Kunst en kerk

Ik heb wat met de verhouding tussen ‘Kunst en kerk’, om de titel van het themanummer van het tijdschrift In de Waagschaal (3 juli 2021, jrg. 50 nr. 7) aan te halen. Zo ben ik enkele jaren lid geweest van de kunstcommissie van de Oude Kerk in Amsterdam en heb als curator a.i. enkele tentoonstellingen samengesteld voor de Amsterdamse Thomaskerk (nu: De Thomas). Op dit moment denk ik nu af en toe mee aangaande kerk en kunst in de breedste zin van het woord (beeldende kunst, gedichten, muziek) met mijn wijkpredikant, ds. Paula de Jong van de Nieuwendammerkerk en schrijf af en toe een recensie over een boek of tentoonstelling op dit terrein. Reden te meer om het genoemde extra dikke zomernummer (48 pagina’s) met buitengewone interesse te lezen en erop in te gaan in deze al even extra lange blog.

Kunst en kerk
Om te beginnen het artikel van Jessa van der Vaart, vanaf 2016 verbonden aan diezelfde Oude Kerk (zie historische foto). Zij begint met te memoreren dat haar vader, de in 2000 overleden keramist Jan van der Vaart, zichzelf liever pottenbakker noemde, maker van gebruiksvoorwerpen. Het lijkt een statement, zo aan het begin van haar artikel dat de vraag oproept: is kunst in de kerk dan óók een gebruiksvoorwerp in plaats van een autonoom kunstwerk? Staat het dan ten dienste van de kerk? Denk bijvoorbeeld aan een Avondmaalsstel of een kruiswegstatie. Maar die weg bewandelt ze niet, zodat dat begin, afgezien van de schets van een persoonlijke context, mij inhoudelijk niet helemaal duidelijk is.

Van der Vaart memoreert dat de Oude Kerk zich ontwikkelde tot tentoonstellingsruimte van hedendaagse kunst die kunstwerken toont die specifiek voor de kerk zijn gemaakt. Ze heeft tot nu toe vier exposities meegemaakt – alle vier nadat ik uit de kunstcommissie was gestapt, zodat ik mijn handen vrij had die tentoonstellingen soms te recenseren voor de website 8WEEKLY.

Van der Vaart noemt met name ‘NA’ van de onlangs overleden kunstenaar Chr. Boltanski (2017-2018, zie link naar mijn recensie hieronder). Ze heeft het over een dienst, die niet werd voorbereid met de al dan niet toen nog bestaande kunstcommissie, maar met de toenmalige cantor Christiaan Winter en Marcel Barnard (zie hieronder). Tijdens de dienst werd er een dialoogpreek aangegaan met een niet met name genoemd gemeentelid.
Ze eindigt haar artikel met de constatering, dat kunst staat voor ‘condition humaine’ en de kerk daar iets aan toevoegt: ‘een ander, verrassend perspectief dat nu juist niet uit die “condition humaine” opkomt, maar uit een andere hoek, van een andere kant, met een andere stem’. Maar zou de kerk niet juist meer aandacht moeten hebben voor de ‘condition humaine’? Het is analytisch ongetwijfeld verhelderend, maar ook een beetje valse tegenstelling die wordt gecreëerd.

Kunst en geloof
Het volgende, wat omvangrijker artikel is van de hand van Marcel Barnard. Ook hij komt aan het eind van zijn stuk met de installatie van Boltanski en genoemde dienst, maar zijn insteek is een andere. Ook hij begint net als Van der Vaart met de persoonlijke context waarin zijn liefde voor kunst ontwaakte: zijn vader, die hem meenam naar een tentoonstelling in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Hier kreeg de jonge Barnard een numineuze ervaring bij het zien van werk van Peter Struycken. Hij schreef erover in Meditaties van de ziel (Amsterdam, 2020, p. 21 e.v.), waarover ik eerder blogde.

