Leren over het verleden

In dagblad Trouw gaan onder de kop ‘Filosofisch elftal’ in de rubriek Religie & Filosofie met enige regelmaat twee denkers met elkaar in gesprek. Afgelopen vrijdag (11 augustus) waren dat schrijver en filosoof Désanne van Brederode en econoom en filosoof Paul Teule. Het onderwerp was ‘Dineren in een oorlogsboot’, zoals dat in Duinkerken kan. De aanleiding was de Hollywood-film Dunkirk, en natuurlijk het toeristenseizoen. Ik ben zo vrij om bij Van Brederode en Teule aan te schuiven.  

‘Désanne van Brederode vindt het bij dergelijk oorlogstoerisme belangrijk dat tentoonstellingen zo zijn ingericht dat bezoekers hun hart verbinden met wat op die plek gebeurd is (…). Voor haar is het essentieel dat oorlogsherinneringen altijd verbonden worden aan het heden.
Paul Teule vindt dat een mooie gedachte, maar ook slechts één gedachte over de functie die geschiedenis heeft. “Er zijn genoeg historici die daar anders over denken, bijvoorbeeld omdat bedenken waarom het verleden nu relevant is kan afleiden van hoe zaken in de Tweede Wereldoorlog precies in zijn werk gingen (…). Als je in Duinkerken de pier ziet, het museum bezoekt en gaat eten in die evacuatieboot, is dat misschien wel genoeg.”.’
Els van Swol, die in 2014 een excursiereis maakte naar Normandië en de evacuatiestranden, is het met beiden tot op zekere hoogte eens. Natuurlijk moet je je hart verbinden met wat op die plek is gebeurd. Maar dat lukt op de ene plek, in het ene museum beter dan op de andere. Het met levensgrote poppen nagebootste tafereel in het Airborne Museum van Sainte-Mère-Eglise (misschien te vergelijken met die evacuatieboot) zei mij veel minder dan de persoonlijke herinneringen van soldaten in een ander: een brillenkoker, een zakkammetje, een kleine bijbel. De pier in Duinkerken heb ik niet gezien, maar wel de pontons bij Arromanches die niet nalieten indruk te maken. En wat die verbinding met het heden betreft: wij zaten regelmatig aan tafel met twee veteranen, die overigens in de musea gratis toegang kregen. Op die manier komt het heden dichtbij, maar het schept wel verwarring. In die zin heeft Teule denk ik gelijk.

‘Van Brederode: “Ik vind eten in een evacuatieboot ordinaire commercialisering (…). Als er nu een mooie boekwinkel staat waar je achtergrondinformatie kunt kopen.”
Teule: “Natuurlijk neemt bij dat restaurant de informatiewaarde van de boot af. Een museum dat toont hoe die boten precies werden ingezet en hoe vol ze zaten is daarvoor geschikter”.’
Van Swol: In een boekwinkel in Memorial Caen (zie de door mij gemaakte foto hierboven) kocht ik de Lettres à un ami allemand van Albert Camus. Onderaan deze blog staat een link naar een uitleg hiervan door Carina Gadourek, bij wie ik in 2004 een cursus over mijn geliefde Camus bij de ISVW in Leusden volgde. Ik denk dat dergelijke literatuur je misschien nog dichterbij brengt dan welk achtergrondboek dan ook. En wat dat museum over die boten betreft: ook dat hebben we bezocht, het Landingsmuseum in Arromanches, en wat daar werd getoond staat nog steeds op mijn netvlies.

‘Van Brederode: “Kennisneming van het verleden is niet voldoende, je moet er actief mee aan de slag. Anders loop je het risico dat bezoekers dat eenmalige verdiepen in een oorlog al als engagement ervaren.”
Teule: “Bezoekers verplichten tot actie lijkt mij wat veel gevraagd (…). Als bezoekers daarin [in hoe de oorlog destijds werkelijk was, EvS], nemen ze dat hopelijk mee als ze op het journaal een andere oorlog zien”.’
Van Swol: Je blijft jezelf steeds bevragen over wat je hebt gezien, zowel daar als nu in de media. Hoe komt het dat de Duitse begraafplaats La Cambe meer indruk maakte dan de Amerikaanse in Colleville-sur-Mer? Hoe komt het dat de veteranen aan tafel en het weinige dat ze vertelden indruk maakten op iemand die door wil gaan als antimilitarist? Dat komt dichtbij. En dat moet ook.

https://books.google.nl/books?id=B2H_I4YyCKoC&pg=PA50&lpg=PA50&dq=Camus+brieven+aan+een+duitse+vriend&source=bl&ots=A9ACQCLS8X&sig=pvBqYmlEkn7300MqpC9CNhAtiVw&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwiguOyhtNHVAhWLJ1AKHTFtDUkQ6AEIJjAA#v=onepage&q=Camus%20brieven%20aan%20een%20duitse%20vriend&f=false

 

Gimme Shelter

Gimme Shelter_AsperenVan 30 mei t/m 20 september a.s. is in drie forten een thematisch verwante tentoonstelling, Gimme Shelter, te zien: in KunstFort Asperen (zie afb.), Fort Nieuwersluis en het Kunstfort bij Vijfhuizen. Deze tentoonstelling bestaat uit hedendaagse kunst in combinatie met historisch beeldmateriaal uit de archieven van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (Hilversum) en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (Den Haag). De curatoren zijn Lucette ter Borg en Sacha Bronwasser.
Patricia Werner Leanse maakte een filmimpressie, waarover hieronder meer.

