Verhalen en herinneringen die beklijven

Op de valreep zag ik – gelukkig! – de indrukwekkende overzichtstentoonstelling On this side of the river Elbe van de Roemeense kunstenares Ana Lupas (1940) in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Opvallend muisstil liepen de bezoekers langs onder andere drie series Identity Shirts. Mijn blik bleef hangen op een shirt uit wat zij de tweede generatie (1969) noemt, gemaakt van diverse stoffen, garen en potlood [foto links, EvS]. Het boordje van het shirt valt een beetje open en je ziet de bolling van borsten. Even verderop stuit je op een variant van dit shirt uit de derde generatie (1971, foto rechts, EvS). Ook van papier, maar nu met zweet, ijzerdraad en een kaars die rookt ervoor. Daardoor krijgen de hemden uit deze serie een religieuze lading.
Beide series vormen een protest tegen het communistische regime in Roemenië; elk mens is bij Lupas een individu, zonder uniforme kleding en gelovig of niet. De borsten van elke vrouw zijn immers verschillend. Het zijn risicovolle verwijzingen in een land waarin zowel individualiteit als geloof door het regime waren verboden.

Unseen
Joke de Wolf schreef in een recensie in De Groene Amsterdammer (6 juni 2024) dat de shirts ondanks alles niet aan de lijkwade van Veronica doen denken. Dat doen ze ook niet, maar door die opmerking moet ik bij een officiële afdruk van een foto van de lijkwade in de Dom van Turijn bij galerie Depth of Field (DOF), het antiquariaat in historische foto’s die wordt getoond op de twaalfde editie van de photo fair Unseen in de Westergas Amsterdam, juist híer aan denken [zie foto hierboven, beeld van de deelnemende galerie Unseen].
Het zijn levensgrote, een-op-een koolstofafdrukken (beide 217 x 114 cm) van de foto die de Italiaan Giuseppe Enrie (1886-1961) in 1934 maakte. Het is de periode waar het twee jaar geleden opgerichte DOF zich met name op richt. 1)

Het is ook de periode die kunstcriticus en schrijver John Berger (1926-2017) interesseerde. Zijn essays over fotografie zijn ruim tien jaar geleden in een nieuwe editie en met een voorwoord van Geoff Dyer als Penguin Modern Classic uitgegeven. Ik leg enkele essays hieruit naast mijn bevindingen met de kunstwerken van Lupas en de foto van Enrie. Geen recensie van Unseen dus, maar een stukje essayistiek.

De rol van de beschouwer
In het eerste essay, ‘Image of Imperialism’, vergelijkt Berger ook een foto (van de dode Che Guevara) met een kunstwerk (Rembrandts De anatomische les van dokter Nicolaes Tulp, Mauritshuis Den Haag). Hij gaat in op de overeenkomsten en de functie van beide werken. De foto als politieke waarschuwing (à la Lupas), het schilderij om de vooruitgang van de medische wetenschap te belichten. Het doek van Rembrandt deed de auteur denken aan Mantegna’s schilderij Bewening van de dode Christus (Brera, Milaan). Dat gebeurt door de emotionele overeenkomst tussen de kunstwerken, hoewel er wel degelijk ten diepste verschillen zijn.

In een ander essay, ‘The Suit and the Photograph’, gaat Berger een experiment aan. Hij vraagt of de beschouwer bij een foto die August Sander (1876-1964) maakte van drie mannen in pak met een bolhoed op en een wandelstok in de hand, de gezichten af wil dekken met een stuk papier en alleen naar hun kleding te kijken. Ook bij Lupas ontbreken de hoofden en kijken we alleen naar de torso van in dit geval twee vrouwen. Er is alleen een verschil. Bij Lupas is het papier gevormd naar de verschillende borsten en die geven er zo hun identiteit aan, bij Sander beschermt de kleding de identiteit van de mannen en benadrukt mede hun autoriteit. Er is sprake van semiotiek (Richard Barthes) in de zin van de taal die uit de kleren spreekt.
In weer een ander essay, ‘Appearances’, stelt Berger voorts dat fotografie geen taal van zichzelf heeft, omdat het eerder een citaat is dan – zoals bij beeldende kunst – een vertaling van [vul ik uit een ander essay aan] de waarheid.

