Spannend concept

Afgelopen seizoen toerde het blokfluitensemble The Royal Wind Music met het programma The Orange Tree Courtyard. Renaissance Music in and around the Cathedral of Seville. Een concept van co-artistiek leider Maria Martinez Ayerza. Inmiddels op cd uitgebracht en opgedragen aan de ons onlangs ontvallen blokfluitbouwer Adriana Breukink.

Een bouwer van renaissance-blokfluiten, die in hun soort net wat anders klinken dan de meer bekende (kopieën van) barokinstrumenten of van hedendaagse blokfluiten. Ze zijn bijna cilindrisch van vorm en hebben grotere vingergaten, waardoor de klank wat robuuster is. The Royal Wind Music bespeelt blokfluiten van klein tot zeer groot; de grootste is een subcontrabas van circa drie meter lengte. In het begeleidende boekje bij de cd is een schema opgenomen van wie van de elf musici welk soort blokfluit bespeelt en in welk van de tweeëntwintig stukken.

De Sinaasappelhof
De rondleiding, en de cd begint en eindigt in De Sinaasappelhof. Met fascinerende improvisaties over een lied uit Andalusië dat is gelinkt aan de Arabische muziek. Samen met de joodse invloed vormde dit de zogeheten Mozarabische stijl, die trouwens in de tijd dat de kathedraal werd gebouwd (vanaf 1401) alweer over zijn hoogtepunt heen was. De kathedraal is overigens op de resten van een vroegere moskee gebouwd. De melodie vormt als het ware een ouverture en een coda, een introductie en een afsluiting in de contemplatieve, mystieke stijl. Veel van de stukken ademen en zijn kenmerkend voor veel Spaanse kunst in het algemeen (denk bijvoorbeeld alleen maar aan het werk van de schilder Francisco de Zurbarán!).

Het altaar van Onze Lieve Vrouw
Een ander kenmerk van het Spaanse rooms-katholicisme is de grote verering van Onze Lieve Vrouw, van Maria. In vergelijking tot de concertreeks is bij het altaar – om dit te benadrukken – een stuk toegevoegd: Virgen bendita sin par van Pedro de Escobar (circa 1465-1535), een van origine Portugese componist en zanger. Van dit stuk – en de uitvoering – gaat een grote, weldadige rust uit.

La Giralda
Beroemder nog dan de kathedraal zelf, is de Giralda, van oorsprong een minaret en ouder dan de kerk (1184-1195). De minaret, die thans dienst doet als klokkentoren, is streng én sierlijk tegelijk. Net als de afwisselende muziek die The Royal Wind Music voor dit onderdeel op hun cd speelt: van Juan Vásquez (circa 1500-1560) en Miguel de Fuenllana (1553-1578). Later ontstaan dan de minaret zelf, maar dat mag de pret niet drukken, want het bovenste gedeelte van La Giralda dateert uit dezelfde tijd als deze muziek.

Kapel, graven en kapittelzaal
We vervolgen onze rondleiding in de kathedraal door de kapel en de kapittelzaal. In deze buurt liggen verschillende graven. Van componisten, musici en van Hernando Colón, de zoon van Christoffel Columbus, die een omvangrijke bibliotheek had die deels is ondergebracht in de kathedraal. En overigens ligt er ook het graf van Alfonso de Wijze, maar die was al lang overleden voor de kerk werd gebouwd.

Buitengewoon sterk en verfijnd gespeeld qua articulaties en omspelingen zijn de vier werken van Alonso Mudarra (circa 1510-1580). Hij was een vernieuwend componist en – net als Vivaldi later – tevens priester. Zijn wijding vond in 1546 plaats in de kathedraal van Sevilla en hij was vanaf die tijd tot aan zijn dood lid van het kapittel. Het is een goede zet geweest om aan de twee werken van Mudarra, die tijdens een tournee werden gespeeld, op de cd er nog twee aan toe te voegen.

Het koor
De rondleiding door de kerk eindigt in het koor met een werk van Alonso Lobo (1555-1617) in een al aanmerkelijk modernere stijl vergeleken met de andere stukken op de cd. Ook het stuk van Francisco de Peñalosa (circa 1470-1528) draagt bij aan de mooie afsluiting in het deel dat de kathedraal omkranst.

Het is op deze manier een prachtige rondleiding van ruim een uur met muziek die schitterend wordt uitgevoerd door een topensemble, bestaande uit de fine fleur van blokfluitisten die allemaal een band hebben met het Conservatorium van Amsterdam. Aanbevolen!

