PAN Amsterdam 2024 – Met eigen ogen en die van een ander

Bij de ingang van de PAN in de Amsterdamse RAI wordt de bezoeker begroet door een 5 meter hoge Goliath. Een beeld dat in een 17de-eeuws pretpark stond. Samen met andere beelden, fonteinen en een labyrint. Ik ken hem nog uit het restaurant van het Amsterdam Museum.
Als een kleine David ga ik op deze editie (2024) als tegenwicht op zoek naar kleine(re) fijne kunst. In de trant van: wat zou je mee willen nemen, als het onder je jas past? In de wetenschap dat ik al het andere moois dat iets groter is en er te zien valt absoluut geen recht doe.
Ik ga niet alleen voor mezelf kijken; ik probeer ook te kijken met de ogen van mijn ouders. Ze zijn inmiddels al lang geleden overleden, maar toch: wat zouden zij mooi hebben gevonden? Meenemen hoeft in dat geval niet meer – kijken kan wel.

Jan Toorop
In de eerste plaats denk ik voor mezelf – dat was het primaire uitgangspunt – aan een schilderijtje van Jan Toorop, dat hij in 1903 in Domburg maakte: Het Angelus, hoewel er een protestants Zeeuws meisje op staat afgebeeld. Het hangt in de stand van Bob Albricht, heel mooi tussen allemaal geestverwanten. Hij zei er in een interview met Edo Dijksterhuis in het Parool (15 november 2024) het volgende over:

 

Een mooi, licht portretje van een meisje verzonken in middaggebed. Op de Tefaf, waar ik ook altijd aan deelneem, zijn internationale kopers meer geïnteresseerd in zijn vroege, meer experimentele werk. Maar Toorops zeldzame Zeeuwse periode wordt door de Nederlanders gewaardeerd, soms ook uit geloofsovertuiging.

Wat ik er ook zo bijzonder aan vind, is hetzelfde dat ik waardeer in het werk van Marianne von Werefkin dat ik onlangs in Museum de Fundatie in Zwolle zag: hun werk mag dan wel in eerste instantie voluit experimenteel zijn (Von Werefkin stond mede aan de wieg van het expressionisme), maar op momenten dat het minder experimenteel wordt is er sprake van een synthese. Bij Von Werefkin bijvoorbeeld in het afgebeelde doek Heimkehr (Thuiskomst) uit haar Zwitserse tijd. Je ziet er van allerlei invloeden in terug, die hier te ver voeren maar waar ik op een andere site over schreef. [1]

Von Werefkin en Toorop hebben, hoe anders hun stijl ook is, meer gemeen. Beiden werken met grote vlakken die bijna abstract zijn; bij Von Werefkin zijn het de huizen, bij Toorop het roze-blauwe vlak waartegen het meisje is afgebeeld en waaronder je de ondertekening en het doek zelf terugziet. Links achter had hij een boom gedacht, die de kunstenaar bij nader inzien toch overschilderde. Zo zie je het wordingsproces van de kunstenaar en wordt je daar als het ware in meegenomen.
Zowel Von Werefkin als Toorop hebben voorts aandacht voor de boerenbevolking en – bij Von Werefkin – arbeiders. En tenslotte is er de religieuze belangstelling waar Bob Albricht het ook over heeft en die je als een apart spoor door de hele PAN zou kunnen volgen, maar dat is een andere invalshoek. Zoals ik de indruk kreeg dat burgemeester Femke van der Laan na de opening tijdens de rondleiding die ze kreeg langs items werd gevoerd die op een of andere manier met Amsterdam hadden te maken.

Russisch icoon en Fantastic voyage 2
Ik blijf vervolgens stilstaan bij een Russisch icoon uit rond 1700: Ween niet om Mij, Moeder heet het (Tóth-Ikonen, Huizen). Een tante van vaderskant had een icoon in haar huis hangen. Van St. Joris en de draak. Of mijn vader het mooi vond, weet ik niet eens. Maar dit werk zou wellicht zijn goedkeuring weg kunnen dragen.

