Drieluik uit Noorwegen

Dit wordt weer eens een drieluik Dit keer naar aanleiding van drie dingen die mij tijdens een vakantie in Noorwegen afgelopen week aan het denken zetten. Het eerste was een opmerking van de rooms-katholieke voorganger David Earl Cooper tijdens een van de missen aan boord van de Koningsdam (foto Els van Swol), het lezen van het boekje Bron in je brein van de vrijzinnig protestantse theoloog Wim Jansen (uitg. Meinema) en een bezoek aan Kube, het kunstmuseum van Ålesund, waar in Fire Martyr (2014) van Bill Viola zag.

1.
David Cooper zei, in het verlengde van de Bijbeltekst die op een dag centraal stond (Mattheus 23), dat het hem primair gaat om het altaar en pas daarna om het brood en de wijn die erop staan, want ‘die komen eruit voort’. Het brood en de wijn zijn in eerste instantie voor hem ook ‘spiritual food’ en dan pas het lichaam en het bloed van Christus – of, voor protestanten, het brood uit de hemel en de wijn van het Koninkrijk.
Misschien vermoedde Cooper hetzelfde als Jansen in zijn boek verwoordde: ‘Een stil licht achter de dingen’. Of, even verder, ‘een diepe eerbied voor die geheimzinnige, verborgen aanwezigheid’.
Ik kan me dat zomaar voorstellen, als ik aan het mooiste altaar denk dat ik ooit zag: de eenvoudige stenen tafel (!), zonder welke opsmuk dan ook die Donatello maakte en die staat in de Pazzi-kapel in Florence. ‘God’, zegt Jansen, ‘is ook een afgeleide, net als ikzelf’, net als het brood en de wijn voor Cooper.

2.
Zoals het altaar vooraf gaat, gaat voor Jansen ook het ‘bidden vooraf aan religie en ligt eraan voorbij’. Of, even verder, zoals meditatie door hem wordt gezien als ‘een noodzakelijke fase die aan bidden vooraf gaat’.
Toegepast op het altaar met de brood en de wijn, kun je dit vergelijken met een citaat van de Noorse schrijver/avonturier Erling Kagge dat Jansen geeft: ‘Ik stond op het punt om mijn eten te verslinden, maar Börge stelde voor om niet alles in één keer op te eten en te wachten. Om even in stilte naar het eten te kijken’. Dat is het moment waarop het laken van het brood wordt gehaald en het servet van de beker met wijn: om in stilte naar het eten en drinken te kijken en er dan ook maar één hapje en één slokje van te nemen. Als voorsmaak.
Als Jansen zegt, dat het moment waarop hij de zee ziet, ‘een gebed op zich is’, dan denk ik aan het moment waarop ik het altaar van Donatello zie: ‘Mijn hart springt ervan op’. Telkens weer. Een moment dat je de kapel anders doet verlaten dan dat je er binnen ging, omdat je van binnenuit werd bewogen, geraakt. ‘Al deze dingen’, concludeert Jansen, ‘vormen niet alleen een opmaat tot, maar zijn ook al bidden’.

3.
Het is ook een boekje dat verwarring schept, wellicht omdat het niet altijd even consistent in zijn denken overkomt wanneer je uitgaat van de ondertitel: Bidden tot de God in wie je niet gelooft. Verwarring schept ook het kunstwerk van Viola dat ik zag, meerdere keren achter elkaar. Een zwarte man zit op een stoel te mediteren of te bidden. Eerst valt er één vlammetje op de grond, en dan nog eentje dat meteen weer dooft. Steeds vallen er meer. Alles om de man heen, de hele wereld, staat in brand. Op een gegeven moment wordt het te warm onder zijn voeten en doet hij de ogen open. Hij kijkt je aan. De vlammen klimmen aan zijn stoelpoten omhoog. Uiteindelijk rest een vlammetje. Dan dooft het licht. De uitleg is aan de toeschouwer. En daarbij moet je voor een keer het begeleidende bordje aan de muur laten voor wat het is.

