De hemel omarmt de aarde

Een vriendin van mij was eens in het dorpskerkje waar ik zondags heenga. Ze vond het een warme uitstraling hebben; ‘het is alsof je omarmd wordt’, zei ze.
Ik moest aan verschillende dingen denken. In de eerste plaats aan een readymade van dichter en beeldend kunstenaar Ted van Lieshout (in: Ommouw me, uitg. Leopold):

Omarm me
met je mouwen.
Ommouw me
mij, o, arme.

En ik zag het Sint-Pietersplein in Rome voor me [afb. hierboven]. En hoorde een gedeelte terug van een lezing van de Volksuniversiteit die ik via Zoom volgde. En – als toegift – aan een hedendaagse variant die in mijn ogen niet voldoet.

Rome en Siena
De architect van het beroemde Sint-Pietersplein is Gian Lorenzo Bernini. Het plein werd in 1656-1667 aangelegd als een enorme ruimte die wordt omarmd door een zuilengang (colonnade) met Dorische zuilen. De bedoeling van Bernini was, dat de gebogen zuilengang de mensenmenigte omarmt die zich regelmatig op het plein verzamelt, als zijn het de moederlijke armen van God. De hemel omarmt de aarde.

Het volgende waaraan ik moest denken, was een lezing van de architect Andrea Maddalena over Siena. Hij liet een plattegrond van de stad zien en zei dat Siena van origine een middeleeuwse stad is ‘tussen hemel en aarde’. Een gotische stad die naar boven reikt. Er zijn twee polen: de Duomo (kathedraal) en de Piazza del Campo (het plein), vormgegeven in geometrische verhoudingen. Voorts zijn er drie kerken van bedelorden (Franciscanen, Dominicanen en Augustijnen) die in een driehoek staan, met in het midden een fontein. Kenmerkend voor veel oude Italiaanse steden.

Oké. De proef op de som. Op de tentoonstelling met werk van Donatello, voorgangers, geestverwanten en navolgers verleden jaar in het Victoria & Albertmuseum in Londen hing een gezicht op Florence (ca. 1489—’95). Zoek het midden! Een fontein? Nee – of toch wel: de levensfontein, i.c. de doopkapel (het baptisterium) bij de Duomo. Prachtig en nóg dieper rijkend dan Maddalena vertelde.

De Thomas in Amsterdam
Dan voert de blik tenslotte naar het terrein voor De Thomas, terzijde van de Zuidas in Amsterdam. Het loopt langzaam op – zo ga je op weg naar de ingang, naar de voorhof van de kerk. Maar dan: die bankjes die er staan, – niet zo goed gedaan. Met het zicht naar de Zuidas en hun rug naar de kerk. Waarom zijn ze niet aan weerszijden van het gecreëerde plein geplaatst? Open naar de monumentale kerk van Karel L. Sijmons (1908-1989) én de wereld. Dat is immers de insteek die de kerk wil uitstralen. Er waren voorbeelden te over geweest om je door te laten inspireren.


Blog deels gebaseerd op een stukje dat ik schreef voor
Drieluik, het blad van de Protestantse Wijkgemeente Amsterdam-Noord (april 2024, p. 6).
Op 19 september 2024 zal Bart Vink, voorzitter van stadsdeel Amsterdam-Zuid, de opening verrichten van het nieuwe voorterrein.

Zwart en wit

Zaterdag 8 september bezocht ik de Culturele Hoofdstad van dit jaar: Leeuwarden, de stad waar ik in de jaren zeventig-tachtig van de vorige eeuw 12 ½ jaar heb gewoond en gewerkt. Samen met een oud-collega heb ik er met volle teugen genoten wat Leeuwarden in dit kader zoal te bieden heeft.

Fontein
Het eerste wat opvalt wanneer je van het station richting stad loopt, is de zeven meter hoge fontein van de Spaanse kunstenaar Jaume Plensa, een van de 11 fonteinen die in het kader van de Culturele Hoofdstad verrezen. Het is een prachtig werk: twee witte kinderhoofden reizen op uit de mist, of worden erdoor omhuld. Ze zijn naar elkaar gericht, in gedachten, met de ogen dicht. Ze dromen, aldus de kunstenaar, van de toekomst.
De fontein is haast het spiegelbeeld van de twee koppen die tezamen de fontein van Mark Manders aan het Amsterdamse Rokin vormen: zij kijken niet naar elkaar, maar van elkaar af, de een richting Centraal Station, de ander richting Munt. Ze zijn ook niet wit, maar van zwart marmer.

