‘Een gefluisterd verhaal’

Onlangs plaatste ik een blog over de Finse componist Einojuhani Rautavaara naar aanleiding van het interview dat Anky Mulders met mij had voor de website Literair Nederland. Grensgangers, daar ging het over. En daar gaat het ook nu over, naar aanleiding van een prachtig artikel dat Joke Hermsen schreef voor de Groene Amsterdammer (27 januari 2022) over Paul Klee (1879-1940) en een tentoonstelling met diens werk in LaM, het museum voor moderne kunst in Lille (t/m 27 februari jl. te zien geweest).

Paul Klee. Ik zag voor het eerst als tiener werk van hem op een tentoonstelling in het Gemeentemuseum in Den Haag (?), nu Kunstmuseum Den Haag. Samen met mijn vader. Ik kocht de Phoenix-pocket van C. Giedion-Welcker over hem (uitg. 1963), die inmiddels uitpuilt met knipsels, ansichtkaarten en dergelijke. Een verzameling die ik nog steeds aanvul.
Soms schrijf ik er iets bij, zoals op de kaart van Alter Klang (1925, zie afb. links), gekocht in het Kunstmuseum van Basel: ‘Beïnvloed door mozaïeken in onder andere Ravenna’, die ik inmiddels ook heb gezien. Het was vooral een oud-collega in Leeuwarden die blijkbaar wist van mijn liefde voor Klee en me regelmatig een kaart stuurde met een afbeelding van diens werk. Ze liggen dus allemaal achterin, de een na de ander.

Herinneringen komen boven. Aan haar, het museum in Basel, en hoe ik met mijn vader stil langs de schilderijen liep. Ik herlees de artikelen die in de pocket liggen, op zoek naar herkenning. ‘Heel kwetsbaar, broos als miniaturen uit een andere tijd’ schrijft Cor Blok in – wederom – De Groene Amsterdammer (11 september 1971) naar aanleiding van een tentoonstelling in het Centraal Museum in Utrecht. De lijnen zweven, gelijk de mobiles van Calder, die nu in Rotterdam zijn te zien, naast stabiles die op de grond staan. ‘IJle spinsels’ aldus Blok. ‘Een gefluisterd verhaal.’

Het is mooi gezegd, en allemaal waar, maar toch reikt het artikel van Joke Hermsen dieper én – daar gaat het hier om – aan het thema ‘Grensgangers’. Alleen de titel van de tentoonstelling in Lille al: Entre-mondes. Tussen de werelden van tekenen en muziek, de westerse wereld en de niet-westerse. ‘In zijn werk zou hij steeds een tussenpositie opzoeken’, schrijft Hermsen. Hij was ‘een koorddanser’, Een evenwichtskunstenaar zoals de studie van Cyrille Offermans over hem heet (uitg. De Bezige Bij, 1989). Het staat broederlijk naast dat van Giedion-Welcker in mijn boekenkast.

Klee wilde de uiterlijke wereld overstijgen ten gunste van de innerlijke, schrijft wederom Hermsen. Kwetsbaarheid, ook daar heeft zij het over – maar ook kracht, zoals in het portret Besessenes Mädchen (1924, zie afb. rechts).
In tegenstelling tot sommige leden van de Blaue Reiter – waar Klee kort toe behoorde – voelde hij zich niet verheven boven de niet-westerse kunst, maar ging hij er transcultureel mee in dialoog. Hij wilde, zoals Hermsen schrijft, ‘dat wat “tussen” mensen en culturen in ligt beter uit kunnen drukken’.

Klee is ‘een tovenaar (…), die maling heeft aan periodisering en classificatie en er juist daarom in slaagt de verbondenheid tussen culturen en tijden uit te drukken’.
Je moet aandachtig kijken en ‘niet gemak- of heerszuchtig op deze of gene pool’ neerstrijken. Ik vermoed dat ik dat toen, als tiener naast mijn vader daar bij die schilderijen nog niet kon. Maar dat ik er iets van (voor)voelde, kan haast niet anders. Want een grensganger en tussenfiguur ben ik ook.

Symmetrie als soulmate

Kai-awase spelMeteen al in de tweede van de negen kamers die Jasper Krabbé in het Amsterdamse Tropenmuseum heeft gecreëerd, de salon, blijf ik staan voor een lage vitrine waarin van alles is samengebracht dat met vrije tijd heeft te maken. De audio tour, waarop Krabbé bij enkele stukken uitlegt wat hem heeft geïnspireerd, vertelt er verder niets over. Twee van de symmetrisch neergezette objecten doen mij denken aan bootjes met knikkers in de uithollingen, enkele beschilderde schelpen zijn al net zo symmetrisch neergelegd.

Dit roept verwarring op. Wat zijn het, die bootjes, die schelpen? Navraag leert, dat het om bordspelen uit waarschijnlijk China gaat, en om beschilderde schelpen die horen bij een Ka-awase spel (zie afb.). Duidelijk. Maar waarom zijn ze symmetrisch neergelegd: één ‘bootje’ horizontaal boven, één beneden? Net als de schelpen.
Symmetrie, denk ik in mijn onkunde, heeft toch niets met tropische lage of hoge kunst te maken? De natuur – oké, dat snap ik.

Ik moet denken aan een prachtig artikel van Simon Mari Pruys (1927-1980) dat op 28 augustus 1979 verscheen in de Leeuwarder Courant: http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?query=Simon+Mari+Pruys&coll=ddd&image=ddd%3A010621184%3Ampeg21%3Aa0408&page=7&maxperpage=10#image. Het ging over het classicisme, met een schoonheid die hem zit in de verhoudingen, in de symmetrie. ‘Deze stijl gaat door tot diep in de 19e eeuw’, schrijft Pruys. ‘Het waait over naar Rusland, Duitsland en Amerika.’ Maar waarom liet Krabbé er zich dan door inspireren, in deze oosterse vitrine?

Maar waar Pruys bleef steken, en ik ook, gaat Krabbé verder: de symmetrie is helemaal geen uiting van Westers rationalisme. Bij de ansichtkaarten, in de winkel van het Tropenmuseum en bij de entree, zie ik zo twee voorbeelden: een tempelpoort met ingemetselde porseleinen borden (Bali) en een oud Chinees huis (Singapore). Allebei op en top symmetrisch.

Ik kan alleen maar concluderen hoe weinig ik, en hoeveel Krabbé van het verre oosten weet. En dat de kunst uit het westen en het oosten, die elkaar op deze tentoonstelling ontmoeten, allebei ‘het volmaakte evenwicht weerspiegelt, de harmonie der sferen, de eeuwigheid, orde’ (Pruys). Als soulmates.

Soulmade – Jasper Krabbé meets Tropenmuseum (13 september 2014 t/m 25 januari 2015).