Verbinding maken

Meestal maak ik aantekeningen tijdens lezingen of schrijf, thuisgekomen uit de kerk, een zojuist gehoorde preek uit, maar van een morgen tijdens een cursus over de Koran begin 2016 vind ik weinig op schrift terug. Dat hoeft ook niet, want wat er toen gebeurde, staat mij, ook zonder maar een letter op papier, nog bij als de dag van gisteren. Het moet pal na een van de aanslagen in Parijs zijn geweest en wij zaten verslagen bij elkaar. De inleider gaf uit het hoofd een bewogen achtergrondverhaal, los gezongen van de thematiek waar we mee bezig waren. Iedereen luisterde ademloos toe, tot een van ons die we nog niet kenden, een vrouw die met haar man was meegekomen, zei dat ze moslima is en niet wist wat ze met de gebeurtenissen in Parijs aan moest. Alsof wij dat wel wisten.

Het leven als kunstwerk
Nu ik hierop terugkijk, moet ik denken aan een omschrijving achterop een boek: ‘Wie ben ik en wat vermag ik in deze omstandigheden? Hoe stem ik af op de ander en wat is een goed leven?’ Waarbij je wat mij betreft tussen twee haakjes ‘de ander’ ook, zoals de filosoof Levinas deed, als de Ander (God) mag lezen. Het betreft een boek van Joep Dohmen onder de titel Het leven als kunstwerk, geïnspireerd door de vraag: ‘Waarom zou niet ieder van zijn leven een kunstwerk maken?’
Ja waarom niet – maar wat tijdens de bewuste cursus over de Koran gebeurde, brengt mij ertoe dat breder te willen zien: niet alleen ieder van ons zou dat op zich en voor zichzelf kunnen doen, zijn/haar leven tot een kunstwerk maken, maar ik denk dat het pas écht wat wordt als we dat samen doen, er samen aan werken, bouwen en schaven, in zin en samenhang. Bijvoorbeeld tijdens een leerhuis of een kerkdienst, die je – als het goed is – niet los van elkaar kunt zien maar die in concreto wel vaak los van elkaar staan: een groepje mensen die achter een gordijn onder het orgel bij elkaar komen of achter de kansel, achter het koor van de kerk in een uitbouw ervan of zelfs in een apart gebouwtje bij de kerk. Henk Vreekamp schreef (in: De tovenaar en de dominee) daarover: ‘Dat is de goede plek. De gemeente is een lerende en vierende, en zo een dienende gemeente. Ze zijn op elkaar aangewezen, deze drie [leren, vieren, dienen, EvS]. Daarom moeten ze helder van elkaar onderscheiden blijven.’

Rafaël
Het is als op het vermoedelijk laatste schilderij van Rafaël, De Transfiguratie (1516-1520) dat hangt in een van de musea van het Vaticaan. Het intrigeert me al van jongst af aan. Het toont als een geheel zowel Jezus’ Verheerlijking op de berg, zoals die in het Tweede Testament wordt beschreven (Matthëus 17:1-6, Marcus 9:2-8 en Lucas 9:28-36), als – aan de onderzijde – het verhaal van de Poging tot genezing van een maanzieke jongen. Het vormt weliswaar een geheel, wat dezelfde soort gebaren ‘boven’ als ‘beneden’ en eenzelfde soort, bovennatuurlijk licht benadrukken, maar beide taferelen zijn wel duidelijk van elkaar onderscheiden. Als een vorm van gelijktijdige ongelijktijdigheid, als een Kyrie en Gloria, over zowel de ellende om ons heen als een moment waarin we, soms even, – zoals de discipelen op de schildering -, vol ontzag en bewondering voor iets of iemand kunnen zijn. Een moment waarop de hemel de aarde, die soms als een hel kan worden ervaren, even kust.

William Shakespeare
Het schilderij kan worden beschouwd als een raadsel, Het raadsel van goed en kwaad om de titel van een onlangs verschenen boek van Christien Brinkgreve aan te halen. Kunst staat niet alléén voor het ware, schone en goede – het mag ook schuren (‘te waar om mooi te zijn’) en het kan, net als een goede preek, op die manier ook een appèl voor de beschouwer of luisteraar zijn. Om in actie te komen, de schepping te helpen voltooien, want ‘God’s benison go with you, and with those that would make good of bad and friends of foes!’ om mijn geliefde Shakespeare te citeren (Macbeth, akte II.iv).

