Wijsheid

Gast-huis AmsterdamHet was alweer de laatste keer Talmoed-lezen van dit seizoen, in het Amsterdamse Gast-huis (zie foto). Het zou een bijzondere middag worden.
We lazen uit Pirké Avot (Spreuken der Vaderen). En of het nu uit de tekst zelf voortkwam, of dat het een associatie was, weet ik eigenlijk achteraf niet meer.

In ieder geval ging het op een gegeven moment over de vraag of er nu wel of niet iets vóór de schepping van hemel en aarde bestond. De meningsverschilen waren groot en heftig. De één liet zich duidelijk kennen als Verlichtingsdenker en ontkende dit ten zeerste. Het denken van een ander was gedrenkt in de mystiek en stond hier lijnrecht tegenover. These en antithese, als bij Hillel en Sjammai. Maar tot een synthese kwam het niet.

‘Het lege midden’ (Theo Witvliet, naar Karl Barth) werd volgebouwd, zodat er geen plek meer open bleef. Of toch niet? Op een gegeven moment werd met zachte hand een opening aangebracht; een derde verhief zijn stem. En is het niet altijd de derde die het hem doet, zoals bij Levinas? Hij had het over twee verschillende talen, twee vormen van verbeelding. Over twee werkelijkheden van verschillende aard, twee verhalen. We moeten de voorbeeldige discussietechniek van de Talmoed bezigen. Het laatste woord is nog niet gezegd. Wat dat wordt, moet je open houden.

En hoe het nu met datgene van vóór de schepping zit? Een mogelijk antwoord hoorde ik vanmorgen. Uit Spreuken 8:22-31, waarin de wijsheid zelf het woord neemt:

De HEER heeft mij vóór al het andere verworven, toen Hij Zijn scheppingswerk begon, schiep hij eerst mij. Ik ben in het begin gemaakt, nog voor alles er was, nog voor de aarde vorm kreeg. Toen er nog geen oceanen waren, werd ik voortgebracht, nog voor de bronnen met hun waterstromen. Toen de bergen nog niet waren neergezet, werd ik voortgebracht, nog voor er heuvels waren.
De aarde en de velden had de HEER nog niet geschapen, geen korrel zand was nog gemaakt. Ik was erbij toen Hij de hemel zijn plaats gaf en een cirkel om het water trok, de wolken aan de hemelkoepel plaatste, de oceanen bruisend op zich liet wellen, toen hij aan de zeeën grenzen stelde, het water met Zijn woord zijn plaats gaf, de fundamenten van de aarde legde.
Ik was Zijn lieveling, een bron van vreugde, elke dag opnieuw. Ik was altijd verheugd in Zijn aanwezigheid, vond vreugde in Zijn hele aarde en was blij met alle mensen.

Deze blog verscheen ook in: GM (Gast-huismagazine) nr. 102 (sept. 2016) p. 6.

Ken Hem in al uw wegen

SpinozaWim Kayzer zegt in het tv-programma Boeken van Wim Brands voor de VPRO (herhaling, 23 augustus 2014) over zijn roman De laatste tafel op een gegeven moment dat bij de vier keer dat de dood hem werd aangezegd, na de paniek op een gegeven moment kalmte over hem kwam. En dan, vervolgt hij, ‘kom je iemand tegen die je zelf niet kent’. Hij bedoelt, als atheïst, iemand als zichzelf. Ik herken die kalmte, maar die Iemand is bij mij toch een Ander dan mijzelf.

Het doorlopen van je leven, waarvan men zegt dat je dat pal voor de dood doet, is zoiets als in het kort een soortgelijke weg afleggen zoals Dante in zijn Divina Commedia beschreef.

Dante verdwaalt in een woud, waar een leeuw, trots en hoogmoedig, hem de pas afsnijdt. Maar dan spreekt Vergilius, gezegend met een gezond verstand, tot hem. Beatrice, de goddelijke liefde, begeleidt hem op zijn weg.
Op de louteringsberg aangekomen, omgordt Vergilius Dante met een bies, met deemoed, omdat hij moet leren in nederigheid te zien; horende doof en ziende blind zijn is één van de ergste zonden die je bij jezelf kunt ontdekken. Zeven hoofdzonden moet Dante uitboeten op de zeven omgangen van de berg. De deuren ertoe worden geopend met een zilveren sleutel (inzicht) en een gouden sleutel (het ontsluiten van het hart voor de liefde).
Samen met Beatrice beweegt Dante zich door de hemelsferen en wordt bewogen door de Liefde, de barmhartigheid, het meeste van alles, zoals Co ’t Hart dichtte:

Maar wie in liefde hoedt en weidt
en met verdrukten medelijdt
en niet om eer zal vragen,

die acht zich als Gods eigen knecht heel klein,
die wil alleen maar dienstbaar zijn
en groeit in kracht door dragen.

De uitweg uit die zeven omgangen vind je ook in de manier waarop Spinoza (zie afb.) in zijn Ethica ‘kennis’ omschreef. Eerst als ratio, de eerste sleutel van Dante: inzicht. Dan in het intuïtieve weten. En uiteindelijk in het kennen van God, in de betekenis van liefde (de gouden sleutel van Dante), omgang hebben met (jada in het Hebreeuws). Het gaat erom niet jezelf, maar om Hem te kennen in al je wegen, want Hij je paden recht maken (Spreuken 3:6). Dan wordt het mogelijk ‘uit de eigen spelonk’ te stappen, over de ‘eigen schaduw heen’ (Sytze de Vries), waardoor je je gekend weet door Iemand, door God.