Eenzelfde soort sensatie overkwam hem bij het beleven van de liturgie in de Amsterdamse Oude Kerk. Hier dus geen al dan niet valse tegenstelling, maar een en dezelfde soort ervaring. Als wetenschapper heeft hij ook weet van een ‘keurige boedelscheiding’, maar ‘op de via directa, in de geloofservaring wentelen geloof en kunst, het esthetische en het religieuze (…) onlosmakelijk om elkaar heen’, aldus Barnard. Ik kan die bevinding (in de dubbele betekenis van het woord) alleen maar beamen. Ook ik kan evenzeer geraakt worden door een kunstwerk, om het even in welke vorm (beeldende kunst, gedichten, muziek) als door een preek of een lied waarin gevoel en ratio op eenzelfde manier samengaan en mij bewegen en in beweging zetten.

Even verder echter spreekt Barnard toch net als Van der Vaart en in de voetsporen van G. van der Leeuw (1890-1950) van ‘het “andere” van de kunsten [en] het “totaal andere” van God’ en ‘een gesprek tussen beide waarin ze soms samenstemmen en soms van elkaar verschillen’. Alleen, schrijft Barnard dan, ‘bij ware kunst en (…) diep geloof, komt het andere, de ander, de Ander ons in de verbeelding tegemoet’. Moge het zo zijn.

Grensgebied van kunst en religie
De volgende bijdrage waar ik hier aandacht voor wil vragen, is van de kunsthistoricus en schrijver Anneke van Wolfswinkel, die betrokken is bij de Biënnale Kunst in de Heilige Driehoek, dit jaar van 10 juli t/m 15 augustus.
Zij heeft het niet over ‘kunst en kerk’ of ‘kunst en geloof’, maar over ‘het grensgebied van kunst en religie’. Zij heeft het over de ontmoeting tussen ‘hedendaagse kunst en eeuwenlange kloostertradities’. En met Barnard heeft ze het over verbeelden en het nieuwe betekenissen toekennen. Als kunsthistoricus zegt ze hetzelfde als Barnard met de via directa, de geloofservaring of bevinding, maar dan vanuit een ander perspectief: ‘Niet alleen de kunstenaar geeft betekenis, de kijker doet dat net zo goed’.

Als voorbeeld noemt ze het vierdelige kunstwerk Martyrs van Bill Viola en Kira Perov (zie afb.). Het is een kunstwerk dat ik (deels) op verschillende plaatsen heb gezien: in de Nieuwe Kerk in Amsterdam en in Kube, het kunstmuseum van Ålesund (Noorwegen). Ook daar blogde ik al eerder over. De betekenis die ik aan het werk hechtte, was niet anders in de kerk dan in het museum, omdat het kunstwerk zélf in alle gelaagdheid sprak.

Verhouding tussen kunst en kerk
In de bijdrage van predikant en schrijver Frans Willem Verbaas is sprake van de ‘verhouding tussen kunst en kerk’. Hij stelt dat we ‘kunst en kerk als concurrenten kunnen zien, maar ook als broer en zus’. Concurrenten omdat bijvoorbeeld een uitvoering van de Matthäus Passion van Bach meer mensen zal trekken dan een Goede Vrijdagdienst, allebei in de kerk. ‘Kerk en kunst zijn verwant’, schrijft Verbaas, ‘maar niet identiek’.

Beide zouden van elkaar kunnen leren: ‘Van de kunstwereld kan de kerk het belang van kwaliteit leren. Het is niet goed om maar wat aan te modderen met de liturgie of met kinderpraatjes en preken, die niet met werkelijke aandacht zijn voorbereid. Liturgie is geen onnozel maar een heilig spel. De lat mag hoog gelegd.’ Ik denk aan een predikant die de vrijere, cultureel gerichte omgang met een Psalmtekst door een kunstenaar als bevrijdend ervaarde. ‘Omgekeerd’, schrijft Verbaas, ‘kan de kunstwereld van de kerk leren dat het niet goed is om zich blind te staren op werelds applaus of om zich te verlagen tot het bieden van louter amusement’.