Christus vol smarten staat, met alleen een lendendoek om, in een sarcofaag en wordt beweend door Maria. Hij neigt Zijn hoofd naar haar toe en zij legt haar hoofd op Zijn rechterschouder. Beiden hebben een aureool rond hun hoofd. In de westerse kunst zouden de hoofden van Jezus en Maria vol empathie dezelfde kant op zijn geneigd, maar hier lijken ze wel elk voor zich en toch samen te zijn. Een mooie variant die tot denken aanzet.

Omdat ik niet zeker weet of mijn vader deze icoon echt mooi zou hebben gevonden, kijk ik naar Fantastic voyage 2 van Lynne Leegte, in de stand galerie Janknegt (Laren). Over Leegte schreef ik op deze blog al eens eerder. Het gaat hier om een in albast uitgevoerd openliggend boek. Het zou niet alleen mooi passen bij zijn ets Een mensenleven (1972) van Jeroen Henneman, met twee (kerst)boompjes: letters en muzieknoten, maar we gaven elkaar ook echt boeken te lezen waarvan we dachten dat de ander die wel mooi zou vinden. De in 2013 overleden Rascha Peper is in dit verband een naam die me te binnen schiet. Ik sleepte verschillende titels van haar aan, die hem allemaal bevielen. Op reis in het hoofd, als het lichamelijk niet meer gaat.

Charlotte Perriand
Met de ogen van mijn moeder keek ik naar glaswerk van Charlotte Perriand (1903-1999) in de stand van Mass Modern Design (MMM, Roosendaal). Niet alleen omdat de lievelingsbroer van mijn moeder een van de timmermannen van Rietveld was, die in deze stand centraal staat (niet dé, wel een van de), maar ook omdat ze zelf glas en keramiek verzamelde. In mijn boekje over haar ben ik daar uitgebreid op ingegaan.[2]
Perriand werkte samen met Le Corbusier. Haar glaswerk is minder bekend, maar hoe mooi is het, zo op een plankje aan de muur.

Er valt zóveel moois te zien en te beschrijven op deze editie van de PAN, dat ik u aanraad om zelf te gaan kijken! Met eigen ogen en wellicht die van een ander.

[1] De recensie wordt binnenkort geplaatst op de website 8WEEKLY.NL.
[2] https://www.boekscout.nl/shop2/boek/9789461767288

https://www.pan.nl/nl

Stille waters hebben diepe gronden


Tekst van een korte lezing die ik hield tijdens een filmavond bij Atria, Amsterdam
(19 oktober 2017).

 

‘Ze heeft een talent om de laag die niet in de tekst ligt, maar daaronder, te vertolken. Dat geeft een bijzondere, lyrische sfeer en ongewone diepte aan de teksten.’ Dat zegt de blokfluitiste Stephanie Brandt in Patricia Werner Leanse’s film over de Nederlands-Griekse componiste Aspasia Nasapoulou.
Het zou zomaar over de films van Werner Leanse en Yve du Bois zélf kunnen gaan: zij hebben een talent om de lagen zichtbaar te maken die onder een verhaal liggen, – het verhaal over het leven of een stuk van een componist. Het is in ieder geval het uitgangspunt van mijn korte inleiding op de vijf films die straks achter elkaar worden vertoond: de verschillende lagen die erin zitten, of althans: die ik eruit haal en die in de films naar mijn gevoel al worden gesymboliseerd door het vele water wat erin stroomt: stille waters hebben diepe gronden.

Het verhaal
Het verhaal zelf staat eigenlijk in de aankondiging van deze avond, en daar kunnen we kort over zijn. De films gaan respectievelijk over een door beeldende kunst, literatuur en dans geïnspireerde componiste, een grande dame van de Zweedse muziek, een avantgardiste die haar tijd ver vooruit was, een gedreven netwerker en een componiste van onder meer Franse chansons. Twee films (Beyer en Andrée) zijn met Engelse ondertiteling.
Het zijn verhalen over vrouwelijke componisten in een door mannen gedomineerd gebied. Daarvoor staan misschien het water en de vele vogels die rondvliegen ook symbool; het zwemmen tegen de stroom in aan de ene kant en het je vleugels uitslaan aan de andere kant.
Kijk maar naar het moment waarop wordt verteld dat de Zweedse grande dame, Elfrida Andrée, naar Stockholm gaat om te studeren: pal voor die vermelding vliegt een meeuw met sterke vleugelslagen op. Ook de film over de hiervoor al genoemde Nasapoulou sluit af met wegvliegende vogels.
Het zíjn dan ook verhalen over sterke vrouwen. Andrée bijvoorbeeld was de eerste vrouwelijke kerkorganist in het Zweden waar vrouwen geen kerkorganist konden worden, zo wordt in de film gezegd. En op dat moment wordt een gigantisch slot op een kerkdeur getoond. Andrée verbrak in 1861 het slot, dat in Nederland al eerder, in 1719, was verbroken door Agnita Wilhelmina Snep die haar vader opvolgde als organist in Zierikzee.