Natuurlijk is het zo dat uiteindelijk de ontmoeting met een mens in levende lijve, zoals met de hiervoor genoemde moslima tijdens het leerhuis over de Koran, méér zegt en méér met je kan doen dan waar een kunstwerk ooit toe in staat zal zijn, maar niet ontkend kan worden dat kunst in de belevingswereld kan insnijden. Ja, zelfs iemands leven kan veranderen; ‘het boek dat mijn leven veranderde’ is een veelgehoorde uitdrukking.

Marina Abramovic
Het kan ook iets minder heftig uitwerken, maar ‘gewoon’ raken en je bij blijven. Ik denk bijvoorbeeld aan de bijdrage die Marina Abramovic leverde aan de tentoonstelling Fuente; Juan de la Cruz 1591-1991 in de Amsterdamse Nieuwe Kerk (1991-1992). Haar bijdrage bestond als het ware uit vier torens met een leeg vierkant, de volmaakte maat daartussen in. Die leegte maakte het kunstwerk en de waarde ervan uit.
Op het ene moment vormden stralen een kruisvorm op de grond. Op een ander moment was het de schaduw van een mens die de aandacht trok. De bron van het licht (de zon, een lamp?) en de schaduw (waar stond die persoon?) was onduidelijk. Het duidelijkst zou je dit volgens Marina Abramovic allemaal ervaren als je onder één van de met een steen afgedekte torentjes ging staan. Ik heb dat niet gedaan, maar stel me er net zo’n ervaring bij voor als wanneer je staat onder de koepel in de kruisbeuk van bijvoorbeeld de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen.
De hele sfeer maakte dat het kunstwerk iets mysterieus kreeg – en uiteindelijk kon worden ervaren als de treffendste verbeelding op de hele tentoonstelling van een bepaald aspect van de mystiek van Juan de la Cruz: de duistere nacht van de ziel.
Mystiek in de zin van Lao-tse en de Tibetaanse boeddhisten die spraken over het ‘heldere licht van de Leegte’ (sunyata). Een licht wat je volgens zowel Lao-tse, het Tibetaanse boeddhisme als Juan de la Cruz bereikt door van binnen leeg te worden. Net zo ‘leeg’ als de binnenkant van het kunstwerk van Marina Abramovic, zodat je met de Israëlische dichter Yehuda Amichai kunt zeggen:

En ik leeg mijn lichaam en zeg:
Kom, vrede, in mijn hart.

Albert Camus
Wat dat aangeraakt worden door de leegte van Abramovic met mij deed, was oproepen tot het maken van verbindingen, van empathie zo u wilt. Dát is namelijk iets wat een kunstwerk vermag te doen: je laten inleven ín een ander, je laten meeleven mét een ander.
Ik heb dat ook duidelijk ervaren – nog zo’n moment – tijdens een opvoering in 1978 van De rechtvaardigen, een toneelstuk van Albert Camus. Het stuk is gebaseerd op een gebeurtenis uit de beginjaren van de Russische revolutie. Het personage Yanek krijgt de opdracht om de grootvorst, een familielid van de tsaar, om het leven te brengen wanneer hij in zijn koets naar het theater rijdt. Op het moment dat een van de twee kinderen, die ook in de koets zitten, hem aankijkt, ziet hij er echter van af. Een Levinasiaans (daar is hij weer) staaltje eerste klas: wanneer de a/Ander iemand aankijkt, doet hij/zij een appèl op je.

Camus ging ervan uit dat er naast ideologie en idealisme nog een derde optie bestaat: zelf zin geven aan het leven. Of, een stapje verder, je leven tot kunstwerk maken om zo een beter mens te worden. Dat kan alleen, als dat waarin en waarmee je leeft tot een coherent geheel, tot een eenheid wordt samengesmeed en alles een grond, een basis heeft – bijvoorbeeld het geloof – waarop het leven als kunstwerk kan rusten en vorm en inhoud kan krijgen.