Verbaas meent tenslotte, dat ‘predikanten hun ambtswerk ook kunnen voortzetten met andere middelen: met schilderen, muziek, toneel, fotografie, dans, journalistiek, literatuur, bloggen, vloggen, of met bijbels tuinieren of koken’. Afgezien dat hier verschillende grootheden onder één noemer worden gebracht, wordt hij op zijn wenken bediend door twee andere artikelen in dit nummer: van theoloog en kunstenaar Ruud Bartlema en van judaïcus en beeldend kunstenaar Marcus van Loopik. Ook Werner Pieterse doet een duit in het zakje door te stellen, dat ‘het perspectief van de predikant als kunstenaar’ nog te vaak ontbreekt ‘als er weer eens een rapport verschijnt over het ambt’. Want ‘kunst kan ons zicht op het ambt verhelderen en ons uit de dorre vergadertaal halen’. U leest het goed: niet vergaderzaal maar vergadertaal.

Kunst als vernieuwer van de godsdienst
Ruud Bartlema meent dat kunst niet zozeer godsdienst kan vervangen, als wel dat ze ‘wel nieuwe openingen naar de beleving van godsdienst’ kan creëren. Wéér dat woord, dat we al bij Barnard tegenkwamen. Kunst als breekijzer voor gestolde liturgie zeg maar.
Naar Bartlema’s ‘diepste overtuiging zijn zowel godsdienst als kunst vormen of aspecten van wat ik religie noem. Voor mij betekent dat woord religie: verbinding maken (…) [en]  uitdrukking geven aan de ontmoeting met [het] Mysterie en het maken van een verbinding tussen het onbenoembare en het benoembare van dat Mysterie’. Kerk en kunst zijn geen concurrenten, zoals Verbaas meent, ‘maar in wezen verschillende vormen van dat zoeken naar de verhouding tot en de verbinding met dat grote Mysterie dat het leven is’.
In de kerk zouden we elkaar kunnen ontmoeten, in gesprek gaan en zoeken naar nieuwe rituelen ‘rondom bijvoorbeeld concerten, exposities, lezingen, workshops, beeldende kunsten, literatuur, levensbeschouwing en spiritualiteit’.

Onafscheidelijke bondgenoten
Voor Marcus van Loopik zijn kunst en religie ‘functionele bondgenoten van elkaar’. Kunst en religie mag je volgens hem niet tegen elkaar uitspelen. ‘Religie zonder kunst is ook ondenkbaar!’ stelt hij. Uitroepteken. Kunst stelt kritische vragen en hoort daarom ‘als een tweelingzuster bij religie’. Kunst hoort een zekere relevantie te bezitten en mag niet ‘volledig op zichzelf komen te staan en als doel op zich gaan fungeren’. Want dan verzandt ze in ‘pure esthetiek van kleuren en vormen’. Een opvallende opvatting, want juist de esthetiek van de kleuren en vormen van joodse kunstenaars als Rothko (zie afb., diens laatste schilderij) en Newman worden religieus beleefd.

Van Loopik zoekt ook de dialoog, maar dan een ‘binnen een multiculturele en multireligieuze samenleving. Joodse mystiek heeft mij geleerd om te streven naar jichoed, naar eenwording, om bovenal te zoeken naar wat mensen verbindt’. Dat ben ik met hem eens. Ook hij heeft het, net als Pieterse, over taal. Over beeldtaal in dit verband, die ‘geen (…) pasklare of dogmatische antwoorden heeft op de raadsels van het leven, maar roept bovenal authentieke menselijke vragen en verwondering op’. De ‘condition humaine’ van Van der Vaart.

