Aanschafinformatie, Artificial Intelligence

Aan de vooravond van het webinar dat NBD Biblion organiseerde voor hun aan de kant gezette, zo’n 700 recensenten (waaronder ik, maar denk ook aan de redacteuren van NBD Biblion die hun baan verloren!) om uit te leggen hoe hun nieuwe werkwijze (‘automatisch metadateren’) in zijn werk gaat, zag ik op televisie een aflevering van de Amerikaanse detectiveserie Mystery 101 die wel heel toepasselijk was.

Het ging over een door de firma McHale Technologies ontwikkelde software, SLOOTH, waarmee de politie kon worden geholpen misdaden op te lossen. Het gevolg zou wel zijn, dat de meeste politiemannen en -vrouwen werkloos zouden worden. Uiteindelijk kwam iedereen erachter, dat het een hoax was, een opzettelijk verspreid, onwaar bericht. Zoals sommige websites hoopten dat de aankondiging van NBD Biblion een vroege 1 aprilgrap was. Dat is het niet, maar er speelt wél iets anders dat tot veel commotie leidde en niet had gehoeven denk ik.

Recensie of aanschafinformatie?
Als recensenten wisten we al langer dat dit eraan zat te komen. Tenslotte is NBD Biblion al ruim drie jaar samen met de firma Bookarang (een dochteronderneming van NBD Biblion) bezig geweest met dit traject. Ondertussen recenseerden wij rustig door (en sommigen blijven dat, begreep ik ook doen voor een vakgebied als theologie) en werden we – directeur Nina Nannini van NBD Biblion gaf het grif toe – een beetje vergeten.
Maximaal 1.100 posities per recensie. Die term heeft NBD Biblion zelf de wereld in geholpen en daar ging het mis. Het was opvallend dat de gespreksleider van het webinar, journaliste Margreet Reijntjes, er pas na een half uur achter kwam, dat het woord recensie in dit verband ‘misschien wat ingewikkeld is’.
Het werd door Victor van Bergen Henegouwen in zijn korte presentatie dan ook niet (meer) gebruikt; hij had het over ‘Aanschafinformatietekst en een aantal schuifjes’ (dat zijn waarden van 1-7 die aan een boek worden toegekend en waar ik hier verder niet op in zal gaan).

Op het formulier dat NBD Biblion per boek meestuurde, stond bovenaan ‘Recensieformulier’ en bij onze naam ‘Recensent’, maar boven de tekst die we in moesten vullen stond: ‘Aanschaf-informatie’. Over duidelijkheid gesproken. AI is ook de term die bibliothecarissen (waaronder ik) gebruik(t)en: ai’tjes. Op de achterzijde van het formulier stonden aanwijzingen waaraan je als recensent in dat desbetreffende veld aandacht diende te besteden. Puur gericht op collectioneurs binnen een Openbare Bibliotheek. Voorts was er nog een annotatieveld en waren er trefwoorden te vergeven.
We hebben zelfs een cursusmiddag in de – toen – nieuwe vestiging van NBD Biblion in Zoetermeer (zie foto rechts) over gekregen, want niet zozeer het veld voor de recensie c.q. aanschafinformatie leverde de meeste problemen op, maar wel het veld ‘Bibliotheekadvies’. En dáár is het toch mede, of misschien zelfs primair om te doen; de recensie c.q. aanschafinformatie is, net als SLOOTH ondersteunend bij de beslissing om een boek al dan niet aan te schaffen.

Nog een vergeten groep?
Want wat de bibliothecaris zelf deed en nog steeds doet als het goed is, is vakliteratuur en recensies in dag- en weekbladen bijhouden. Sterker nog, ik weet dat toen ik mijn Openbare Bibliotheekstage in Haarlem liep, er hele bijeenkomsten met afdelings- en filiaalhoofden werd gehouden om de ai’tjes door te nemen en het aanschafbeleid op elkaar af te stemmen, van hoofdvestiging tot filiaal. Per keer werd er dieper op een Haarlemse schrijver ingegaan. Aan mij viel als stagiaire ook een keer zo’n beurt toe. Ik bewaar er mooie herinneringen aan, aan die ochtenden. Dat dit bij het huidige aantal ai’s (zo’n 300 titels per week) niet meer kan en zal gebeuren is duidelijk. En dat de taak van de bibliothecaris inmiddels is verschoven en, als deze ontwikkeling van NBD Biblion doorzet in het beste geval nog meer zal verschuiven.