Deze recensie verscheen eerder op de website 8WEEKLY.NL (eindredactie: Manu Thodé) en wordt hier met toestemming herplaatst i.v.m. het optreden van The Royal Wind Music met dit programma tijdens het Festival Oude Muziek 2024: https://oudemuziek.nl/festival
(vrijdag 30 augustus,Jacobikerk, 15.00 uur):
De sinaasappelhof.

‘Heel veel licht en een mooie klank’

Op de heenreis naar Den Haag was ik afgelopen zondag (12 mei 2024) op de helft gekomen van het boekje April van Ellen Deckwitz. Een essay over Mei van Herman Gorter, dat volgens haar eigenlijk ten diepste over april gaat. Het is een van de schitterende deeltjes uit de serie van twaalf boekjes door verschillende schrijvers over de twaalf maanden van het jaar (uitg. Das Mag).
Op de terugreis ging ik verder met hoofdstuk 7. Een concert met voornamelijk muziek van Jan Pietersz. Sweelinck (1576-1639) onder de titel De Orpheus van Amsterdam door The Royal Wind Music in de Conservatoriumzaal van Amare nog vers in mijn hoofd.

Ik lees wat Gorter aan zijn vriend Willem Kloos had verteld over zijn gro(o)t(s)e dichtwerk; hij had alleen maar iets willen maken ‘van niets dan schittering en zonschijn’. Met ‘heel veel licht en met een mooie klank’.
En ik zie de elf blokfluitisten van The Royal Wind Music op het podium en hoor de grote Chromatische fantasie SwWV 258 van Jan Pietersz. Sweelinck, het summum van diens kunnen en het slot van een helaas slecht bezocht concert. Ik zie de schittering op de grond van het horloge van Hester Groenleer, de geweldige arrangeur van alle werken die werden gespeeld. En van het zaallicht dat hier en daar een oorbel raakt.

Gorter wil volgens Deckwitz wellicht stijl boven inhoud stellen, maar het is méér. Zoals Sweelinck volgens Anna Stegmann in een inleiding met zijn Chromatische fantasie een kathedraal bouwde. Uit niets anders dan chromatische loopjes naar beneden en naar boven, zoals – zei ze – Bach die later in zijn Johannes Passion voorschreef om eenzelfde gevoel uit te drukken.
Zo lieten beiden, de dichter Gorter en de componist Sweelinck hun licht schijnen op de dood die als April in het gedicht opdoemt en die in de noten, of achter de noten doorklinkt. Door het blokfluitensemble heel ingetogen, intens en op de toppen van hun kunnen gespeeld.

Deckwitz vergelijkt Mei met de mythologie, onder meer met die van Orpheus. Ik had Orpheus eerder op de dag nog in het Mauritshuis gezien op twee verschillende schilderijen van een tijdgenoot van Sweelinck, Roeland Savery (1576-1639) . Een keer in schitterend rood (schitterend in een andere betekenis van het woord dan hiervoor) en een keer nauwelijks zichtbaar, versmolten met de omgeving, zoals Mei wilde versmelten met Balder.

Savery toont de flora en fauna op z’n mooist. Bloemen die nooit tegelijk bloeien, beesten die niet meer bestaan, zoals de opgezette dodo die zo was volgepropt met zaagsel dat hij er zó dik uitzag als hij waarschijnlijk nooit is geweest.
Deckwitz heeft het ook over ‘duizenden soorten [die] al zijn gestorven, hele leefgebieden [die zijn] verdronken of verschroeid en miljoenen [die] hun huis hebben verloren door de klimaatontwrichting’.

Maar de auteur heeft het ook over het feit dat vergane gewassen nieuw leven voortbrengen. Ik denk aan een kunstwerk dat afgelopen Eerste Paasdag in de Nieuwendammerkerk in Amsterdam op de Avondmaalstafel stond: Kruis wordt Levensboom (30×40 cm) van Jedi Noordegraaf.
Door ‘dorpskerkjes galmt de wind. Voor wie goed luistert, lijkt het een lied’, schrijft Deckwitz. Het lied dat The Royal Wind Music al improviserend speelde; ze lieten in een Kettingreactie de adem door hun instrumenten gaan, bliezen over het mondstuk heen, beroerden de kleppen. ‘Je moet zuchten door een blokfluit’, zei de man van een vriendin eens. En dat bleek maar weer.

The Royal Wind Music speelt het programma De Orpheus van Amsterdam later dit jaar nog in Boxtel en Ede: Concerten – The Royal Wind Music