Tot slot
Zo is de cirkel rond en rijst de vraag hoe ik mij na lezing van deze (en andere, niet genoemde artikelen in In de Waagschaal) zelf tussen de schuivende panelen beweeg: tussen kunst en kerk, kunst en geloof, op de grens daarvan.
Concluderend kan ik mij het meest vinden in wat Udo Doedens en Mirjam Elbers in de inleiding tot dit nummer schrijven over de visie van de Van der Leeuw Stichting: ‘de gedachte dat kunst en kerk bondgenoten zijn. Dit bondgenootschap ligt volgens hen niet zozeer in de ondersteunende functie van de kunst bij de verkondiging of in het vereren van de schoonheid maar in de kritische functie van zowel de kunst als de kerk (…). Wie iets doorkrijgt van de ontregelende en inspirerende werking van de kunsten, begrijpt ook beter de draagwijdte van bijbelteksten en – liederen. In die visie zijn kerk en kunst elkaars Geschwister en niet elkaars concurrenten.’

In twee volgende blogs zal ik dit in concreto nader uitwerken aan de hand van respectievelijk Lied 272 uit het Liedboek en mijn keuze van enkele orgelwerken tijdens de orgelzomer.

 

Link naar mijn recensie over ‘NA’ van Chr. Boltanski in de Oude Kerk in Amsterdam: https://8weekly.nl/recensie/a-place-to-think-about-life/

Oefening baart kunst. En kerk

Louter om gezondheidsredenen kon ik er helaas niet bij zijn, maar ik kreeg de orde van dienst en preek op Voleindigingszondag in de Amsterdamse Oude Kerk toegespeeld. Tijdens deze dienst werd ingespeeld op de tentoonstelling NA van Christian Boltanski die daar momenteel is te zien.

Mijn primaire reactie was: kan en mag dit wel, het denken van deze humanistisch kunstenaar pur sang zo in een christelijke context plaatsen? Ik moest denken aan de reactie van de componist György Ligeti toen pianist Ronald Brautigam hem op zijn verzoek in 1990 diens Pianoconcert voorspeelde, en hij – al dan niet terecht – verordonneerde: Afblijven, je doet het stuk met je interpretatie geen recht.
Mijn tweede reactie was meer overdacht: natuurlijk mag dat, als een kunstenaar zijn werk heeft vrij gegeven, mag je er – mits je het inderdaad recht doet – over doordenken. Want denken, dát is de kernboodschap bij deze expositie, zoals Boltanski mij desgevraagd vertelde.

Het was niet de eerste keer dat er in de Oude Kerk werd doorgedacht naar aanleiding van een expositie. Ik denk aan de preekstoel die David Bade in 2012 plaatste naast de vaste in de kerk – toen de kerk overigens nog geen museum was. Twee kansels die – schreef ik toen op verzoek in een Zondagsbrief (18 maart) – ‘vooral als elkaars tegenover werden gezien, als vertegenwoordigers van respectievelijk kerk en wereld, kerk en kunst, hemel en aarde.’ Ik vroeg me toen af wat er zou gebeuren als je ze niet als tegenover zou zien, ‘maar als een vorm van verkapte meerstemmigheid als in de solopartita’s voor viool of cello van Bach; Tenach en Evangelie samen in de dooptuin (…) verbonden als in één band die de twee boeken bij elkaar houdt.’

Ik kreeg het antwoord min of meer in de orde van dienst op Voleindigingszondag. Niet alleen omdat de Bijbelteksten erin waren ‘opengebroken’ en ‘niet perse in de vanzelfsprekende volgorde’ klonken, na elkaar als vanaf twee preekstoelen (in sommige kerken staand voor Oude en Nieuwe Testament), maar in dialoog met elkaar, zoals in de Bemoediging (Eerste brief van Paulus aan de Thessalonicenzen 5:5, Daniël 12:2).
Het mooie was voorts dat de hele dienst in het verlengde lag van de vorm van de tentoonstelling zelf. Hierin loop je tussen tombes van verschillende hoogte door langs mensachtige figuren op houten benen met een jas aan en een lamp als hoofd (Le Manteau, zie foto Gert Jan van Rooij), die – als je dichtbij komt –, je vragen hoe je je dood hebt ervaren: ‘Zeg eens, ben je weggevlogen?’, ‘Zeg eens, was je bang?’ of: ‘Zeg eens, heb je licht gezien?’