De vorm
Het moge duidelijk zijn dat de vorm die Werner Leanse voor haar films kiest, raakt aan muzikale vormen. In de film over Rosy Wertheim bijvoorbeeld valt een A-B-A-vorm te herkennen; wanneer het verhaal aan het begin en het eind (A) in Nederland speelt, in Amsterdam en in Laren, klinkt een door Rae Milford bespeeld klokkenspel, en wanneer het verhaal in het midden (B) is gesitueerd in Parijs, waar ze correspondente voor Het Volk is, klinkt andersoortige muziek. Deze sonatevorm wordt afgesloten met een coda, een door Werner Leanse zelf gezongen gedeelte uit een lied van Wertheim, begeleid door piano én gekras van kraaien:

‘k Heb veel gelachen en geschreid, –
Nu komt de winter, wit en wijd,
Die alles stil zal maken.

Maar ook de vorm gaat nog dieper. Een buitengewoon fascinerend voorbeeld daarvan is te vinden in het portret over de Duits-Amerikaanse componiste Johanna Beyer. Terwijl op een gegeven moment haar muziek steeds langzamer gaat, versnellen de beelden juist, alsof je in een stilstaande trein op het perron staat, terwijl de trein ernaast gaat rijden en snelheid maakt. Aan de kijker wordt overgelaten deze metafoor naar believen zelf in te vullen.

Metafoor
Dat geldt ook voor wat ik een metafoor pur sang zou willen noemen, en waarmee ik deze korte inleiding wil afsluiten. Hij komt voor in het portret van de Nederlandse componiste en pianiste Marjo Tal en viel Werner Leanse toe, terwijl ze in Parijs op straat filmde. Het is het beeld van een clown, waarmee ze Tal ten diepste heeft gepeild.
De beelden doen mij denken aan de clown in de schitterende roman (eigenlijk is het een novelle) De tuinen van de herinnering van Michel Quint: een clown met [ik citeer] ‘opwellende tranen en hartverscheurende wanhoop, schrijnende pijn en diepe schaamte’ voor alles wat er om hem heen gebeurde gedurende de Tweede Wereldoorlog. Toen de clown in de roman van Quint was overleden, zei zijn zoontje: ‘Morgen heb ik grote, zwartomrande ogen en witgepleisterde wangen. Ik zal proberen, papa, al diegenen te zijn van wie de lach bij zonsopgang in de beukenbossen, in het kreupelhout is opgehouden te bestaan, en die jij weer tot leven hebt pogen te wekken. Ik zal proberen jou te zijn, jij die nooit de herinnering verloren hebt laten gaan. Zo goed ik kan. Ik zal naar beste weten de clown uithangen. En misschien lukt het me daardoor de mens uit te hangen, uit naam van iedereen. Zonder gekheid …!’
Tal koos voor haar werken teksten die een combinatie vormen van humor, ernst en symboliek. Werner Leanse koos voor haar films eenzelfde soort combinatie, waarmee ze het werk van de vijf componisten die vanavond centraal staan een extra lading meegaf. De diepere lagen die ze daarmee blootlegt, heb ik geprobeerd als de schillen van een ui kort af te pellen. Het woord is nu aan de vijf filmportretten zelf.

Johanna Beyer – https://vimeo.com/bubbleeyes/beyer

Elfrida Andree – https://vimeo.com/bubbleeyes/elfrida

Aspasia Nasopoulou – https://vimeo.com/bubbleeyes/aspasia

Rosy Wertheim – https://vimeo.com/bubbleeyes/rosywertheimnl

Marjo Tal – https://vimeo.com/bubbleeyes/marjotalnl