Joh. Seb. Bach
Ik moet hierbij denken aan een ervaring die ik onlangs had tijdens een meditatiebijeenkomst. Een meditatie in het kader van de vrede, als bij Amichai hier primair in het eigen hart, maar ook uitstralend naar de wereld. Het is de bedoeling dat de aanwezigen tijdens deze meditatie woorden uit een Gebed voor de vrede van Hazrat Inayat Khan tot zich door laten dringen. Ik had die bewuste keer gekozen voor de woorden dat ‘alle duisternis moge verdwijnen’. Op een bepaald moment hoorde ik inwendig, van de eerste tot de laatste maat, de fuga uit de Preludium en Fuga BWV 550 van Joh. Seb. Bach. Eens, in 1982, had ik het stuk gehoord in een uitvoering door organist Anco Ezinga op het Müllerorgel in de Grote Kerk van Leeuwarden. Het was een juichkreet die door de kerk klonk, en de mevrouw en ik die naast elkaar zaten keken elkaar met tranen in de ogen aan. Kyrie en Gloria, dat was het. Zoals kerk en kunst kunnen zijn, van elkaar onderscheiden maar ten diepste niet gescheiden, elkaar dan weer aanvullend, dan weer tegensprekend, als stem en tegenstem.

De glorie van het joodse boek

jhm_overzicht-glorie-van-het-joodse-boekDe tentoonstelling De glorie van het joodse boek laat zich lezen als een lofzang op verschillende collecties joodse handschriften: uit Ets Haim, de oudste, nog in gebruik zijnde joodse bibliotheek ter wereld, die van het Vaticaan en de privécollectie van René Braginsky (Zürich). Maar er valt ook een andere lijn in te ontdekken: die van een samenleving met of zonder onderling contact tussen de joodse inwoners (vaak vluchtelingen) en christelijke bewoners. En er is zelfs nog een derde spoor te trekken, maar dat moet je als bezoeker zelf doen. Emile Schrijver, directeur van het Joods Cultureel Kwartier in Amsterdam, kopt boven een artikel over deze tentoonstelling in het Joods Historisch Museum: ‘Het boek en de taal als bindende factor.’

Eerste lijn
Bij de eerste lijn is zeker sprake van die bindende factor, al zitten er ook andere teksten bij (zelfs Nederlands, maar ook Spaans bijvoorbeeld). Deze eerste lijn bevat de prachtige, verluchte manuscripten uit genoemde collecties. Vooral de Sefardische handschriften blinken uit door een prachtig kleurgebruik. Rijker dan wij van handschriften uit dezelfde periode in de Lage Landen kennen.

Tweede lijn
De tweede lijn die je bij een rondgang gewaar wordt, is als gezegd die van een samenleving in West-Europa waarin al dan niet contact bestond tussen joodse en christelijke gelovigen, vluchtelingen en autochtonen, tekenaars, drukkers en wat dies meer zij.
Maar hier wordt je als bezoeker duidelijk wat dit betekent. Een drukker die een schuilnaam aannam om onopgemerkt te blijven (Franco de Mendoça), een medewerker van de Inquisitie die aantekeningen maakte in de Hebreeuwse grammatica (?!) van David Kimchi (1491). De kerkelijke censuur wist ook huis te houden, en dat gaat verder dan aantekeningen – dat betreft driftig aangebrachte doorstrepingen in een tekst van Maimonides (het oudste handschrift van Ets Haim, zie foto Peter Lange, JHM).
En eerlijk is eerlijk: ook niet alle joden hadden omgekeerd wat met het christendom op; zo valt er een Providencia (traktaat) van Saul Levi Mortera, de leermeester van Spinoza, te zien waarin hij zich negatief over het christendom uitlaat.
Heftig is één van de weinige, overgebleven exemplaren te zien liggen van de Jeruzalemse Talmoed (1289, collectie Universiteitsbibliotheek Leiden). Een exemplaar dat de boekverbrandingen heeft overleefd.