Naast zich roerende recensenten zijn er ook auteurs wiens/wier boeken worden aangeboden die minder tevreden zijn dan de wat afwachtende bibliothecarissen. Lisa Weeda bijvoorbeeld heeft in niet mis te verstane bewoordingen al het volgende gevraagd: ‘Hoi @NBDBiblion, hoewel ik iets beters te doen heb deze weken, vraag ik toch even of ik uit de voorbeeldfolder van jullie belachelijke Artificial Intelligence-pakket kan worden gehaald. Boeken worden gelezen door mensen, niet door AI. Leuk, boekpromo, maar liever niet zo’ (tweet, 14 maart jl.) (zie foto links).

Ik denk dat ook zulke reacties van de zogeheten ‘criticasters’ (dit woord nam Reijntjes helaas een paar keer in de mond) te begrijpen zijn. Daarbij vraag ik me namelijk af, of overkoepelende instellingen van auteurs wel bij dit hele proces waren of worden betrokken. Het is waar Martijn Noordam (Openbare Bibliotheek Den Haag), die ook aan tafel zat, na een uur achter kwam: ‘Het heeft allemaal met communicatie te maken’. In eerste instantie met miscommunicatie denk ik.

Een ding is duidelijk: AI staat niet langer meer alleen voor Aanschafinformatie (‘recensie’ moeten we maar definitief vergeten, want dat waren en zijn de ai’tjes niet), maar ook voor Artificial Intelligence. Op zich is daar niets mis mee. Nu nog een uitwerking waar iedereen mee kan leven. Ik ben bang dat we daar nog even op moeten wachten.

Kwetsbaar én krachtig

Echt recht van spreken heb ik nog niet, net een paar maanden pensionado-zijnde, maar ik zie al wel een beetje voor me hoe het gaat (worden). ‘Dat is een klap hè’, zei een vriendin die dat moment al eerder had beleefd.

Met drie stukken in dagblad Trouw van vandaag haal ik die ervaringen weer boven. Particuliere ervaringen, die blijkbaar herkenbaar zijn. En – belangrijker nog – ik verbind er conclusies aan. Het gebeurde allemaal op één avond. Ik rekende in een winkel een kekke blouse af; de tijd dat je je als oudere in stemmige kleuren kleedde is gelukkig allang voorbij. De verkoper vroeg zich af of ik er een tasje bij moest. ‘Nee’, antwoordde ik, ‘ik heb er een bij me’. Terwijl ik mijn pinpas veilig opborg, was hij er weer met een vraag: ‘Gaat het, mevrouw?’ Ik keek hem bevreemd aan en trok een tasje uit mijn jaszak. ‘O’, zei hij, ‘ik dacht al: waar heeft u dat tasje dan’.
Oké, Op naar een theatervoorstelling. ‘Ingang A’ zei de kaartcontroleur bij de trap. Dat had ik al gezien op mijn e-ticket, maar toch attent. Boven gekomen, liep ik naar mijn idee best doelgericht naar de bewuste ingang A. Halverwege werd ik aangesproken door een jongeman, die ook allervriendelijkst vroeg, of hij me ergens mee kon helpen. Huh?
Na een mooie voorstelling toog ik weer naar huis. In de tram stond iemand meteen op om mij te laten zitten. Dat aanvaardde ik dan weer dankbaar, zonder bevreemding.

Wat zegt dit nu? In de eerste plaats dat mensen een beeld van ouderen hebben. Ik zeg expres niet: dat jonge mensen een beeld van ouderen hebben, want ook ouderen onderling hebben er een handje van. In de kerk werd ik er na de dienst een keer door iemand voor me op aangesproken, dat ik de rollator van mijn buurvrouw wel eens even in elkaar kon zetten. En toen ik daar geen aanstalten toe maakte, omdat ik weet dat zij dit persé niet wil, begon iemand achter me al met veel omhaal, luid pratend en zeer nadrukkelijk de rollator uit te klappen.