Bij het bekijken van deze een klein kwartier durende film op Salto1 (11 juli 2015) schoot mij de laatste zin van het voorwoord bij Het kwaad denken van Susan Neiman door het hoofd: Alle filosofie begint met een dialoog. Misschien niet alleen filosofie, ging door mijn hoofd, maar als het goed is alles. Deze film is er het bewijs van: de kunst in Asperen, oud en nieuw, gaat met elkaar in gesprek, maar ook met de omringende natuur. De beelden in de film gaan ook nog eens met elkaar in gesprek. En uiteindelijk ook met de toeschouwer, daar in Asperen, Nieuwersluis en Vijfhuizen, maar ook voor de buis met wat je ziet en eerder ergens anders hebt gezien.

Vijfhuizen
Een treffend voorbeeld vinden we meteen aan het begin van de impressie. We zien Revolting Mass van Wouter Klein Velderman: geïnspireerd door een parachute die in een boom is blijven hangen. Ik ben terug in Normandië, bij een kerktoren waaraan als herinnering de Tweede Wereldoorlog een parachute hangt. De camera, mijn ogen draaien weg, en ik zie de klaprozen in de natuur bij het fort, in Normandië.
Maar ook binnen de film gaat het beest met de huid van soldatenkleding, Bunny Bang van Elisa van Schie over in de teddybeer op het werk op papier van Charlotte Schleiffert, en vloeit de film Modern Warfare van Craig Ames over in historische filmfragmenten met net zo’n kruipende militair.

Asperen
Het middenpaneel van de filmimpressie begint met de tekst Folk Song van Jeremy Deller. In het Engels, Ivriet en Arabisch. Vormgegeven als ware het de Tien Geboden op twee stenen tafelen met eentje erbij.
In dit deel vallen de details op die een verbinding leggen met het eerste gedeelte: het licht op de grond in Vijfhuizen als bij de Sputniks van André Robillard. Dit geeft ritme aan de film, net als de vier paarden, de vier honden, de vijf mannen in Uit het donker van Ralf Westerhof en op een foto van Craig Ames. Knap gemonteerd, zo direct na elkaar.

Nieuwersluis
Hetzelfde geldt voor het geluid, al even goed gekozen als de muziek van Johanna Beyer onder de film. Het laatste deel begint, net als het eerste, met vogelzang (en hier ook hondengeblaf). Dit contrasteert sterk met de getoonde oorlogsthematiek, met de JSF van Stefan Gross, die van Zoro Feigl en Restricted Areas van Danila Tkachenko.
Ook hier brengen de beelden me buiten de film en buiten Nieuwersluis. Wake Up van Jennifer Allora en Guillermo Calzadilla toont roest(?)vlekken op de muur van het fort die doen denken aan de bloedvlekken op de muur van de hangar in Srebrenica, op de foto gezet door Claudia Heinermann (NIOD, Amsterdam t/m 11 augustus a.s.) en – begreep ik – inmiddels nagenoeg overgeverfd.

De film had wat mij betreft mogen eindigen met het beeld van de natuur, bezien door de uitgang van fort Nieuwersluis (op 12’44”). Voor de één wellicht een hoopvol eind, voor de ander een oproep om de wereld te helpen verbeteren. Die keuze is aan de kijker.

www.patricia.dds.nl
http://forten.nl/internationale-kunstmanifestatie-gimme-shelter-op-3-forten/?gclid=CO7W-eKM1cYCFeTMtAodNy8FRw
http://www.niod.nl/nl/nieuws/fototentoonstelling-het-niod-over-de-nasleep-van-srebrenica

 

 

Hemelse klanken?

Reigl‘Hemelse klanken’ hing er als opschrift bij het concert van Ensemble 315 in de Amsterdamse Nieuwe Kerk. Het programma bewoog zich van onder meer de Twee Hebreeuwse liederen van Ravel naar de Youkali Tango van Kurt Weill, de verklanking ‘van het onbereikbare paradijs’ aldus sopraan Ella Rombouts.

Het kan niet anders of er resoneert bij muziek als deze op een dag als vandaag de toestand in Gaza en Israël mee. Een vriendin belde erover op, maar wilde me ook attenderen op het recent in Nederlandse vertaling uitgekomen boek van Amos Oz en Fania Oz-Salzberger: Joden en woorden. ‘Hij zet vraagtekens’, zei ze. ‘Stelt vragen, maar geeft geen antwoorden’.

Net als Ravel in het tweede Hebreeuwse lied, op Jiddische tekst. Waarbij de vraag hetzelfde luidt als het antwoord. Het is als het landschap van de Hongaarse kunstenares Judit Reigl (zie afb.), dat ik zag in het Musée des Beaux Arts in Caen: de hemel die de aarde kust, met een ‘dunne’ rij bomen ertussen.

Hemelse klanken? Nee – die konden de musici in de Nieuwe Kerk niet bereiken, want een cirkelzaag buiten drong tot binnen door. Haast symbolisch voor het onbereikbare paradijs. En die vrede in het Midden-Oosten, wordt dat nog wat?