El aire se serena

El aire se serena_Seldom seneHet stukje staat ook op de recent verschenen cd van blokfluitkwintet Seldom Sene, die een oud-collega mij toespeelde: Trahe me post te, Virgo Maria van Francesco Guerrero (1528-1599). Ik hoorde ze het spelen tijdens de halve finale van het Internationaal Van Wassenaer Concours in 2014 in Utrecht. En wist meteen: dit worden de winnaars! En het werd uiteindelijk meer dan dat: ze wonnen tevens de publieksprijs én de persprijs.
Het is – zoals in het informatieve cd-boekje staat te lezen – een ‘elegant, sereen en paradijselijk stuk met een canon tussen de twee bovenstemmen.’

Zoals het strijkkwartet doorgaat als een goed gesprek tussen vier mensen, zo is het blokfluitkwintet dat óók: een goed gesprek tussen vijf musici die naar elkaar luisteren, elkaar aansporen en samen tot iets moois komen. Vijf blokfluitisten die een grote passie hebben voor consortmuziek. Hun spel blinkt uit door een hoge kwaliteit aan samenspel, klankverfijning, creativiteit in de aangebrachte diminuties (omspelingen), een door en door  technische beheersing (hoor het dubbelstaccato!) en bovenal liefde voor muziek. Bovendien komen ze dicht bij de reine stemming die ze zo dicht mogelijk proberen te benaderen, zoals in enkele slotcadensen duidelijk te horen is.

Op deze cd wisselt muziek aan de Spaanse hoven van de zestiende eeuw af met muziek die in die tijd voor de kathedralen werd geschreven. Dat levert een afwisselend programma op. Met een prachtige, jazzy Bassadanza van Francesco de Milano (1497-1543) tot bijvoorbeeld het complete Inviolata, integra et casta es Maria van Josquin des Prez (ca. 1450-1521).

Een vreemde gewaarwording is, dat hoewel al in de zestiende eeuw zelf transcripties en arrangementen van dit soort muziek verscheen, en Seldom Sene naar een ‘vocale’ manier om als consort te spelen streeft, ik een enkele keer de menselijke stemmen die om elkaar heen kronkelen miste. Wat verder weinig aan deze prachtige cd af doet.

http://www.seldomsene.com

Een joodse vedelaar

BaltzarDe artistiek leiders van het Festival Oude Muziek in Utrecht, Xavier Vandamme en Jed Wentz, hebben het in een interview met Pieter Lucassen in het Tijdschrift OudeMuziek (TOM, 2/2015) over de vraag hoe Engels de Engelse consortmuziek eigenlijk is. ‘We weten dat er rond het begin van de zestiende eeuw buitenlandse gambaspelers aan het Engelse hof werkzaam waren (…). Wellicht waren het Sefardische joden.’

Een naam is in ieder geval bekend. Van een violist: Thomas Baltzar (zie afb., zittende figuur links). De violiste Monica Huggett noemde hem bij naam en toenaam in een interview in het tijdschrift Early music today (mrt./apr. 1994): ‘Zigeuners, joden en Italianen speelden meerstemmig, wat van de lira da braccio kwam [een vedel met bourdonsnaren, vS]: die lui konden zingen en zichzelf begeleiden.’

Baltzar (ca. 1630-1653) werkte in Engeland en was volgens recente publicaties de voorloper van de Italiaanse vioolvirtuozen die aldaar rond het eind van de zeventiende eeuw werkzaam waren. Ook de verkapte meerstemmigheid uit de solosonates voor viool en cello van Joh. Seb. Bach kunnen volgens recente uitgaven van het werk van Baltzar (althans wat daarvan bewaard is gebleven) worden teruggevoerd op de techniek van deze van origine Duitse componist.

Deze techniek kon Ernst Hermann Meyer in zijn artikel over Baltzar in de gezaghebbende encyclopedie Die Musik in Geschichte und Gegenwart niet herleiden: ‘Over een bijzonder ontwikkelde virtuoze viooltraditie juist in Lübeck is niets bekend (…). Gerald Hayes brengt Baltzars kunst in verband met de zeer intensieve viooltraditie die van Polen, via Pruisen naar de Hanzesteden doorwerkte.’

Inmiddels is bekend dat deze traditie wortelt in de Poolse volksmuziek en in de klezmer-traditie.

Gebaseerd op een hoofdstuk uit mijn boekje Dialoog in muziek (1997), dat nog antiquarisch verkrijgbaar is.