Behalve dat dit op hetzelfde neerkomt, leert het nog iets: praat met de mensen zelf die je wilt helpen. Voor je het weet heb een blinde die aan de kant van de weg staat naar de overkant geholpen terwijl die dat helemáál niet wil. Hebben ouderen  – zoals een kabinetsplan uitspreekt, volgens één van de stukken in Trouw – écht behoefte aan levensbegeleiders (kosten: 35 miljoen euro in deze kabinetsperiode) of meer aan een artsenpraktijk die, zoals in mijn geval, je zonder probeert om te praten noteert dat jij je bij eventuele gevallen niet wil laten reanimeren? Of aan, zoals Hedy d’Ancona (81) in een terzijde bij dit artikel stelt, niet alleen aan zelfbeschikking, maar ook aan thuiszorg die genoeg tijd voor je heeft?

Als het uitgangspunt is: ouderen serieus nemen, ouderen herwaarderen, dan heb je mij aan mijn zijde: in die laatste levensfase ben je zowel kwetsbaar als krachtig. ‘Je kunt je nog steeds blijven ontplooien en actief blijven’, zegt D’Ancona terecht. Ik voeg de daad bij het woord.
Rob Schouten geeft in zijn column als 65-jarige een duidelijk statement: ‘Ik voel me sindsdien eigenlijk van alles, volwassen, middelbaar, puberaal, kinderachtig’. Ik herken dit, ook uit mijn omgeving. Juist nu heb ik opeens behoefte aan eens héél andere concertabonnementen dan tot nu toe. Een kleine opera-keuzeserie met moderne opera’s en – ook nog nooit gehad – een vocale serie. Rebels, dat kan aan het rijtje van Schouten worden toegevoegd.

Let wel: ik recenseer nog steeds. Tentoonstellingen en boeken. Ik probeer het allemaal op de voet te volgen, ook door cursussen e.d.. En daarnaast schrijf regelmatig artikelen en interviews. Als dat eerste en laatste niet meer zou gaan, dan rest het middelste: de boeken. ‘Want zoals Vestdijk al over het schrijven zei: je kunt er toch bij blijven zitten’? Aldus Schouten. Waarvan akte.

Een andere kijk op De storm

Felix, de hoofdpersoon in Margaret Atwoods roman Heksengebroed, een personage dat is gemodelleerd naar Prospero uit Shakespeares De storm, geeft de gevangenen met wie bij dit toneelstuk gaat opvoeren opdrachten. Als cursisten van de ISVW-cursus ‘Een andere kijk op Shakespeare’ kregen wij ook een keertje een opdracht; de andere geplande opdrachten vervielen omdat we zo intensief meededen …
Die ‘andere kijk’ werd ingegeven door het denken van de Amerikaans-Franse René Girard (1923-2015). Een kijk die doorwerkte in de opdracht die ik mezelf gaf: de roman van Atwood lezen vanuit door Girard beschreven mechanismen.

Heksengebroed
Felix Phillips is artistiek directeur van het Makeshiweg Theaterfestival, maar wordt door de zakelijk directeur ontslagen omdat zijn regievoering te modern is. Hij trekt zich terug in een hutje in het bos, verandert zijn naam in Felix Hertog en probeert zowel de dood van zijn dochter Miranda als zijn ontslag te verwerken.
Hij vindt werk als leider van een project in een gevangenis. Samen met gevangenen gaat hij De storm instuderen en opvoeren. De gevangenen kijken naar hem op en zien hem als een model. ‘Hij herkent die blik. Hou van me, wijs me niet af’ zegt die. Felix wil op zijn beurt de aandacht trekken van een van buiten gehaalde actrice, Anne-Marie, die Miranda zal spelen. Hij is jaloers op haar. ‘Ze doorziet hem veel te goed’, schrijft Atwood.
Gaandeweg ontwaakt het idee om wraak te nemen op de zakelijk directeur van het Theaterfestival die Felix ontsloeg en die inmiddels minister is geworden. Hij komt naar de gevangenis toe om naar de opvoering van De storm kijken met de vraag in het achterhoofd of het gerechtvaardigd is dat het project subsidie krijgt. De opvoering kan niet anders dan magisch worden genoemd.