In een van de latere essays heeft Berger het over de foto’s die Marc Trivier (1960) maakte van de bekende beelden van Giacometti. Het zijn, schrijft hij, geen ‘reproducties’ zoals in een catalogus, ze leggen niet vast maar gaan een samenspraak met ze aan. De huid van de beelden vormt een interface tussen het fysieke en metafysische.

Conclusie
Wat kunnen we hier nu mee met de twee Identity Shirts van Lupas en de foto van Giuseppe Enrie/DOF in ons achterhoofd?
In de eerste plaats zijn er, ondanks alle verschillen, emotionele overeenkomsten tussen de werken. Je kunt in de betekenis die eraan wordt gehecht, politiek of religieus, ofwel meegaan, ofwel deze afwijzen of zelf aanvullen. Zoals de foto’s van de Vlaming Trivier een samenspraak aangaan met de beelden van Giacometti, zo konden wij als bezoekers van het Stedelijk Museum en kunnen wij in Westergas Amsterdam ook proberen in gesprek te gaan met de daar getoonde werken. Ze nodigen ertoe uit. In wezen maken wij de kunstwerken af, in het geval van Lupas en Enrie respectievelijk de torso’s en een afdruk in de dubbele betekenis van het woord. Immers: ook de rooms-katholieke kerk beschouwt de lijkwade niet als een relikwie maar als een kunstwerk. Zo creëren we in de eerste plaats verhalen achter de kunstwerken en vervolgens ontlenen we er herinneringen aan. Uiteindelijk gaat het volgens Berger om dat laatste. Verhalen en herinneringen die je bijblijven. Die beklijven.

1) Arabella Coebergh van Coebergh Communicatie & PR wees mij op een interessant interview van Wouter van den Eijkel met Joris Jansen (DOF) over deze afdruk: https://galleryviewer.com/en/article/2575/the-shroud-of-turin-one-of-the-most-mysterious-an?event_id=27

Unseen Amsterdam
Westergas Amsterdam
Vrijdag 20 september 2024 11.00-21.00 uur
Zaterdag 21 september 2024 11.00-19.00 uur
Zondag 22 september 2024 11.00-19.00 uur

John Berger
Understanding a Photograph
Ed. and introduced by Geoff Dyer
Penguin Classics, 2013
ISBN 978 0 141 39208 8
Prijs € 14,00

Frans Hals: eenzame ster?

Na de grote tentoonstellingen over Rembrandt (2015, 2019) en Vermeer (2023) komt het Rijksmuseum in Amsterdam nu met een overzichtstentoonstelling van Frans Hals waar achtenveertig werken worden getoond. Volgens het museum zijn Rembrandt, Vermeer en Hals ‘De Grote Drie’. In deze blog Frans Hals in Amsterdam, volgende blog Rembrandt in Leiden.

Hals (1582/83-1666) is overigens van origine geen Nederlandse schilder; hij wordt in Antwerpen geboren. Zijn familie verhuist na de val van Antwerpen voor de Spaanse overheersing rond 1586 naar Haarlem. Het Frans Hals Museum in Haarlem wijdt een paar jaar geleden een tentoonstelling aan die Vlaamse nieuwkomers in hun stad. De tentoonstelling in het Rijks is ontstaan in samenwerking met het Frans Hals Museum, maar ook met de Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie en The National Gallery in Londen. Alleen is het accent dat in elke stad wordt gelegd net even anders.

Gewoon genieten
In Amsterdam zijn weliswaar wat meer werken te zien dan in Berlijn en Londen (bruiklenen uit Haarlem en het Mauritshuis in Den Haag) en is gekozen voor een wat meer ouderwetse opzet, met de achtenveertig schilderijen ruim uit elkaar opgehangen op een donkerblauwe, en op de kopse kanten spierwitte achtergrond. Wat op deze manier helaas ontbreekt, en wat Berlijn straks wel biedt, is de context: wie beïnvloedde Hals en wie heeft hij zelf beïnvloed? [Antwoorden: hij schilderde zowel in een precieze stijl, zoals een portret van Jacobus Zaffinus, en beïnvloedde met zijn losse stijl onder meer een impressionist als Manet].
Nu staat hij centraal als een eenzaam stralende ster, terwijl er uit één schilderij, de Vruchten- en groenteverkoopster, al valt op te maken dat een andere schilder eraan heeft meegewerkt: Claes van Heusden.