Daarmee ging de dienst qua vorm en inhoud een stap verder dan die bij Bade, en werd – zou je kunnen zeggen – een diepere laag aangeboord. Zo was de preek weliswaar in de vorm van dialoog, vraag en antwoord, stem en tegenstem, maar uiteindelijk inhoudelijk meer dan dat. Lees bijvoorbeeld de volgende drie regels die mij veel deden: achtereenvolgens vraag, antwoord en inter-actie:

Roepen wij die rampen niet over onszelf af?
Dan zijn het geen tekenen van zijn toekomst, maar eerder van zijn vertraging. Van zijn oponthoud!
Redenen om te bidden, te smeken om zijn komst.

Dit mag je misschien tussendenken noemen, zoals de oud Denker des Vaderlands Marli Huijer het noemde, daar waar haar voorgangers Hans Achterhuis een tegendenker was en René Gude een meedenker.
Tussendenken gaat bij kerk en kunst dan om de verschillende rollen, van de kerk enerzijds en van de kunst anderzijds, maar vooral over de ruimte daartussen die een interpretatie openhoudt, niet zozeer in de zin van vraag en antwoord of stem en tegenstem en al helemaal niet van een vastgeroest dogma, maar één met perspectief. Als dat zo is, dan bood deze kunstdienst ook anderszins een perspectief voor een samen op weg van kerk en kunst. Oefening baart kunst. En kerk. Dan waren de diensten met de twee kansels in 2012 een mooie aanloop daartoe. Telkens een stapje verder. Dat belooft wat!

In de dienst op 26 november 2017:
voorgangers: ds. Jessa van der Vaart en ds. Marcel Barnard
co-auteur preek: Roelof Langman
organist: Matthias Havinga
voorzangers: Erik Idema en Christiaan Winter

 

http://8weekly.nl/recensie/a-place-to-think-about-life/

 

De lege ruimte

Afgelopen zondag werd in veel kerken ongetwijfeld Jesaja 35:1-10 gelezen, over de woestijn die zich zal verheugen, de dorre vlakte die vrolijk zal zijn en de wildernis die zal jubelen en bloeien. Een tekst die, zoals ds. Jessa van der Vaart in de Amsterdamse Oude Kerk zei, toont ‘hoe de wereld is bedoeld.’

’s Middags bezocht ik het festival ‘De verhalenvertellers’ van Filosofie Magazine in de Amsterdamse Tolhuistuin. Eén van de lezingen die ik bijwoonde, werd gegeven door de hoofdredacteur hiervan, Leon Heuts, bij wie ik in 2014 een filosofieweek bij de ISVW in Leusden volgde (zie elders op deze website).
Hij hield een mooie inleiding over de begrippen ‘logos’ en ‘mythos.’ Zoekend en tastend nam hij ons mee naar een vergezicht als in Jesaja. Hij noemde dit de ‘lege ruimte’ en nam als voorbeeld wat volgens de Amerikaanse filosofe Susan Neiman de bemiddeling is tussen hoe de wereld is en hoe die zou moeten zijn met de woorden van Angela Merkel: ‘Wir schaffen das!’, later in de middag aangevuld met ‘Yes we can!’ van Barack Obama.