Samenwerking en mimetische begeerte
Ik ervaar dat het waar is wat Girard in zijn studie over Shakespeare schrijft (Shakespeare, het theater van de afgunst): ‘Hoe meer een criticus de mimetische theorie uitdiept, des te doordringender wordt zijn blik in de Shakespeariaanse tekst.’ Over De storm schrijft Girard een heel hoofdstuk.
Zoals ik hierboven al schreef, ging het om te beginnen over de verhouding van de gevangenen met zowel hun regisseur, Felix Hertog, als met hun mede-actrice Anne-Marie/Miranda. Je zou het een driehoeksverhouding kunnen noemen, waarop een verbod rust: de gevangenen mogen de van buiten komende twee personen niets aandoen.
Het draait om begeerte, om liefde. Dat is wat de personages bindt. Zo uniek is de mens daarin niet.
Die begeerte heeft twee kanten: de gevangenen leren van hun regisseur hoe ze De storm moeten benaderen en spelen (leermimesis) en willen ook, net als Felix, hun liefde voor Anne-Marie kunnen uiten (toeeigeningsmimesis). Er broeit iets wat tot een uitbarsting komt, wanneer een van de gevangenen geweld gebruikt tegen Anne-Marie.
De medespelers willen niet alleen als acteurs de beste zijn, ze willen ook het verschil tussen binnen (het eiland bij Shakespeare, de gevangenis bij Atwood) en buiten (de kunst, de samenleving) opheffen. De opvoering van het toneelstuk zou je met Girard – net als het Theaterfestival waar Felix directeur was – een rite kunnen noemen, die ons – in de woorden van de onlangs overleden André Lascaris, een lid van de Girard Studiekring die ik een keer binnen een ander gremium (Kerk en Vrede) heb ontmoet – de manier onthult ‘waarop wij in een mimetische crisis tot vrede pogen te komen’ (‘Girard onder de filosofen’).
Daarbij moeten we niet vergeten dat Prospero, die wordt gespeeld door Felix zelf, nog een ander element in zich heeft dat docente Els Launspach bij Girard onderkende, namelijk de al eerder genoemde magie. Hetzelfde geldt voor Ariel, die mij in de beschrijving van Atwood doet denken aan de door de kunstenares Regula Maria Müller uit glas, gesponnen en gebreid papier opgetrokken wolken die boven een eettafel in het restaurant in Leusden hingen (zie afb. van een wolk); een weekje ISVW is voor mij, zoals lezers van deze blog weten, altijd een totaalervaring.

Romantische leugen en romaneske waarheid
De romantische leugen, die haaks staat op de romaneske waarheid die in de toneelopvoering wordt aangeraakt, wordt in de roman van Atwood belichaamd door een gevangene met de bijnaam WonderBoy. Op het moment waarop WonderBoy als Ariel zijn hand uitstrekt naar Miranda, ‘zou hij staal hebben doen smelten.’ Felix hoopt dat zij hem niet kapotmaakt, maar ook omgekeerd niet: ‘Hij is een oplichter die een acteur speelt. Dubbel bedrog’ – om met Plato te spreken. Zoals de toneelopvoering in de gevangenis wordt opgenomen en ‘het beeld wordt verdubbeld en nog eens verdubbeld’ – een ritueel én pure magie.
Ook Felix is een ambivalent figuur. Hij construeert weliswaar een opvoering, maar zint onderhand als gezegd ook op wraak op de zakelijk directeur van het festival, Tony (gemodelleerd naar Antonio in De storm) die hem weer dwars dreigt te zitten.

