Telkens een trapje hoger

Eind december 2020 deed ik via Zoom mee met een leesclub van Thijs Kleinpaste over Vaders en zonen van Toergenjev. Reden te meer om Kleinpastes studie Tegenover Dostojevski (uitg. Prometheus, 2019) te lezen.
Mijn hart sprong op, toen ik ontdekte, dat de visie van Vissarion Belinski, Ivan Toergenjev en Alexander Herzen op Shakespeares drama Hamlet een rode draad in dit boek vormen. Sterker nog: dat je de respectievelijke visie van genoemde Russische auteurs zou kunnen lezen als een Hegeliaanse these– antithese – synthese.

Belinski
Eerst Belinski, de these. ‘De Hamlet die Belinski (…) opvoert, is een mens die zijn wilszwakte uiteindelijk overwint en zich [realiseert], dat hij geen andere keus heeft dan de opdracht te vervullen die hem nu eenmaal is opgedragen’, aldus Kleinpaste (p. 32). Dat wil zeggen: zijn oom te doden, die zijn vader heeft vermoord.
De manier waarop Kleinpaste Belinski’s Hamlet beschrijft, voert mij terug naar een discussie die ik eens met een oud-collega voerde. Zij was afgestudeerd op de receptie van de Russische componist Dimitri Sjostakovitsj in de Nederlandse pers. Sjostakovitsj was volgens haar ‘een Hamlet’, dat wil zeggen een twijfelaar. Ik hou het liever op een lezing van diens werk à la Belinski’s ‘afrekening met politieke en morele on- en afzijdigheid’ (Kleinpaste, p. 34), zoals in de manier waarop de componist antisemitisme hekelde: in zijn Tweede pianotrio (1944), zijn Achtste strijkkwartet (1960) en Dertiende symfonie, Babi Yar (1962). Beiden hebben, om met Kleinpaste te spreken, in ieder geval de doorgang naar verzet geopend.

Toergenjev
De antithese wordt gevormd door de lezing Hamlet en Don Quichot, die Toergenjev in 1860 uitsprak. Toergenjev blijft van mening, dat Hamlet twijfelend ten onder gaat. ‘Hamlet bevraagt en betwijfelt voortdurend alles’, schrijft Kleinpaste, ‘en is daarom nooit in staat tot actie’ (p. 116). Het is een persoonlijke twijfel, van iemand die ‘feilloos in staat [is] om kwaad te herkennen, (…) maar die daarbij niet vanzelfsprekend ook een duidelijke koers voor handelen’ voor ogen heeft (p. 121). Een twijfelaar die met andere woorden niet in staat is om ‘de juiste morele en politieke keuze’ te maken.

Herzen
De aanzet tot Toergenjevs lezing gaat volgens Kleinpaste terug tot de jaren waarin hij samen met Herzen in Parijs verbleef. Ze zullen toen ongetwijfeld over Hamlet hebben gesproken. In Herzens Van de andere oever bereikt de auteur de synthese tussen twijfelen en keuzes maken, tussen daadloosheid en daden. Je zou ook kunnen zeggen: tussen nadenken en doen, waarbij het denken met het doen niet is verdwenen maar leidt tot een juiste morele en politieke keuze.
Herzen laat Shakespeares drama volgens Kleinpaste voor wat het is door erop te wijzen, ‘dat ook de geschiedenis waar Hamlet deel van uitmaakt niet met hem eindigt, maar simpelweg een volgend hoofdstuk krijgt. (…) Herzen verlegt zijn blik, weg van Hamlet. Elk einde schept ook ruimte voor een nieuw begin’ (p. 126).

Terwijl ik dit schrijf, zie ik Bruno-Paul De Roeck (1930-2012) voor me, de Vlaamse ex-priester, schilder en schrijver. Het was tijdens de conferentie ‘Janken naar de maan: over binnenwereldse transcendentie’ bij de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden (2003). Hij hief op een gegeven moment zijn handen ten hemel en vroeg zich af, wat je nu aan de Hegeliaanse synthese hebt: telkens een trapje hoger? En dan? Dan kun je weer opnieuw beginnen. En waar kom je dan uit? Ook Belinski schudde Hegel uiteindelijk van zich af, maar ik denk dan toch stiekem: ja, – telkens een trapje hoger, draait het daar eigenlijk niet om in het leven?
In ieder geval heeft Thijs Kleinpaste me, hoe je het ook wendt of keert, met zijn boek een paar stapjes verder gebracht. En nu ga ik Toergenjevs lezing zélf lezen (uitgeverij Scriptio, 2008).