Voor mijn geestesoog verschenen twee fresco’s van Ambrogio Lorenzetti (ca. 1290-1348) in het Palazzo Pubblico in Siena die een uitweg bieden tussen ‘logos’ en ‘mythos’, die tonen hoe de wereld is en bedoeld is, die kunnen bemiddelen tussen filosofie en verhaal:

Aan de ene kant is een slecht bestuur dat tot kwaad leidt verbeeld: crudelitas (wreedheid), proditio (verraad), frous (bedrog), furor (woede), divisio (verdeeldheid) en guerra (oorlog). In het midden staat het goede bestuur, die als het goed is een schild is voor de zwakken in de samenleving, met: pax (vrede), fortitudo (kracht), prudentia (behoedzaamheid), magnanimitas (ruimhartigheid), temperantia (gematigdheid) en justitia (justitia). En daarboven staan geloof, hoop en liefde.
Het tweede fresco van Lorenzetti  betekent tot op de dag van vandaag, met en zonder extra dimensie, een appèl dat tot navolging oproept.[2]

Op grond van het gehele kunstwerk kun je stellen dat de schilder de wereld afbeeldde hoe deze is én hoe deze zou moeten zijn. Dat laatste kan worden geoefend in het wat Heuts de ‘lege ruimte’ noemde en Theo Witvliet het ‘ lege midden’, de plaats (makom) waar de dialoog plaatsvindt en ratio en emotie een verbond aangaan. De plaats waar volgens de historicus Philipp Blom (1970), gepromoveerd op de dialogische denker Martin Buber en auteur van onder meer The wars within (Londen 2014), de hoop zetelt.[3]

[1] Zie: Marc-Alain Ouaknin, De 10 geboden (Vught 2016), waarin het begrip ‘interpretatie’ centraal staat.

[2] Voor mij mag hier de titel van een ander boek dialectisch worden ingevuld: Ab Harrewijn, Bijbel, Koran, Grondwet. Gesprekken over godsdienst en politiek (Amsterdam 2002). Vergelijk met een uitspraak in een college van Piet Jonkers, hoogleraar wijsbegeerte aan de Universiteit van Tilburg, ‘De vrijheidsopvatting van Hegel’ (Open Universiteit Nederland, 9 april 2011, Heerlen). En dus aangevuld met een mythische dimensie.

[3] “De leegte die wij hebben heet hoop”, Philipp Blom in een vraaggesprek met Paul Witteman (Buitenhof, 4 december 2016, NPO1).

Senkrecht von oben

meteorietenmarinusboezem2016photorobert-glas2

… In elke letter
zit een nieuw heelal
(Ester Naomi Perquin)

1.
’s Ochtends hoor ik in een preek in de Amsterdamse Oude Kerk, door ds. Jessa van der Vaart, over het omslag van de folder die de Nexus-conferentie 2016 aankondigde. Daarop staat een foto van een pianist die tussen de puinhopen in Syrië zit te spelen. De vernietigingen daar en elders zijn geen aankondiging van het laatste der dagen, maar de pianist zit in, te midden van het geweld, en doet er inbreuk op. Zoals bidden dat kan doen, maar dan op de manier zoals die op wandschilderingen in catacomben in het oude Rome werd afgebeeld: met het hoofd ten hemel gericht, en zowel de handen als de ogen open, ontvangend.
En dat te midden van de tentoonstelling met werk van Marinus Boezem dat momenteel in de Oude Kerk wordt tentoongesteld. Alsof meteorieten dwars door het dak naar binnen zijn geslagen en als spiegels op de grond uiteen zijn gevallen (zie foto Robert Glas).[1]

2.
’s Middags bezoek ik de performance A prayer door Snejanka Mihaylova en Lisa Holmqvist in het kader van Amsterdam Art in de Amsterdamse Thomaskerk (curator: Dorothé Orczyk). Een gebed zoals wij nu gewend zijn te bidden: ingetogen, de ogen geneigd, in stilte. De kunstenares Mihaylova spreekt een gebed uit, en geïnspireerd op het Holy Book of the Great invisible spirit oftewel het Koptische evangelie van de Egyptenaren. Er zijn alleen klinkers uit overgebleven. Langzaam klinken ze door de ruimte, waarbij de uitvoerenden onder de koepel in het dak tegenover elkaar zitten. In de nieuwe spirituele muziek van Lisa Holmqvist weerklinken de klinkers ook, van de hoge a (in de sopraan) tot de lage e (in de bas). Gezongen door drie vrouwen en drie mannen en met één dwarsfluit (in plaats van de origineel twee (blok?)fluiten die volgens de partituur zijn voorgeschreven). De componist, die tevens dirigeert, houdt haar handen open naar boven gericht op de manier zoals we, sinds ik vanmorgen weet, uit de catacomben in Rome kennen. Op z’n tijd de losse letters tot woorden aaneen te rijgen; transformation, transliteration. In trance ook.
De morgen en de middag gaan een gesprek met elkaar aan.