Crisis en verzoening
Felix zegt tegen de gevangenen: ‘Ze zijn niet geïnteresseerd in de fantasiewereld, ze begrijpen niets van de bevrijdende werking van de kunst’ – van loutering. De gevangenen brengen de minister en zijn gevolg terecht in wat Felix een ‘artistieke onderdompeling’ noemt. Het gaat er heftig aan toe. Het geweld escaleert en wat er tijdens de toneelopvoering gebeurt, is totale chaos die op een gevangenisopstand lijkt. Het heeft de trekken van een toneelstuk-in-een-toneelstuk, zoals we die van Shakespeare kennen: in het bos in de Midzomernachtdroom en aan het hof in Hamlet, twee andere stukken die tijdens de cursus in Leusden aan de orde kwamen.
Het is niet alleen totale chaos, maar het werkt ook als een spiegel waardoor de rol van kunst voor de minister en zijn gevolg opeens duidelijk wordt; het is een actuele aanklacht die Atwood hier beschrijft tegen de huidige politiek in een tijd van cultuurbezuinigingen en twijfel aan ‘het nut’ van kunst.

Gemeenschap en genade
Het vervolg is wat Atwood verzoening noemt, catharsis. Verzoening is een begrip dat Girard wellicht niet gebruikt, maar dat elke Girardijn zoals de andere docente van de ISVW-cursus, Thérèse Onderdenwijngaard de leden van de Girard Studiekring noemt, zelfs zij die Girard niet helemaal tot het einde van zijn denken – dat wil zeggen dat van na zijn terugkeer tot het rooms-katholicisme – kunnen volgen, welgevallig zal zijn. Verzoening, introspectie, reflectie en berouw, of zoals Atwood personages toont die een goede en een slechte kant hebben. Of zoals ze Caliban laat zeggen: ‘Zonder zijn boeken is hij niets.’ Leren en lezen, zoals Onderdenwijgaard Michael Elias citeerde, ook een lid van de Girard Studiekring.
Felix voegt de daad bij het woord en laat zijn acteurs/gevangenen het verhaal van Shakespeare afmaken – de catharsis ten top. Zo doen wij dat, als toeschouwers, lezers en cursisten ook. De tovermacht, de magie van Prospero ‘is nu letterlijk in handen van de toeschouwers (…). Dan zegt hij ook nog dat hij wil dat ze voor hem bidden (…). Hij wil goddelijke genade.’ Atwood lijkt Girard te beamen.

Beauty of books

beauty-of-booksBeauty of books = De geschiedenis van boeken / narrated by Richard Dormer ; series producer director: Michael Waterhouse ; director Will Aspinall. – Amsterdam : B-motion, [2015]. -1 dvd-video (116 min.) : kleur, geluid, breedbeeld (16:9) ; 12 cm. – Engels gesproken, Nederlands ondertiteld. – Videoversie van het televisieprogramma voor de BBC: Groot-Brittannië : Tern Television, 2015.

In deze vierdelige BBC-serie staat de schoonheid van verschillende boeken centraal.
Elke uitzending duurt een half uur, wat om accenten vraagt. In de eerste aflevering
staan de Codex Sinaiticus en een verluchte (geïllustreerde) bijbel centraal. De tweede aflevering behandelt het middeleeuwse Luttrell-psalter. De derde gaat over geïllustreerde prentenboeken vanaf de Victoriaanse tijd. Centraal staat de zeldzame eerste druk van Alice in Wonderland (1865). De vierde en laatste aflevering gaat over paperbacks. In deze aflevering komen ook e-books ter sprake, maar niet welke plaats ze innemen in de British Library, waar de meeste voorbeelden berusten. Over het algemeen valt de nadruk op de fraaie inhoud van de items. Opvallend is dat de fragiliteit van dit erfgoed nauwelijks aan de orde komt. Het belang van de boeken op ons denken komt spaarzaam naar voren. Dit had iets meer gemogen, ten koste van de
wat nationalistisch getinte nadruk op de Engelse cultuur die teveel als bekend wordt
verondersteld. Voor iedereen die is geïnteresseerd in verschillende aspecten van het
boek, van middeleeuwse manuscripten tot paperbacks, en van het ontstaan via
verkoop en bibliotheek tot lezer.

Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.

Zes mensen met vier boeken

Erik BoekesteijnIn de bijlage Letter en Geest van Trouw van 9 januari 2016 verwoordt Erik Boekesteijn (zie foto), de Beste Bibliothecaris van Nederland, zijn droom. Die is ook de mijne, en ik verwoordde deze eerder onder andere tijdens een lezing voor de Nederlandse Vereniging van Muziekbibliotheken, Muziekarchieven en Muziekdocumentatiecentra (NVMB) op 25 mei 2000 – nog steeds actueel, (b)lijkt wel. Daarom neem ik gedeelten van een gedeelte uit deze lezing, over de sociale functie van de bibliotheek, hier over.
Ik zou het me makkelijk kunnen maken en de sociale functie uitwerken aan de hand van een veelgebruikt beeld: de agora-functie van de bibliotheek. U weet: de open plek waar burgers van een Griekse polis bijeenkwamen, en politieke en culturele bijeenkomsten, lezingen en discussies plaatsvonden. De agora is de voorloper van wat een brochure van Centre Céramique in Maastricht anno nu omschrijft als de ‘drempelloze ontmoetingsplaats (…) waar een open uitwisseling van ideeën uit verschillende culturen tot stand komt.’

Zo’n uitwerking zou bijvoorbeeld kunnen bestaan uit het enerzijds kritische kanttekeningen plaatsen bij het agora-begrip; het waren immers alleen vrije mannen die binnen de polis mochten discussiëren, en anderzijds het me afvragen hoe zo’n open uitwisseling tussen verschillende culturen in om het even welke bibliotheek tot stand komt: van bovenaf, omdat de regering dat zo graag wil, of door vertegenwoordigers van die cultuur gedragen en omdat het ons raakt.

Dan had u er misschien op gewezen, dat je de agora in de context van de tijd moet zien waarin vrouwen en slaven ‘nu eenmaal’ niet mee deden omdat het ze volgens Plato ontbrak aan rationaliteit en zij daarom niet of nauwelijks tot de menselijke soort behoorden – en dan had ik weer gezegd niets van cultureel relativisme te moeten hebben.

Nee, ik wil het begrip ‘sociaal’ opvatten in de vijfde betekenis die de Van Dale eraan toekent: ‘gevoel of begrip hebbend of tonen voor de belangen en noden van de medeleden van de maatschappij waarin men leeft.’ Als verlengde van de marketingvisie van Pine, Jensen en Mintzberg: het is voor alles het je kunnen inleven. Niet alleen in je klanten, die geen categorie zijn, maar ook in je personeel, dat je niet instrumenteel moet benaderen maar die het bedrijfskapitaal vormen. En voor u nu gaat denken dat ik mij ga verliezen in een beschouwing over incentives (stimulansen en beloningen), zal ik u snel uit de droom helpen. Ik wil de sociale functie van de bibliotheek opvatten in Talmoedische zin: de binnen- en de buitenkant moeten hetzelfde zijn, zich aan elkaar spiegelen.
Ik zal dit uitwerken aan de hand van één voorbeeld: de oudere bezoeker, de oudere werknemer.

Onlangs verscheen een interessant boek van de onderzoeker Paco Underhill onder de titel Waarom we kopen en wat we kopen; de wetenschap van het winkelen. De voorbeelden die daarin staan, zijn heel gemakkelijk te vertalen naar het doelgroepenbeleid van een openbare bibliotheek. Dan blijkt dat we het helemaal nog niet zo gek doen. Underhill doet bijvoorbeeld de volgende suggesties: ‘Maak zithoekjes, pas het licht aan en vooral: pas de belettering aan (…). Ouderen haken af, als ze het niet meer kunnen lezen en dan ben je een klant kwijt.’
Maar hoe zit het met ons personeelsbeleid? Waarbij de categorie (ecxusez moi le mot) kan worden vervangen door elke willekeurige andere bevolkingsgroep.

