbestek wordt in een doek gewikkeld en veilig opgeborgen, belastende documenten verbrand en een huwelijk voorbereid en het volksgeloof dat dit goed moet gaan, want anders valt er een vloek over het dorp, wordt hardop uitgesproken.

De twee joodse mannen weigeren op de kar te gaan zitten en lopen zwijgzaam de hele weg, als in processie, een uur gaans van de trein naar het dorp, achter de kar met de twee kisten aan. Links en rechts ingehaald door de in rep en roer zijnde gemeentesecretaris die, zo vertelt het verhaal, heulde met de Duitsers en nu een fles champagne aan de in een jeep binnenrijdende Russen overhandigt. Zo was het vaak in de tijd pal nadat de Duitsers waren vertrokken en de Russen het heft in handen namen.

Het is een schitterende film, gemaakt door regisseur Ferenc Török op een scenario van Gábor T. Szántó. Een klein gehouden film, wars van sentiment en melodrama. Veel is verborgen in de veelzeggende beelden over een dorp dat uit elkaar valt. De bruidegom vertrekt met zijn koffer naar Boedapest of nog verder – net zo een als in het Verzetsmuseum in Amsterdam staat en waarmee de joden naar de kampen vertrokken –, een ander kan niet verkroppen wat hij heeft gedaan of liever gezegd bij het wegvoeren van de joodse bevolking uit zijn dorp heeft nagelaten en pleegt zelfmoord.

De filmmuziek bij deze zwart-wit film was raak gekozen. Het leek soms even een sjabloon: de eeuwig zingende cello die films over de jodenvervolging vaak begeleid, maar heel zacht hoorde als begeleiding daaronder een Hongaars cimbalom. Ik kon het niet anders horen dan een oproep tot eenheid die er niet was en nog steeds dreigt verloren te gaan. Hoeveel doen de Hongaren elkaar daarmee niet tekort!

Verborgen zit lang wat in die kisten zit – en daarvoor moet je de film zien. Een film die eindigt met het beeld van de weer met de trein vertrekkende vader en zoon. De trein – nog zo’n beeld dat in dit geval doet denken aan een andere film, Shoah -, stoot op dat moment een enorme rookwolk uit. Het bleef stil in de bioscoop, gedurende de film en ook geruime tijd erna. De camera volgde de rookwolk omhoog, en de bezoekers bleef het ongetwijfeld bij. Heel lang.

De vrouw begint te dansen

SjostakovitsjIn het Amsterdamse Concertgebouw bestaat in januari 2015 de kans om kort na elkaar in de kleine zaal twee keer het achtste strijkkwartet in c op.110 van Dimitri Sjostakovitsj (1906-1975, zie afb.) te beluisteren: op 16 januari in een arrangement van P. Vigh door het Berlage Saxofoonkwartet, en op 21 januari door het Matosinhos kwartet.
Ter gelegenheid daarvan herplaats in hier een gedeelte uit het hoofdstuk ‘Joodse invloeden in de Russische muziek’ uit mijn boekje
Dialoog in muziek. De laatste alinea is toegevoegd.

 

De schrijnendste omschrijving van een dans zoals die in het Strijkkwartet nr. 8 voorkomt, gaf Lizzy Sara May in haar boek Wacht u voor de hond: ‘De Kresjatikstraat bijvoorbeeld: de razzia’s op joden daar; datgene wat mij het meest heeft aangegrepen: een vrouw die met haar twee kleine kinderen probeert te vluchten. Ze wordt tegengehouden door dronken Duitse soldaten. Een van de kinderen wordt door hem onthoofd. De vrouw staat daar als versteend. Dan onthoofden de soldaten ook het tweede kind. De vrouw wordt waanzinnig en begint, terwijl ze de lijkjes tegen zich aandrukt, te dansen.’

Sjostakovitsj heeft als geen andere niet-joodse Russische componist van zijn generatie de herinnering aan de massamoord op de joden levend gehouden. Hij heeft ook willen afrekenen met de anti-joodse gevoelens die leefden en die aan het eind van de negentiende eeuw bijvoorbeeld hebben aangezet tot de waarschijnlijk door een Rus geschreven Protocollen van de Wijzen van Sion. Daarbij moet worden bedacht, dat de Tweede Wereldoorlog verleden tijd was en al te duidelijke uitbeeldingen ervan achterwege moesten worden gelaten. Schrijvers als Semjon Goezenko, Aleksej Mezjirow, Sergej Orlov en Olga Bergolits, die die negeerden, werd het zwijgen opgelegd. Een in 1948 geschreven manuscript als het Zwartboek van I. Ehrenburg en V. Grossman, dat gaar over de nazi-misdaden tegen de joden in bezette delen van de toenmalige Sovjet-Unie, is nooit verschenen. Auteurs gingen over tot het maken van vertalingen, zoals componisten overgingen tot het componeren van filmmuziek die niet onder controle van de Unie van Sovjetcomponisten viel. Onder hen bevond zich Sjostakovitsj.

Interessant is in dit verband te bekijken in hoeverre in die filmmuziek parodieën voorkomen ‘die met de kenmerken van een parodie helemaal niets parodieert’, zoals Martin Kaaij in een artikel in de VPRO Gids (#51-52, 20 dec. 2014-2 jan. 2015) het Eerste pianoconcert van Sjoskakovitsj omschrijft: een parodie ‘in abstracto.’ Het is volgens Kaaij, net als de filmmuziek, ‘opvallend toegankelijke muziek, maar daardoor nog niet onbeduidend. Zo’n streng onderscheid tussen aangrijpende kunstmuziek en muzikale frivoliteiten maakte Sjostakovitsj zelf trouwens ook niet. Voor hem was een komisch liedje op zijn eigen manier ook diepzinnig.’ Of een dans waarop men in de concentratiekampen moest dansen, zoals geciteerd in het achtste strijkkwartet.