3.
En dat gaat ’s avonds nog zo even door. Thuisgekomen lees ik in NRC Boeken, die iemand in de kerk altijd voor me meeneemt, een recensie van Toef Jaeger van het boek Het valse seizoen van Christiaan Weijts (NRC Boeken, 25 november 2016).
Het begint met een beschrijving van een vrouw die altviool speelt, daags na de aanslagen op de redactie van Charlie Hebdo, terwijl een duif neerstrijkt op de krul van het instrument. Weijts vraagt zich volgens Jaeger af of die viool troost biedt of weerstand oproept, kunst is of kitsch. Volgens Jaeger komt Weijts uit op ‘het idee van interventie, al dan niet maatschappelijk, als voorwaarde voor kunst.’ Inbreuk doen in de werkelijkheid, al wil volgens haar de vrouwelijke hoofdpersoon uit Weijts’ boek aan de puinhopen betekenis geven.
Die betekenis wilde Jessa van der Vaart, als ik haar goed heb begrepen, niet in het spel van de pianist in Syrië leggen. Doodeenvoudig omdat die betekenis er niet is. En inbreuk doen, Senkrecht von oben zoals de spiegels van Boezem, des te meer.
Bidden – met de ogen open, om die gebroken spiegels, de gebroken wereld heel helpen te maken. Dat misschien?

[1] Recensie: http://8weekly.nl/recensie/kathedraal-van-de-verbeelding/

https://oudekerk.nl/programma/marinus-boezem-vanaf-24-november-in-de-oude-kerk/

 

Een lege kerk?

Thomaskerk_overzichtVoor de presentatie van het boek Kerkinterieurs in Nederland op 20 juni jl. in de Amsterdamse Thomaskerk, waren twee van de negen schilderijen van Yve du Bois weggehaald: Eendracht en Scheuring heetten ze haast symbolisch. Op geen één foto met een overzicht van de volle kerk waren ze te zien. Je kunt erover speculeren waarom. Mooi natuurlijk, die vele mensen. Zo’n tweehonderdvijftig. Maar het moest niet al te gedateerd over komen, met die tijdelijke tentoonstelling in beeld. En mooi natuurlijk, de kale muren van deze kerk. Die moest je extra laten uitkomen.

Het doet een beetje denken aan de interieurfoto’s van de honderd kerken die Arjan Bronkhorst vastlegde. Ja zeker – ook dat van de Thomaskerk. Er komt geen mens op voor, alsof er ’s zondags geen kerkdiensten worden gehouden. Ook dit valt wel te begrijpen: het gaat ze in dit boek primair om de interieurs, die door vijftig specialisten worden beschreven. En gelukkig: tijdens de presentatie werd wel de hoop uitgesproken dat de honderd in beeld gebrachte kerken hun religieuze functie kunnen behouden.

