Marjoleen Vreekamp overleden


Mijn oog viel op de recente dichtbundel, Genadeklap, van Willem Jan Otten. Wat schutterig pakt ze hem op en zoekt met haar ogen waar ze hem weer neer kan leggen. Op een onbewaakt moment kreeg ik zo een inkijkje in haar wezen, kwetsbaar, terwijl ze zich als Zakenvrouw van het jaar 1990 (‘dat blijf je je hele leven, vergis je niet’ zei ze eens tegen me) zo fier en struis wilde overkomen: Marjoleen Arina Vreekamp-van den Berg (foto: Dick Vos), die op 17 juli jl. overleed, op 23 juli in Epe werd herdacht en later op die dag in Oosterwolde (Gelderland) bij haar man, die haar 2 ½ jaar geleden is voorgegaan, werd begraven.

Een inkijkje, omdat ze met die bundel duidelijk verbinding zocht met de gedachtewereld van haar man, de predikant/auteur/(amateur)organist Henk Vreekamp. Sprekers tijdens de uitvaartdienst in Epe zochten naar woorden voor hun sterke verhouding: de dominee naast de zakenvrouw of de zakenvrouw naast de dominee? Nee, denk ik uiteindelijk: de koopvrouw en de dominee, zoals het boek zou gaan heten dat ze samen hadden willen schrijven: en, nevenschikkend en gelijkwaardig.

Ze gunden elkaar hun eigen leven (‘gunnen’ was ze een woord dat ze veel gebruikte als we over Henk spraken, over wie ik een boekje schrijf), maar hun beider leven was ook zó verstrengeld als het maar kon zijn. Als de handen van organist Herman Dalhuisen, die tijdens de dienst een koraalbewerking van Jesu, meine Freude van een niet nader aangeduide componist speelde (Georg Böhm?): over twee klavieren gaand, als vraag en antwoord, zoals Henk volgens dichter Henk van der Ent sprak in vraagtekens en Marjo in uitroeptekens. De ene stem als de alfa- en bètakant van hem, rijmend op ze zakelijke stem (wat heet) van haar. Daarin lag zijn geheim en hun geheim samen.

Marjo leerde het Henk nazeggen: het was de Vreze des Heren die hen droeg, door licht en donker heen: leven en sterven in eerbied en liefde, roepen en horen. Hun nagedachtenis zij tot zegen.

In tweeën

GroteKerkEpeEen bloemiste in de Hoofdstraat van Epe kijkt wat bevreemd als ik haar de weg vraag. Voorzichtig informeert ze wat ik daar dan denk te vinden. Ik vertel dat ik het boek Als Freyja zich laat zien van Henk Vreekamp nareis en dat op het kruispunt tussen Woesterweg en Laarstraat een grafheuvel zou moeten liggen. ‘Een grafheuvel’ zegt ze nadenkend en wat verbaasd.

‘Ik wil u niet teleurstellen, maar het is een asfaltweg zonder voetpad waar u langs loopt‘. Haar gezicht klaart echter op als ze zegt dat als ik tóch zo’n eind buiten het dorp wil gaan, ik beter op de fiets kan stappen naar Het Verscholen Dorp. Ik zeg dat ik dat ken en dat het erg indrukwekkend was. Ze zwijgt.

De grafheuvels heb ik die dag niet gezien, maar wel een andere verhoging in het land: een bunker. De oorlog lijkt soms meer voelbaar dichterbij dan het mysterie van Heuvel 137. Of deze nu echt nog te zien is, of in de verbeelding levend wordt gehouden, maakt me op dat moment met een blik op de straatmeubilair bij de bushaltes van Syntus eigenlijk niet eens zo veel uit: drie stenen als verwijzing naar de vele stenen (en grafheuvels) die je hier in het landschap aantreft. Volgens archeoloog Cor van Baarle – geciteerd in het boek van Vreekamp – hoef je daarvoor niet eens naar Stonehenge, en kun je in het Veluwse dorp blijven. Letterlijk in het dorp, zelfs bij een bushalte denk ik dan. Op die manier wordt in Epe het erfgoed van de streek levend gehouden. Misschien verbeeld ik het me, maar dat maakt het wat mij betreft wellicht nog mooier: leven met het verleden in het hier en nu, op een hedendaagse wijze. Zoals Freyja in Schaveren (plaats van schapen) geen schapen zag. Maar misschien wel vermoedde. Als bijbels beeld wellicht. Zoiets.