Achmeatoren
Nadat de inwendige mens was gelaafd, togen wij naar de Achmeatoren van de Friese architect Abe Bonnema. Net als de fontein van Manders zwart, in dit geval opgetrokken uit zwarte platen natuursteen. Snelle liften, waarvan twee aan de buitenkant die langs een glazen want uitzicht over snel kleiner wordende stad beneden gaven, brachten ons naar de 24ste verdieping. Nog twee verdiepingen lopen en we konden rondom kijken. Naar waar we hadden gewoond, naar de Waddeneilanden. Gebouwen uit ‘onze tijd’ herkennend, nieuwbouw en wat dies meer zij bewonderend. En en passant wat meer over Bonnema te weten komend, van wiens werk ik altijd een liefhebber ben geweest.

Johan Tahon
De volgende stop betrof de tentoonstelling Monk van Johan Tahon in het Princessehof. Ik kende zijn werk uit de galerie van Gerhard Hofland in Amsterdam en verheugde me erg op deze expositie. Een recensie ervan verschijnt op de website 8weekly.nl (een link volgt hier later).
Hier keerden we weer terug naar de kleur wit; de Vlaamse kunstenaar had zich laten inspireren door de schiere (witte) monniken van Schiermonnikoog. Wit glazuur sijpelt over hun lichamen, als een ritueel. Het is enerzijds archaïsche kunst maar anderzijds ook, net als de fontein van Plensa, toekomstgericht: zal gebed de wereld kunnen redden? Net als bij de fontein hebben de monniken de ogen dicht; ze zijn in gedachten’/gebed verzonken.

Slotconcert Nationale Orgeldag in Fryslân
Onze laatste stop, na een paar lekkere kopjes thee in de vernieuwde theesalon, was de Grote Kerk. Jaren lang, toen ik muziekrecensies schreef voor de Leeuwarder Courant, zomers vertrouwd terrein voor mij, wanneer er orgelconcerten plaatsvonden. Ook Broer de Witte, die 8 september speelde, heb ik daar gehoord. Hij speelde nu – het concert was tevens het negentiende concert van de Bach-estafette 2018 – naast werken van de grootmeester zelf, ook composities van Muffat (op een kistorgel), Joh. Gottfried Walther en Dieterich Buxtehude. Wat mij opviel – een korte recensie – was, dat met name diens Praeludium en fuga in g BuxWV 149 uitblonk door puur speelplezier, terwijl bijvoorbeeld Bachs Trio in G (naar Georg Ph. Telemann) BWV 586 wat aan finesses tekort kwam; de verstopte echowerkingen hadden bijvoorbeeld door verschillen in articulatie naar voren kunnen worden gehaald.

Wat ook opviel, was de tentoonstelling in de kerk: Wie zeggen de mensen dat ik ben. Meteen een werk viel na binnenkomst in het oog: Boven het maaiveld, een parabel van de Marsumse kunstenaar Eveline van der Pas: het moet een luchtbrug voorstellen, bestaande uit – daar hebben we het weer – witte kleding, ‘verguisd, verscheurd, genaaid, gehangen, gereinigd, gehecht, verbonden’. Ook haast een ritueel. En daarmee waren we weer terug bij Tahon.

Eetcafé Spinoza
We besloten de dag in Eethuis Spinoza – een toepasselijke, toevallig tot stand gekomen keuze voor een liefhebber van deze filosoof. Hier werden we omringd door bustes van de filosoof, en op de wand geschilderde uitspraken van hem. Hij stond er als eenling bij – niet met z’n tweeën zoals bij de fontein van Plensa, of met een heel stel geestverwanten zoals de monniken van Tahon. Misschien kenmerkend, maar in ieder geval groots. En zo was de hele dag: wat een evenement, die Culturele Hoofdstad. Petje af voor de organisatie!