De bibliotheek zou met andere woorden meer ruimte moeten bieden aan wat in de moderne filosofie ‘differentie’ wordt genoemd, voor het ‘andere’ en de anderen binnen dezelfde soort (vergelijk met ‘het’ voorbeeld: gewervelde dieren zijn: vissen, amfibieën, reptielen, vogels, zoogdieren). Voor mijns inziens de zwakkeren in de samenleving.
De bibliotheek doet dit per definitie door middel van haar collectievorming die immers het referentiepunt is en zal moeten blijven voor zowel de fysieke als de virtuele bibliotheek, die meer moet zijn dan een distributiekanaal.

Het is zaak die toekomst van veranderingen vol vertrouwen tegemoet te zien. Het gaat niet aan om alleen maar een ode te brengen aan de ‘oude’ bibliotheek, zoals Ilya en Emilia Kabokov in hun installatie The Old Reading Room laten zien, hoeveel bewondering ik ook heb voor deze grote Russische kunstenaars die tegenwoordig in Texas wonen.
Het kon ook niet kloppen, want er waren maar vijf in plaats van zes ramen waardoor de gordijnen heen-en-weer waaiden; zes staat immers symbool voor wijsheid, zoals prof. Dequeker eens uitlegde aan de hand van het beroemde retabel Het Lam Gods in de St. Baafskerk te Gent, waar zes mensen bij de levensbron staan. Met vier boeken …

Ken Hem in al uw wegen

SpinozaWim Kayzer zegt in het tv-programma Boeken van Wim Brands voor de VPRO (herhaling, 23 augustus 2014) over zijn roman De laatste tafel op een gegeven moment dat bij de vier keer dat de dood hem werd aangezegd, na de paniek op een gegeven moment kalmte over hem kwam. En dan, vervolgt hij, ‘kom je iemand tegen die je zelf niet kent’. Hij bedoelt, als atheïst, iemand als zichzelf. Ik herken die kalmte, maar die Iemand is bij mij toch een Ander dan mijzelf.

Het doorlopen van je leven, waarvan men zegt dat je dat pal voor de dood doet, is zoiets als in het kort een soortgelijke weg afleggen zoals Dante in zijn Divina Commedia beschreef.

Dante verdwaalt in een woud, waar een leeuw, trots en hoogmoedig, hem de pas afsnijdt. Maar dan spreekt Vergilius, gezegend met een gezond verstand, tot hem. Beatrice, de goddelijke liefde, begeleidt hem op zijn weg.
Op de louteringsberg aangekomen, omgordt Vergilius Dante met een bies, met deemoed, omdat hij moet leren in nederigheid te zien; horende doof en ziende blind zijn is één van de ergste zonden die je bij jezelf kunt ontdekken. Zeven hoofdzonden moet Dante uitboeten op de zeven omgangen van de berg. De deuren ertoe worden geopend met een zilveren sleutel (inzicht) en een gouden sleutel (het ontsluiten van het hart voor de liefde).
Samen met Beatrice beweegt Dante zich door de hemelsferen en wordt bewogen door de Liefde, de barmhartigheid, het meeste van alles, zoals Co ’t Hart dichtte:

Maar wie in liefde hoedt en weidt
en met verdrukten medelijdt
en niet om eer zal vragen,

die acht zich als Gods eigen knecht heel klein,
die wil alleen maar dienstbaar zijn
en groeit in kracht door dragen.

De uitweg uit die zeven omgangen vind je ook in de manier waarop Spinoza (zie afb.) in zijn Ethica ‘kennis’ omschreef. Eerst als ratio, de eerste sleutel van Dante: inzicht. Dan in het intuïtieve weten. En uiteindelijk in het kennen van God, in de betekenis van liefde (de gouden sleutel van Dante), omgang hebben met (jada in het Hebreeuws). Het gaat erom niet jezelf, maar om Hem te kennen in al je wegen, want Hij je paden recht maken (Spreuken 3:6). Dan wordt het mogelijk ‘uit de eigen spelonk’ te stappen, over de ‘eigen schaduw heen’ (Sytze de Vries), waardoor je je gekend weet door Iemand, door God.