Ik moest er allemaal aan denken toen ik in het recente nummer van Filosofie Magazine (nr. 7/8, juli/aug. 2016) een kort interview las met kunstenares Tjits van der Kooij. Zij geeft aan dat ‘vervreemding’ het thema van haar schilderijen is. ‘Ik heb een distantie gecreëerd met een nadrukkelijk lineair perspectief; dat benadrukt mijn rol als buitenstaander.’ Ik zag wat foto’s van Bronkhorst voor me, en kon een vergelijking niet onderdrukken. ‘Er komen ook nooit mensen voor in mijn schilderijen; ik vind dat het sterker werkt als je je realiseert dat jij de enige bent die dit ziet.’ Daar kan ik me iets bij voorstellen.
Zoals de nieuwe predikant van de Oude Kerk in Amsterdam, Jessa van der Vaart op een vraag over het door de vragensteller vermeende verschil tussen liturgie en pastoraat antwoordde, dat een preek heel pastoraal kan zijn, en zij soms bij het schrijven ervan een recent gesprek met één persoon voor ogen had. Het zal voor hem/haar werken alsof de preek speciaal voor hem is bedoeld.

En daarmee zijn we weer terug bij de functie die een kerkgebouw heeft. Er te staan voor mensen in deze tijd. Inclusief op zijn tijd schilderijen die ze wat te zeggen hebben. En daarvoor neem je geen boek ter hand, maar ga je er als het even kan gewoon naar toe.

 

Kerkinterieurs in Nederland. Red.: Albert Reinstra, Marc de Beyer en Pia Verhoeven. Uitg. W Books.

http://www.tjitsvanderkooij.nl/

De foto hierboven toont de Thomaskerk in Amsterdam tijdens de intrededienst van ds. Evert Jan de Wijer. Rechts zijn de panelen van de tentoonstelling te zien die toen in de kerk stond.

De negende: een vuur

BeethovenVolgens dirigent Jan Willem de Vriend herken je in de Negende symfonie van Beethoven ‘stoomketels en oplaaiend vuur’ (NTR Podium, 16 februari 2014). Iván Fischer herkent er ook vuur in, maar dat is wel een heel ander vuur: de vonken van vóór de schepping, zelfs van voor de chaos (tohoe wabohoe) die Haydn volgens hem wat naïef schildert aan het begin van zijn oratorium Die Schöpfung en waar Leo Vroman aan refereerde in zijn laatste gedicht:

 Waar zal die laaiende gestalte
van mij dan uit bestaan
en waar kwam die al te late
eerste vonk vandaan?

Het is de Ein Sof, om in kabbalistische termen te spreken. Misschien is het nog kosmische muziek (de harmonie der sferen), maar dat laat Fischer in zijn gesprek met Hans Haffmans voorafgaand aan het concert met het Koninklijk Concertgebouworkest op 20 februari 2014 in het midden. Eigenlijk is de Negende volgens hem namelijk helemáál geen muziek meer, maar de muziek voorbij: een opdracht (mitswa) aan de wereld die daarna in muziek niet meer is geëvenaard. De muziek hierna probeert het technische, het apparaat (solisten, koor en orkest) over te nemen en te overtreffen, zoals in de Achtste symfonie van Mahler, maar heeft de spirituele boodschap volgens Fischer niet opgepakt. Haffmans probeerde het nog even met Wagner, maar werd resoluut onderbroken: nee, die (zeker) niet.

Wat is dan die boodschap volgens Fischer? Dat is er één van vreugde. ‘Alle Menschen werden Brüder’ is duidelijk maar aan de ene kant te groot en leidt aan de andere kant, als het te klein wordt gemaakt, tot nationalisme.

Ik moest hierbij onwillekeurig denken aan de uitleg die ds. Jessa van der Vaart een kleine week eerder, op 16 februari in de Amsterdamse Oude Kerk gaf van Matthëus 5 vers 17-26. Het gaat in de (beruchte) zinsnede ‘Maar ik zeg u’ om het zoeken naar het kleine. Dat we niet mogen moorden weten we evengoed als dat we broeders (en zusters) van elkaar moeten zijn, maar het gaat om het haalbare: zwijg je broeders en zusters bijvoorbeeld niet dood. Beleef vreugde aan elkaar. En zoals altijd legde het Nieuwe Testament (Jessa van der Vaart) hier het Oude, de Tora (Iván Fischer) uit. Met de bijbel en Beethoven in de hand en het oor.