Wat blijft is dat je gewoon kunt genieten van wat je ziet. Voor veel bezoekers wellicht al voldoende gezien de drukte in de zalen. De summiere toelichtingen doen de rest. Soms saillante details weglatend, zoals bij twee genrestukjes: De luitspeler [afb. linksboven] en de Lachende jongen met blokfluit [afb. rechtsboven]. Immers: een luit met rozet staat in de tijd van Hals voor het vrouwelijke geslachtsdeel en de blokfluit voor het mannelijke.

De Grote Drie?
Is het verhaal met Rembrandt, Vermeer en Hals nu rond? De diepgang van Leysters werk overtreft soms dat van Hals.

Vergelijk maar eens de gezichtsuitdrukking van een cellospelende man van Leyster (privécollectie, niet op de tentoonstelling) met een Vioolspelende jongen van Hals. De eerste wordt zichtbaar geroerd door de muziek. De tweede ook wel, maar zijn gezicht drukt eerder sentimentaliteit uit. Dat is óók Hals. Uitzonderingen zoals het schitterend ingehouden Portret van Catharina Hooft en haar min en de vrouw op de Familiegroep in landschap niet te na gesproken. Het zijn die pareltjes die je naar Amsterdam zouden moeten lokken, niet louter het beeld van de Hals dat zich beperkt tot lachen en humor.

Het zou leuk zijn als een volgende tentoonstelling er een rond bijvoorbeeld een Judith Leyster zou worden. ‘Rond’ – want wat meer context zou fijn zijn, temeer daar haar oeuvre niet zo omvangrijk is. Daar zijn ze bij het Frans Hals Museum in Haarlem sterker in dan bij het Rijks. Eerlijk is eerlijk. Overigens was daar in 2009-2010 al een kleine overzichts-tentoonstelling van haar werk te zien. En die smaakte naar meer.

 

Verscheen 14 maart 2024 op de website van 8WEEKLY (eindredactie Lynn Remory). Wordt hier met toestemming overgenomen.

https://www.rijksmuseum.nl/nl/zien-en-doen/tentoonstellingen/frans-hals

Mooi, mooier, mooist

In de Smidskapel van de Amsterdamse Oude Kerk zitten twee oude schalkbeeldjes onder de kap die nog helemaal intact zijn. Het zijn twee vrouwen met een hoge rug, de handen op schoot, schijnbaar om niet helemaal in elkaar te zakken. Boven de beeldjes zit een overhuiving, waar de rug niet tegenaan komt, zoals we van Italiaanse preekstoelen kennen, waar de hyper-kyfose van soortgelijke mansfiguren dragend is voor de kuip.

Er zijn wel symbolische verklaringen voor zulke beeldjes gegeven – bijvoorbeeld in het verlengde van een liedtekst van Tom Naastepad:

            …

            en Hij zal zijn schouders bukken

            onder wet en tijd.

Of als symbool van de overwinning van het kwade, van ziekte en gebrek. Toch scharen veel kunsthistorici dergelijke beeldjes nu onder de vrijheden die middeleeuwse kunstenaars zich veroorloofden en laten de symboliek voor wat het is.

Toch zou het kind hiermee wel eens met het badwater kunnen zijn weggegooid. In zijn boek Kritik der zynischen Vernunft (1983) rehabiliteert de filosoof Peter Sloterdijk een denkwijze die hij ‘kynisme’ noemt. Dat is een vrijmoedige, volkse en groteske vorm van kritiek in de voetsporen van Diogenes. Met name in de middeleeuwen op de rand van de renaissance leefde deze manier van denken op. De bolle fratskoppen van de beeldjes in Amsterdam en Italië staan in deze traditie. Maar misschien meer dan alleen die koppen.

Misschien ook het schilderij Minerva (ca. 1630) uit de omgeving van van Rembrandt, dat momenteel is te zien op de tentoonstelling Rembrandt en het Mauritshuis (31 januari – 15 september 2019, zie afb.). Het is achtereenvolgens toegeschreven aan Willem de Poorter, Gerard Dou en Hendrik Gerritsz. Pot. Die vreemd gevormde schouder roept hoofdbrekens op: een onhandigheid van de schilder, een misvormde schouder van Minerva, die ik in de literatuur echter niet ben tegengekomen. Maar wie weet wat voor symboliek erachter zit … In ieder geval zou Aart van der Leeuw het ‘misschien contrefait noemen’ (in: De kleine Rudolf).