Ik probeer er de volgende dag langs een andere weg, via Emst, nog net voor een optocht met praalwagens uit, te komen, wat lukt. Net zoals Freyja niet in één keer de kerk in Epe kon betreden, omdat ze eerst moest lernen was het mij niet gelukt in één keer de heilige grond van onze voorouders te betreden. Je moet er moeite voor doen. En wat mij betreft gaat het Freyja wel eens wat te gemakkelijk af. Zeker, ze stelt vragen. Maar worstelen met wat haar wordt aangezegd, lijkt ze niet te doen. Dat is te danken aan de op mij wat missionair overkomende insteek als grondhouding van wat Vreekamps boek ten diepste wil zeggen: het eeuwige leven beërven. Kijken, opkijken en doorzien, zoals hij het in zijn uitleg op de laatste zondag van mijn vakantie in de Grote Kerk op haast Spinozistisch wijze en in een ander verband verwoordde.

Heuvel 137 staat voor regel 12 van de Apostolische geloofsbelijdenis, ‘de code van het Christendom’ zoals de ondertitel van het boek luidt en tot leidraad ervan dient: ‘Hij [Jezus van Nazareth, EvS] was dood en begraven’. Freyja krijgt de tekst van de geloofsbelijdenis artikel voor artikel door één van de twaalf apostelen uitgelegd. Apostelen die niet van zwijgen lijken te weten op momenten dat het past, zoals de bloemiste in het dorp dat wel kon. Regel 12 zit op de helft van het boek, en op de helft van de vakantie waarin ik het boek zo goed en zo kwaad als het ging nareisde. Fysiek en geestelijk.
Op het moment ook dat ik struikel over sommige omschrijvingen. Zoals die van de zonde van joden en heidenen, vanouds de gesprekspartners van de theoloog Vreekamp. Die zonde verschilt, schrijft hij, maar ‘uit beide wijzen van zondigen bevrijdt Jezus’ (p. 171). Bij zulke passages snap ik de huiver die rabbijn Tamarah Benima beving bij het lezen van dit derde deel uit de Veluwetrilogie, waarvan ik het eerste al eerder nareisde en over schreef (https://elsvanswol.nl/?p=340). Benima sprak erover tijdens de presentatie van dit derde deel, op 31 oktober 2013 in de Grote Kerk van Epe, waar ik ook was.

Het boek begint in de Grote of Sint Maartenskerk van Epe (zie afb.), waar je vroeger meteen tegen het doopvont aanliep. Op een woensdagmiddag las ik er de eerste hoofdstukken van het boek, dat eindigt in de openlucht, in Oene waar Freyja ‘zich laat zien’ (lees: een visioen van de doop ontvangt) aan de IJssel. Voor mij eindigde het nareizen weer in de Grote Kerk, waar Henk Vreekamp als gezegd voorganger was. Op het leesrooster stond Marcus 8: 22-26, over de genezing van een blinde, een genezing in tweeën omdat het Jezus de eerste keer niet lukte. Een accent dat mij aansprak. Zo gemakkelijk moet het allemaal niet gaan. Nadenken, beschouwen, je te weer stellen.

Volgend jaar verschijnt er een zo’n honderd pagina’s tellend gidsje waarin de Veluwetrilogie wordt samengevat en waarin wandelingen aan de hand van de drie delen zijn opgenomen. Van harte aanbevolen!
Maar eerst verschijnt er nog een nieuw boek van Henk Vreekamp, naar aanleiding van De vier jaargetijden van priester en componist Antonio Vivaldi: Het jaar van Vivaldi. Hemel en aarde in onze seizoenen. Daarin laat hij de vier seizoenen in gesprek gaan met het kerkelijk jaar, zoals in Als Freyja zich laat zien heden, verleden en toekomst, gelijk in de roman Papegaai vloog over de IJssel, de andere kant van de IJssel, van Kader Abdolah, dat ik als contrapunt bij het boek van Vreekamp las. Ik zie uit naar Het jaar van Vivaldi.

http://www.vreekamp.nl/www.vreekamp.nl.php