Toegift
Eenmaal thuis valt mij een vertaling toe van de parasja die ’s middags tijdens een leerdienst in het Gast-huis centraal staat (zie afb., ontwerp Kees Voordouw). Adriaan Boer, hoofdredacteur van het Gast-huismagazine waarin ik op z’n tijd ook iets schrijf, stuurt mij zijn werkvertaling hierover uit Torah as a Guide to Enlightenment van rabbi Gabriel Cousens toe. Hieruit citeer ik het volgende, dat mij in het kader van dit drieluik bijzonder raakte: ‘Eén les omvatte het aanbieden van de eerste vruchten op het altaar, wat elementaire dankbaarheid aan God demonstreert (…). Het diende ook als een rituele herinnering aan het volk van de bron van hun oogst, wat hen op hun beurt hielp een bepaald niveau van nederigheid in stand te houden. Het aanbieden van de eerste vruchten was ook gerelateerd aan de eenheid van de relatie van het seculiere met het spirituele (…). Het spirituele gaf betekenis aan het seculiere en het seculiere gaf betekenis aan het spirituele (…). Om het land binnen te gaan, moesten de mensen de spirituele wereld samenvoegen met de fysieke wereld in hun bewustzijn, en op die manier zouden ze vrucht dragen in het land Israël (…). Dit wordt verder geactiveerd door onze ervaring van onszelf als goddelijke wezens die stralen met de aanwezigheid van God van binnen, die heerlijk versterkt wordt door mitswot en gebed. Wanneer we rondlopen, vervuld met de aanwezigheid van God, worden we door God geleefd op elk moment van ons leven en daardoor worden we blij gevuld met de niet causale liefde, tevredenheid, vreugde, vrede, eenheid en mededogen van het goddelijke dansen in het centrum van onze harten.’

Een manifest

‘Haar blik ging van links naar rechts, niet op de “oneerlijke Richard Nixon”-manier.’ Zo omschrijft Harlan Cobben een getuige in zijn thriller Geleende tijd. En even verderop laat hij de hoofdpersoon, Paul Copeland denken: ‘Ik geloofde dat als je in de strijd ten onder moest gaan, je dat wel moest doen terwijl je de waarheid trouw bleef.’

De filosofe Susan Neiman (zie foto) zou hier ongetwijfeld mee instemmen, als je haar recent verschenen manifest Widerstand der Vernunft naast deze thriller legt. Neiman benadrukt dat de alternatieve feiten van de regering Trump oude papieren hebben. Vanaf Nixon en uit de tijd dat de Amerikanen Sadam Hoessein ervan beschuldigde massavernietigingswapens te hebben.
John Farrell geeft vandaag in een interview met Menno de Galan in NRC Handelsblad ook een tekenend voorbeeld: ‘Kijk naar het gedrag van Trump! Tijdens zijn reis naar Europa duwde hij op een bijeenkomst de leider van Motenegro aan de kant. Dat lijkt een zeer zwakke echo van Nixon in Vietnam, maar het gaat om de houding: “Leer ze een lesje in nederigheid. Laat zien wie de baas is. Hard optreden tegen buitenlanders, want die hebben jarenlang een loopje met ons genomen.” Amerika hoort nog steeds te winnen’ aldus de auteur van een biografie over Nixon (Richard Nixon: The Life).

Ken uw geschiedenis, zeggen Farrell en Neiman. En trek daar, lijkt Jan van der Putten in zijn Buitenlandcolumn in de Groene Amsterdammer van deze en volgende week aan toe te voegen, er conclusies uit ten aanzien van Kim-Jong un en de Noord-Koreaanse kernmacht. Doe aan waarheidsvinding, zoals in Zuid-Afrika is gedaan, schrijft Neiman. Waarheid en gerechtigheid, daar gaat het om, en daarin toont ze zich een joods denker (chesed ve emet).