 

Foto: Johan Tahon: Monk.
Johan Tahon, Monk, 2016-2017. Geglazuurde keramiek, ca. 160 cm. hoog. Foto: G.J. van Rooij

Stromend water

Mijn hart sprong afgelopen week een paar keer op. De eerste keer toen ik las dat beeldend kunstenaar Mark Manders (1968) voor het vernieuwde Rokin in Amsterdam een prachtige fontein had gemaakt (zie afb.). En ook als het water niet stroomt, is het prachtig: twee hoofden die aan elkaar verbonden zijn maar elk een andere kant op kijken. De een richting Centraal Station de ander naar de Munt. Het water stroomt tussen de twee hoofden door. .
De tweede keer was toen ik in de Amsterdamse Oude Kerk, op een steenworp afstand van het beeld van Manders, een preek hoorde die al evenzeer tot mijn verbeelding sprak. Sterker nog: beide sprongetjes verenigden zich op enig moment, als de twee helften van het hart die samen kloppen.
De verbindende schakel tussen beide keren vormt water.

Ik ben al een tijdje een bewonderaar van het werk van Manders, van zijn Etruskisch aandoende koppen in twee helften met een houten plaat ertussen, of van een kop met aan weerszijden een houten plaat. Een bekend werk van hem is natuurlijk Unfired Clay Figure (2005-2006). Ook in het Stedelijk Museum is werk van hem opgenomen, maar dat is van een geheel andere aard.
Zijn fontein staat in de traditie van zijn bekendste werken, maar er is een groot verschil: de houten plaat is vervangen door iets meer fluïde: stromend water. Het geeft de fontein per definitie iets minder statisch, ook als het water niet stroomt. De leegte tussen de twee helften mag je bij wijze van spreken invullen met je eigen gedachtes, dromen en zorgen. De natuurstenen bankjes rond de fontein vragen erom om te gaan zitten en reflecteren of met anderen in gesprek te gaan.

Water speelt ook een grote rol in de lezing uit Jona (1:11-2:2) afgelopen zondag in de Amsterdamse Oude Kerk. Jona zit op een boot op roerige zee. De medevaarders ‘roeiden uit alle macht om weer aan land te komen; dat lukte hun echter niet.’ Jona wordt overboord gegooid, in de hoop dat de zee zal bedaren. Dat gebeurt. Wat dan volgt is natuurlijk bekend: Jona wordt opgeslokt door een grote vis.
Je mag het verhaal natuurlijk niet 1:1 vergelijken met het beroemde (beruchte, mag je ook zeggen) Zielenvisserij van Adriaen Pietersz. van de Venne (1614, zaal 2.5 Rijksmuseum Amsterdam), waarop mensen uit de zee worden gevist naar het woord uit Mattheus 4:19, maar je mag het wel contrapuntisch met elkaar lezen. En met wat de fontein mij vertelt.

Om te beginnen gaat Jona de andere kant op dan waar hij eigenlijk heen moet: Ninevé, zoals het ene hoofd de ene kant op kijkt en het andere de andere kant op. De ene richting de Oude Kerk en de ander naar de stad als levendige ontmoetingsplaats van mensen, het Rokin af naar de Munt.
Zo begreep ik ook de uitleg van Eddy Reefhuis afgelopen zondag. Aan de ene kant: stap uit de (boot van de) kerk, de wereld in en aan de andere kant: stap uit de wereld de kerk in om daar op scherp te worden gesteld. Breng dat wat van de wereld is (andere muziek, andere woorden) de kerk in opdat die levend blijft en mensen aanspreekt. De andere beweging is iets anders dan: stap de wereld in om het Evangelie te verkondigen. De kerk als hoofd dat twee kanten op kijkt, dat is het voor mij.
Ik dacht meteen aan een vioolconcert van Bach, waarvan het begin is gebaseerd op het koraal Wachet auf. Dat zou nog eens wat wezen als Communiemuziek, en zo zijn er veel meer (ook hedendaagse) voorbeelden te bedenken. Een City kerk is immers als het goed is niet alleen een open kerk voor iedereen die op zondag of door de week een kaarsje wil branden, tot rust wil komen om daarna weer verder te kunnen gaan, aan land te komen – maar ook een open kerk voor alles, zoals kunst en cultuur, dat zich daarbuiten de kerkmuren bevindt. Er hangen al drie scheepjes in het koor van de kerk. Moge die daarvoor tot symbool zijn.

https://oudekerk.amsterdam/files/2017/08/20193429/preek-Reefhuis-13-aug-2017.pdf