Aandacht daarvoor past in ieder geval, wat het ook oplevert, in onze tijd waarin sprake is van wat wel ‘body history’ wordt genoemd, waarbij er interesse is voor die perioden in de geschiedenis (bijvoorbeeld de middeleeuwen van de schalkbeeldjes en de barok van Rembrandt en omgeving) waarin het lichaam even belangrijk was als het verstand.

Sloterdijk stelt het activisme van de moderniteit onder kritiek: snel-sneller-snelst. In zijn lijn doorgeredeneerd, kan degene en datgene dat níet zo snel gaat zijn plaats opeisen, al dan niet gesteund door een sterke patiëntenvereniging. Sloterdijk beroept zich op het begrip ‘Gelassenheit’ van Heidegger. Van de ‘Kehre’ bij Heidegger en de ‘juiste beweeglijkheid’ bij Sloterdijk gaat een rust uit – een zich naar eigen vermogen kunnen én zonder kritiek mogen voortbewegen in een overbeweeglijke tijd.

Het is een attitude die ik ook bij het kijken naar de beeldjes en naar het aan Rembrandt toegeschreven schilderij voel. Wat zich onder kritiek laat stellen, is de houding die mismaakte mensen uitsluit. Snel, -sneller, snelst, mooi, mooier, mooist. Wat heet; zelfs een godin als Minerva is althans op dit schilderij niet moeders mooiste! Dat geeft te denken.

Deels gebaseerd op een in de lente van 2005 verschenen column in Wervelingen.

https://www.mauritshuis.nl/nl-nl/ontdek/tentoonstellingen/rembrandt-en-het-mauritshuis/

Jeff Koons op Tweede Paasdag

Het ‘echte’ werk heb ik destijds in de Pinacotheek van Bologna gezien: Madonna en kind met vier heiligen van Pietro Perugino (ca. 1450-1423). Het erop gebaseerde olieverfdoel met glas en aluminium van Jeff Koons onlangs in de Nieuwe Kerk van Amsterdam (zie afb. links). Wat opviel was natuurlijk die bol waarin de kerk en jijzelf worden weerspiegeld.

Op zich is zo’n glazen bol als onderdeel van een schilderij niet vreemd. Denk aan Vermeers Allegorie op het geloof (1671-1674) in het Mauritshuis in Den Haag (zie afb. rechts). Daar wordt het licht in de bol aan het plafond weerspiegeld als een uitdrukking van de geloofsbelijdenis dat God licht is. Maar zo, apart voor het schilderij aangebracht, is het natuurlijk een idee en uitwerking van Jeff Koons.
Bij Vermeer bleef het met andere woorden binnenskamers, tussen de afgebeelde personen, bij Koons trad de Mariablauwe bol letterlijk en figuurlijk naar buiten. Je werd als toeschouwer onderdeel van het schouwspel én van de omgeving, de kerk. En daar ging het denk ik voornamelijk om.

Voornamelijk – want er speelt nog iets anders mee. In dezelfde tijd dat ik het werk van Koons bekeek, op Tweede Paasdag, las ik een artikel van Jannah Loontjens over Ronald Barthes’ idee dat de lezer de betekenis van een boek bepaalt (in diens essay De dood van de auteur, 1968). De verbeelding bestond volgens Barthes nog niet voor de tekst werd opgeschreven. Dat ligt bij het werk dat in de Nieuwe Kerk was te zien anders: de ver- of liever uitbeelding bestond wel degelijk en was letterlijk nageschilderd. ‘Het is de taal die spreekt, niet de auteur’ zegt Barthes. En: ‘De geboorte van de lezer moet worden betaald met de dood van de Auteur.’