Hoe bereik je dat? Door, zegt ze, logisch te denken. Dat kunnen zowel de mensen van de wirwar aan alternatieve feiten als de plunderaars in de straten van Hamburg gedurende de G20 (ik heb het niet over de demonstranten) in hun zak steken; hersenloos noemde een passant ze in het Journaal, en Neiman zou hier meteen aan Hannah Arendt denken die iets soortgelijks zei over Adolf Eichmann. Die demonstranten hadden zo hun ideeën, en daar doet Neiman het voor.
Hoop en idealen, nog zo’n woordenpaar als waarheid en gerechtigheid: “Hoffnung zielt darauf, Tatsachen zu ändern. Hoffung als Ideal zu verstehen, bedeutet, dass sie nicht einfach gegeben ist, sonder errungen werden muss.”

Een fijn boekje, dat tot nadenken en verder denken stem. En zo hoort het te zijn.

Naschrift (18-7): Ook Nederland kent er wat van, blijkens een column van Phaedra Werkhoven vandaag in Trouw: ‘In Nederland is een politicus als Thierry Baudet in opkomst wiens meningen volgens hemzelf feiten zijn en die het bericht over deze Russische fabels [t.a.v. de MH17, EvS] durft te retweeten met de vraag erbij: fake of echt? Waarmee hij de hele rechtsgang van het proces en alles wat door het onderzoeksteam is onderzocht als bedorven voedsel voor het twijfelvolk in de arena werpt.’

Susan Neiman: Widerstand der Vernunft. Ein Manifest zu postfaktischen Zeiten. Uitg. Ecowin, 2017 (ISBN 978-3-7110-0154-2).

Ken Hem in al uw wegen

SpinozaWim Kayzer zegt in het tv-programma Boeken van Wim Brands voor de VPRO (herhaling, 23 augustus 2014) over zijn roman De laatste tafel op een gegeven moment dat bij de vier keer dat de dood hem werd aangezegd, na de paniek op een gegeven moment kalmte over hem kwam. En dan, vervolgt hij, ‘kom je iemand tegen die je zelf niet kent’. Hij bedoelt, als atheïst, iemand als zichzelf. Ik herken die kalmte, maar die Iemand is bij mij toch een Ander dan mijzelf.

Het doorlopen van je leven, waarvan men zegt dat je dat pal voor de dood doet, is zoiets als in het kort een soortgelijke weg afleggen zoals Dante in zijn Divina Commedia beschreef.

Dante verdwaalt in een woud, waar een leeuw, trots en hoogmoedig, hem de pas afsnijdt. Maar dan spreekt Vergilius, gezegend met een gezond verstand, tot hem. Beatrice, de goddelijke liefde, begeleidt hem op zijn weg.
Op de louteringsberg aangekomen, omgordt Vergilius Dante met een bies, met deemoed, omdat hij moet leren in nederigheid te zien; horende doof en ziende blind zijn is één van de ergste zonden die je bij jezelf kunt ontdekken. Zeven hoofdzonden moet Dante uitboeten op de zeven omgangen van de berg. De deuren ertoe worden geopend met een zilveren sleutel (inzicht) en een gouden sleutel (het ontsluiten van het hart voor de liefde).
Samen met Beatrice beweegt Dante zich door de hemelsferen en wordt bewogen door de Liefde, de barmhartigheid, het meeste van alles, zoals Co ’t Hart dichtte:

Maar wie in liefde hoedt en weidt
en met verdrukten medelijdt
en niet om eer zal vragen,

die acht zich als Gods eigen knecht heel klein,
die wil alleen maar dienstbaar zijn
en groeit in kracht door dragen.

De uitweg uit die zeven omgangen vind je ook in de manier waarop Spinoza (zie afb.) in zijn Ethica ‘kennis’ omschreef. Eerst als ratio, de eerste sleutel van Dante: inzicht. Dan in het intuïtieve weten. En uiteindelijk in het kennen van God, in de betekenis van liefde (de gouden sleutel van Dante), omgang hebben met (jada in het Hebreeuws). Het gaat erom niet jezelf, maar om Hem te kennen in al je wegen, want Hij je paden recht maken (Spreuken 3:6). Dan wordt het mogelijk ‘uit de eigen spelonk’ te stappen, over de ‘eigen schaduw heen’ (Sytze de Vries), waardoor je je gekend weet door Iemand, door God.