Kunst als buurtgenoot

Ene, Gij,
geef mij Jou daar
waar Jij leegte bent en stilte,
voorbij en boven al het zegbare uit.
Psalm 138 uit: ‘Laat mij maar zingen. Psalmen na geschreven’,
Gert Bremer [i]

Soms valt iets je zomaar toe. Een week voordat mijn wijkpredikant ds. Paula de Jong en ik zouden brainstormen om te kijken of er, aan de hand van Bijbelteksten die op zondag 22 september a.s. op het leesrooster staan (zoals Psalm 138), in de Nieuwendammerkerk een ‘kunstdienst’ vorm zou kunnen worden gegeven, kregen we de toezegging om voor deze dienst een ets uit de serie ‘Spinoza’ van Harry van Kruiningen te mogen lenen.

Die toezegging kwam van Neerlandicus en cultuurwetenschapper Annemieke Jurgens, die ik ken vanuit mijn werkzame leven bij Muziek Centrum Nederland. Zij is de biograaf van Harry van Kruiningen (1906-1996), een gerenommeerd schilder, graficus en keramist wiens werk in alle grote musea van Nederland valt te vinden, alleen weinig is te zien, al is er op dit moment een kleine tentoonstelling met zijn werk in het Multatuli Museum (t/m 20 oktober a.s.). In 1975 maakte hij zijn genoemde serie naar aanleiding van het werk van de Nederlandse filosoof Benedictus de Spinoza (1642-1677). Dus enkele jaren voordat God weer in het vizier van literatuur en kunst kwam.[ii] De series over zowel Spinoza als Multatuli zijn ook in boekvorm uitgegeven en nog steeds, in het eerste geval antiquarisch, voor een zeer schappelijke prijs te verkrijgen.

Van Kruiningen kwam op het idee van de kunstwerken naar Spinoza na lezing van de biografie over hem door Theun de Vries (1972), net als Van Kruiningen communist en atheïst.
Past dat dan wel in een kerk(dienst)? Ja – als stem en tegenstem. Kijk maar.

Van Kruiningen ging bij het maken van zijn ets ‘God in een wolkenkolom’ (zie foto hierboven) – die we zullen laten zien – uit van een Bijbeltekst (Numeri 12:5) en een definitie van God uit onder andere Spinoza’s Ethica. De tekst van Numeri gaat over God die afdaalde in een wolkenkolom en in de opening van de tent van Aäron en Mirjam stond. De definitie van de God van Spinoza is die van een God die geen gestalte heeft, maar een eeuwig en oneindig wezen is.

Op de ets zien we rechts een tent met tentstokken en al, en zowel links als rechts wolken. Daartussen staat God. Wat opvalt is Diens lege midden, Diens lege hart. Dit refereert aan Spinoza’s idee dat God geen eigenschappen heeft zoals almachtig, alwetend, barmhartig. Er zit alleen niets atheïstisch in, eerder iets panentheïstisch én iets dynamisch. Immers: God is volgens Spinoza niet aanwezig in de natuur, hij is de Natuur. Hoe vaak citeert hij niet teksten van Paulus over geloven in God (Galatenbrief)?

Het lege midden doet denken aan Karl Barth en het boek Het geheim van het lege midden van de theoloog Theo Witvliet: de ‘onvermoede geheimen die in (…) teksten besloten zouden kunnen liggen’. Niet alleen in teksten, ook in beelden. Al zijn we daar in de protestantse traditie wat minder mee vertrouwd. Reden om een keer een ‘kunstdienst’ te houden. Om ons ook door een beeld wat te laten zeggen en ermee in gesprek te gaan.