Dat gaat in dit verband allemaal net iets te ver. Het was niet alleen de beeldtaal van Perugino die door Koons werd hernomen, maar hij voegde er iets aan toe: de bol waarin je als beschouwer wordt weerspiegeld en opgenomen in het werk en in de kerk. De toeschouwer heeft niet de dood van de Schilder op zijn/haar geweten, maar de wedergeboorte van wat Perugino schilderde in het hier en nu. Gezien op Tweede Paasdag. Dat kan geen toeval zijn.

https://www.nieuwekerk.nl/tentoonstellingen/meesterwerk-2018/

Uitbetaling van talent

Zwagerman_Wakend over GodCoorte_Stilleven

 

 

 

 

 

 

 

Joost Zwagerman dicht dat alles hem is ontnomen: een antwoordende God, de kosmologische God (‘Gods eindeloze kosmosdood’), de zin van het leven, het kind kunnen zijn. En wat hem niet ontnomen is, is mislukt. Met een polsstok haalde hij de overkant niet. In zwevend evenwicht aanvaardde hij zijn falen. Hij vond troost bij

Vermeer, de parel, het gezicht
op Delft, uit Rembrandts zelfportret
en de kleinste bosaardbei van Coorte

in het Mauritshuis (zie afb. rechts hierboven).

Wat hem niet is ontnomen, is de taal der dichters. Op de schouders van hen die hem voorgingen, staat hij met zinswendingen als

…………….. Die
zoals ik met mijn
beide ogen dicht
dus niet kan zien
naar mijn idee
juist nauwgezet
te bidden zit.

Op symbolen van goed en kwaad rusten zijn zinnen, zoals die over drie bliksemschichten die de ark van Noach op de Ararat verwoestten; een kwaad spelletje van God, waardoor de zondvloed nog steeds voortduurt. Zoals Hij ook in scherven trapt, en zich verwondt aan vergruizeld glas. Een beeld dat het Spiegelmonument van Jan Wolkers in het Amsterdamse Wertheimpark voor ogen tovert.

Maar er staan ook minder verheven, platvloerse beelden in de bundel Wakend over God. Over krabben, schijten, persen en diarree. En het tegenovergestelde idee van een mislukking te zijn, dat echter even zwaar lijkt te wegen:

Ik ken het einde niet van deze uitverkiezing,
van deze uitbetaling van talent.
(…)
Waarom dan toch is het onleefbaar hier?
De hel, dat klopt, zijn alle anderen.
Waarom ben ik, mijn drie kinderen incluis,
gezegend en door God op deze troon getild,
het door man en muis verlaten fabeldier?

Of:

Hoe nu verder. Ik ben vader, zoon, geliefde,
dichter, schrijver, buurtbewoner. Er zijn grenzen
aan zelfs het fenomeenste fenomeen.

Op het eind van de door Hollands Diep uitgegeven bundel (zie afb. links hierboven) heeft Zwagermans denken over God een zwenking gemaakt:

… Ik heb God geloochend.
Nu ben ik Godvrezend.

En toch is dat niet genoeg. De taal wordt hem ook nog ontnomen. Er resten nog maar twee dozijn regels. In de hoop dat hij van God op één plek in het gedicht mag blijven.

Oude meester uit Oudewater

David_Maagd onder de MaagdenWie als dagjesmens, of tijdens vakantie Oudewater bezoekt, zal vreemd opkijken: op zesentwintig verschillende plaatsen hangen grote trespa-platen met afbeeldingen van schilderijen van Oudewaters oude meester Gerard David (ca. 1455-1523, zie afb. links achteraan op Maagd onder de maagden). In het kader van het 750-jarig bestaan van Oudewater, midden in het Groene Hart van Holland, hangen ze er als een openluchtexpositie.

Gerard David werd in Oudewater geboren, leerde het vak in Haarlem, en vervolgens Gent of Leuven – daarover bestaat geen duidelijkheid – en vestigde zich als meester-schilder in Brugge. Een paar jaar verbleef hij in Italië, waar de stijl van dat land uit die tijd duidelijk vat op zijn werk kreeg.
Zijn naam is onder kenners en liefhebbers vooral bekend omdat hij het landschap niet meer als een decor voor religieus werk weergaf, maar als een zelfstandig onderwerp.

Zijn werk is over heel de wereld verspreid, en je zou om het te zien moeten reizen naar – uiteraard – Brugge, maar ook naar Wenen, Boedapest, Madrid, München, Berlijn, Parijs, Rouen, Antwerpen en Brussel, en verder weg: naar Philadelphia, New York, Pasadena en Cleveland. In Nederland valt werk van hem te bewonderen in Boijmans van Beuningen (Maagd en kind zittend in een landschap) en het Mauritshuis (Boslandschap) – toevallig wel twee werken die het landschap belichten.