joh-reuchlinDerde spoor
Het derde spoor waarmee ik in gedachten de tentoonstelling aanvulde, was dat van humanisten en christenen die het Hebreeuws wilden leren om werkelijk tot de diepste grond van Tenach en Talmoed door te kunnen dringen. Ik denk bijvoorbeeld aan Johannes Reuchlin (1455-1522, afb. rechts) met zijn Rudimenta linguae hebraicae (1506). Dat is goed om te bedenken nu de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) die is aangemerkt als Belangrijkste Boek van Nederland, al dan niet door een grote lobby daarachter. Het is, met alle kritiek die daarop mogelijk is, goed te weten dat  bij deze vertaling drie joodse supervisors werkzaam zijn geweest:  uit het Portugees-Israëlitisch Kerkgenootschap (Dr. Rodrigues Pereira), het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (Drs. Musaph-Andriesse) en uit het Verbond van Liberaal-religieuze Joden in Nederland (Drs. Rosenberg).
Het valt buiten de scope van deze tentoonstelling, maar het mag best mee resoneren. Om niet te vergeten waar we vandaan komen en om die erfenis levend te houden.

http://www.jhm.nl/actueel/tentoonstellingen/de-glorie-van-het-joodse-boek

Met dank aan de Studenten- en alumnivereniging Homo Ludens van de Open Universiteit Nederland, die 24 september 2016 een rondleiding over genoemde tentoonstelling organiseerde die werd gehouden door Marcella Levie.

http://www.open.ou.nl/homoludens/over.htm

http://www.marcellalevie.nl/

 

Bij het overlijden van Simon H. Levie

Simon Hijman LevieJoodse Bruidje_Rembrandt

 

 

 

 

 

 

 

Op 12 juli overleed Simon Hijman Levie (foto links), oud-hoofddirecteur van het Rijksmuseum (1975-1989). Op 6 december 1988 hoorde ik een lezing van hem over Het joodse bruidje van Rembrandt (afb. rechts). Als een in memoriam plaats ik mijn aantekeningen hier. Zijn nagedachtenis zij tot zegen.

Jarenlang heeft men gezocht naar wie de twee personen op dit late innige én magistrale schilderij (ongedateerd en ongesigneerd) zijn. Dr. Levie is tot de conclusie gekomen, dat het Isaäc en Rebecca moeten zijn. Er zijn twee voorbeelden die in die richting wijzen:

  1. een fresco (voorheen toegeschreven aan Rafaël) in het Vaticaan;
  2. een schets van Rembrandt zelf (zie hieronder).

Rembrandt_schets Joodse bruidjeOp beide staat rechts bovenaan Abimelek, de koning ten tijde van Isaäc, die op Het joodse bruidje ontbreekt. Dat is niet verwonderlijk, omdat uit recent röntgenonderzoek is gebleken dat met name aan die kant een stuk van het schilderij is afgehaald. Ook aan de onderzijde is dit het geval (ontbrekende datering en signering!).

Uit de opbollende kleding van Isaäc en Rebecca kunnen we echter opmaken, dat beiden zitten in plaats van staan. En dit is iets dat past in de iconologische traditie (vergelijk met de fresco in het Vaticaan en de schets van Rembrandt). We kunnen dus concluderen dat Het joodse bruidje een groots historiestuk van Rembrandt is.

Met een andere kleur pen voegde ik later toe: Röntgenonderzoek heeft ook aangetoond dat de man een keppeltje droeg en de vrouw een kroontje.

De stem van de stilte

Zwaenepoel_Stem van de stilteDe stem van de stilte / samengesteld door Tom Zwaenepoel. -Tielt : Lannoo, [2014]. – 203 p ; 19 cm. – Met register. ISBN 978-94-01-41552-1

Aan de hand van 52 alfabetisch geordende thema’s zijn korte tot zeer korte gedachten opgenomen over stilte. De thema’s variëren van dood en leven tot God en wereld. De gedachten zijn van uiteenlopende mensen, zoals paus Benedictus (zeven keer) en Kahlil Gibran (zes keer) tot de Maleisische zakenman en schrijver Vijay Eswaran (zeven keer).
De bloemlezing werd samengesteld door de doctor in de Germaanse talen, docent aan de abdijschool van Zevenkerken, de Universiteit van Gent en Bayreuth en specialist op het terrein van Vaticaan en pausdom. Mooi boekje om in te bladeren en van te proeven. Voor meditatie en om de waarde van stilte tussen woorden en mensen te ontdekken. Onder anderen voor liefhebbers van het werk van Anselm Grün. Gebonden uitgave in pocketformaat; normale druk. Met register.

Copyright NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen. Geplaatst in week 19 (2014).