Opvallend is de techniek die Van Kruiningen bezigde. Annemieke Jurgens beschrijft het in haar biografie aldus: ‘Zelf bedacht hij de techniek om met behulp van een tandartsboor gaatjes door de [ets]plaat heen te boren. Daar waar gaatjes zaten, ontstonden bij het drukken op papier ronde witte (…) bolletjes. Hierdoor ontstond een patroon in reliëf.’

Tenslotte mag ook niet onvermeld blijven, dat Van Kruiningen zijn Spinoza-serie maakte toen hij in Nieuwendam woonde: aan Het Breed 795, dat ik vanuit mijn raam in de verte zie. Voor de hal daarvan maakte hij een langwerpige mozaïek dat nog steeds valt te bewonderen; hieronder een uitsnede daaruit, van de linkerkant (foto Els van Swol):
 Deze blog werd in verkorte vorm, en samen met een kort artikel van ds. Paula de Jong, gepubliceerd in Drieluik, het nieuwe, gezamenlijke, maandelijks verschijnende  kerkblad van de drie protestantse kerken in Amsterdam-Noord.

De kunstdienst is op zondag 22 september a.s., 10.00 uur in de Nieuwendammerkerk, Brede Kerkepad 6-8, Amsterdam, bereikbaar met bus 35 vanaf metrostation Noorderpark, halte Wervershoofstraat.

 

[i] Zie de website van organist Martien de Vos voor een improvisatie op de Geneefse melodie: http://www.martiendevos.nl/ Tijdens de dienst in de Nieuwendammerkerk zal de cantorij o.l.v. Koos Lith een versie van Psalm 138 zingen.

[ii] God in de hedendaagse kunst. Red. Marcel Barnard en Wessel Stoker (uitg. Boekscout, 2018).

Jeff Koons op Tweede Paasdag

Het ‘echte’ werk heb ik destijds in de Pinacotheek van Bologna gezien: Madonna en kind met vier heiligen van Pietro Perugino (ca. 1450-1423). Het erop gebaseerde olieverfdoel met glas en aluminium van Jeff Koons onlangs in de Nieuwe Kerk van Amsterdam (zie afb. links). Wat opviel was natuurlijk die bol waarin de kerk en jijzelf worden weerspiegeld.

Op zich is zo’n glazen bol als onderdeel van een schilderij niet vreemd. Denk aan Vermeers Allegorie op het geloof (1671-1674) in het Mauritshuis in Den Haag (zie afb. rechts). Daar wordt het licht in de bol aan het plafond weerspiegeld als een uitdrukking van de geloofsbelijdenis dat God licht is. Maar zo, apart voor het schilderij aangebracht, is het natuurlijk een idee en uitwerking van Jeff Koons.
Bij Vermeer bleef het met andere woorden binnenskamers, tussen de afgebeelde personen, bij Koons trad de Mariablauwe bol letterlijk en figuurlijk naar buiten. Je werd als toeschouwer onderdeel van het schouwspel én van de omgeving, de kerk. En daar ging het denk ik voornamelijk om.

Voornamelijk – want er speelt nog iets anders mee. In dezelfde tijd dat ik het werk van Koons bekeek, op Tweede Paasdag, las ik een artikel van Jannah Loontjens over Ronald Barthes’ idee dat de lezer de betekenis van een boek bepaalt (in diens essay De dood van de auteur, 1968). De verbeelding bestond volgens Barthes nog niet voor de tekst werd opgeschreven. Dat ligt bij het werk dat in de Nieuwe Kerk was te zien anders: de ver- of liever uitbeelding bestond wel degelijk en was letterlijk nageschilderd. ‘Het is de taal die spreekt, niet de auteur’ zegt Barthes. En: ‘De geboorte van de lezer moet worden betaald met de dood van de Auteur.’

Dat gaat in dit verband allemaal net iets te ver. Het was niet alleen de beeldtaal van Perugino die door Koons werd hernomen, maar hij voegde er iets aan toe: de bol waarin je als beschouwer wordt weerspiegeld en opgenomen in het werk en in de kerk. De toeschouwer heeft niet de dood van de Schilder op zijn/haar geweten, maar de wedergeboorte van wat Perugino schilderde in het hier en nu. Gezien op Tweede Paasdag. Dat kan geen toeval zijn.

https://www.nieuwekerk.nl/tentoonstellingen/meesterwerk-2018/