Wat we in Oudewater op ware grootte te zien valt, is met zorg over de verschillende muren in de stad verdeeld. Wie de rondleiding aan de hand van een bij het Toeristisch Informatie Punt (Leeuweringerstraat 10) verkrijgbare boekje loopt, zal opvallen dat de schilderijen niet chronologisch zijn opgehangen, maar dat eerder is geprobeerd ze thematisch bij het pand aan te laten sluiten. Het Altaarstuk van St. Michaël – waarmee de openluchtexpositie begint – hangt bijvoorbeeld aan de buitenmuur van de Oudkatholieke kerk, die is gewijd aan St. Michaël. Het is ook de kerk waar David werd gedoopt.
Een ander voorbeeld is het Oordeel van Cambyses, een tweeluik dat hangt aan de muur van het Stadhuis. Toepasselijk, omdat schepenkamers van 15de eeuwse stadhuizen vaak werden voorzien van schilderijen met als thema de rechtspraak.

Een ander gegeven waardoor deze openluchtexpositie interessant is, is het feit dat verschillende panelen die over de hele wereld verspreid zijn geraakt, hier weer bij elkaar zijn gebracht. Een voorbeeld in dit verband is het Cervana altaarstuk, waarvan onderdelen in Genua en Parijs terecht kwamen. Het bestaat uit zeven panelen, waarvan er uiteindelijk nog twee ontbreken. Dit is overigens een werk waarop de Italiaanse invloed zichtbaar is in onder meer de licht-donkerwerking en een heftiger dramatiek dan op de Vlaamse stukken.

Tot en met 19 september zijn er, naast deze expositie, nog andere evenementen die een bezoekje aan Oudewater de moeite waard maken. Zie: http://www.oudewater750jaar.nl

Wolken, lucht en wind

John Constable_wolkenstudieHet weer in het werk van Shakespeare, wiens geboortedag we vandaag vieren, is onderzoek van studie. Ongetwijfeld zal dat ook gelden voor het weer in de Bijbel – zeker de wolk is een interessant aspect .

Het Bijbelse beeld van God die bijvoorbeeld tijdens de Tweede Wereldoorlog schuil ging achter een wolk is mij liever dan wat ik afgelopen week tijdens een leerhuis over het slot van het eerste hoofdstuk uit Hoofdsom der historie van K.H. Miskotte hoorde: God die als de tronende schuil gaat achter Christus die de geschiedenis maakt. Een stelligheid als ‘de tijd, onze tijd is overtroffen, ingehaald, opgenomen, aangenomen door Christus’ staat een gesprek, een dialoog met de joden en een trialoog met joden en moslims in de weg.

Ik moet denken aan de wolken die kunstenaar Berndnaut Smilde met een mistmachine in musea maakt. Ze blijven even hangen en lossen dan weer in de ruimte op. Of aan een liedtekst van Sytze de Vries, over een wolk gebeden van hen die ons voorgingen die in de ruimte van een kerk hangt (Tussentijds I). En zelfs, associatief, aan het ventilatiesysteem in het Fridericianum in Kassel dat op de benedenverdieping een sterke bries veroorzaakte die niemand ontging. Het was een installatie van de Britse kunstenaar Ryan Gander tijdens de dOCUMENTA (13). Een editie van de dOCUMENTA waarin de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog zichtbaar en voelbaar aanwezig was.

Het zijn allemaal overwegingen die ik al mijmerend bedacht, staande voor één van de twee wolkenstudies van John Constable (zie afb., ca. 1822). Deze hangen momenteel op de tentoonstelling met werken uit de Frick Collection (New York) het Haagse Mauritshuis.

God die schuil gaat achter een wolk, een wolk die oplost, een wolk gebeden en het Sjema als laatste woorden op de lippen, op de asem van de kou van joden die op het punt stonden vermoord te worden in het Duitsland van voor de dOCUMENTA, die er in 2012 de herinnering aan levend hield. Op het perron van het station weerklonken bijvoorbeeld teksten ingebed in de Studie für Streichorchester van Susan Philipsz, een bewerking van een stuk van de Tsjechische componist Pavel Haas. Op de plek waar de deportaties vertrokken. De stoom uit de locomotief hangt er nog.

 

Volgend seizoen wordt verder gelezen uit de Hoofdsom der historie van K.H. Miskotte.
Zie: http://www.leerhuisamsterdam.eu