‘Een exodus, een revolutie’

De theoloog en Islamkenner Anton Wessels vervolgde zijn inmiddels afgesloten  cursusochtenden Koran lezen met Tenach en Evangelie voor het Leerhuis Amsterdam Tenach & Evangelie (LATE) – dit seizoen via Zoom – als vanouds met veel verwijzingen naar allerlei boeken.
Zo wees hij een keer op de Grunbergbijbel van Arnon Grunberg, die ik ook in de kast heb staan. Het boek kon niet geheel zijn toets der kritiek doorstaan. Heeft Grunberg het wel helemaal begrepen, vroeg Wessels zich af. Neem alleen al dat hij spreekt over twee revoluties: die van het Oude- en die van het Nieuwe Testament. Er is toch alleen maar sprake van één revolutie, die van zowel het Oude- en het Nieuwe Testament als die van de koran? 1)
Alle drie de boeken zijn voor een goede uitleg van elkaar afhankelijk. En dat is dan geen dogmatische uitleg, want daartegen stelde Mohammed zich juist teweer. Dat is er een vanuit Tora en de Profeten, die bij Grunberg missen.

Iemand zei ter afsluiting van deze cursusochtend, dat hij de Grunbergbijbel ter hand ging nemen. Ik ging verder met ‘een verklaring van het boek Job’, zoals de ondertitel van het nieuwe boek van Dick Boer luidt. Ik stuitte in dit boek, Job redt de NAAM, op een schitterend hoofdstuk onder de titel ‘Twistgesprek: de evolutietheorie van de kameraden tegenover Jobs vasthouden aan de revolutie’ (p. 60-64). Wéér dat begrip ‘revolutie’. Elders in het boek noemt Boer dit: ‘een exodus, een revolutie’ (p. 141). En wéér die eenheid van Oude- en Nieuwe Testament. De koran blijft hier overigens buiten beeld.

Genade
Dick Boer wijst op het protestantse adagium sola gratia (genade alleen). Mijn vader nam het vaak in de mond en het raakte mij elke keer diep wanneer hij dat zei. Boer stelt echter, dat het uit elkaar rukken van Tora doen en het ‘door het genade alleen’, ten diepste anti-joods is. Ik schrok ervan, maar als je het tot je door laat dringen, is het ontegenzeggelijk waar, net zoals er maar één revolutie is. Deels waar, maar daar kom ik nog op.2)

God ‘geeft Tora’, schrijft Boer, ‘opdat deze gedaan wordt, niet uit eigenbelang maar in het belang van de verworpenen der aarde die uit de Tora naar de vrijheid geleid zullen worden’. Aan het begin staat het geschenk van de Tora, aan het eind het doel van de Tora. ‘Daar tussenin, in de tussentijd, komt het op het doen aan’. De auteur benadrukt op het eind van zijn boek, dat het sola gratia ‘geen eenzijdige daad van God [is], geheel los van het doen van de mens’ (p. 194). Je moet Tora doen, maar je kunt – denk ik – ook teveel van jezelf eisen.

Genade is inderdaad een werkwoord, maar het is en blijft wel een troostend woord voor als je tekort schiet in dat arbeiden op de akker van de Heer. Je ervaart – volgens ds. Johan Visser, predikant van de Noorderkerk in Amsterdam in een interview met Matthijs Hoogenboom (op de website van de Protestantse Kerk Amsterdam, 6 mei jl.) – ‘dat iets van goedheid je wordt toegeworpen. (…) Er zit ook iets van het [joodse] gein in, (…) dat al ons streven en drukdoenerij doorbreekt en relativeert. Een onverdiende vreugde die over je komt. Volgens mij is dat ergens de kern van geloven’.
Of – misschien – één van de kernen, zoals een ei soms twee dooiers kan hebben: exodus/revolutie én genade.

1) ‘Een stille revolutie’ noemde ds. J.H. Uytenbogaardt het tijdens zijn preek op Eerste Pinksterdag in de Bethelkerk in Amsterdam: de voetwassing op Witte Donderdag. En hij refereerde aan het Taizélied Ubi caritas uit Taizé: ‘Ubi caritas et amor / ubi caritas, Deus ibi est’ (‘Waar vriendschap en liefde is, daar is God’, Lied 568 uit het Liedboek).
2) In dit verband wijs ik ook op de uitleg die Max Brod gaf aan de roman Het slot van Franz Kafka: als beeld van Gods genade, die de mens niet door eigen inspanning kan verwerven.

Een leerzaam 2021!

Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken. Ik weet het, maar omdat wat doorgaat als een kerstgroet eigenlijk een jaarverslag in miniformaat (6’30”) is, én omdat wat wordt gezegd (en getoond in een overigens prachtige vormgeving) mij zo aan het hart gaat, ga ik hier toch op enkele achtergronden in. Immers: ik ken het boodschappende leerhuis van binnenuit, onder meer door in de tijd van ds. René Venema jarenlang lid te zijn geweest van de originele versie, de kerkenraadscommissie Tenach en Evangelie van de Hervormde Gemeente Amsterdam, alsmede redacteur van Bekirbénoe (Hebreeuws voor ‘In ons midden’), het blaadje dat zij uitgaven.[i] En als je iets van binnenuit kent, mag je kritiek leveren. Dat leren we uit de Bijbel al. Zowel die commissie als het blaadje zijn opgericht door ds. Kleijs Kroon, en niet Kleist (!) Kroon. Daar gaat het in de boodschap al fout.

1.
Na deze schuiver, wordt door Adriaan Deurloo (voorzitter van LATE, Leerhuis Amsterdam Tenach & Evangelie, een opvolger van genoemde kerkenraadscommissie) stellig beweerd dat dit huidige leerhuis ‘in omvang en kwaliteit’ is gegroeid. In omvang wellicht, maar in kwaliteit? Kijk naar het huidige programma (zie link onderaan). En naar de oorspronkelijke sprekers van naam, waarvoor zo’n opmerking een steek in de rug is: F.H. Breukelman, M. van Loopik, Hilde Burger, Chana Safrai, Erik Borgman, om slechts enkele bekende namen te noemen. Nu zijn dinsdagavonden en zaterdagochtenden gevuld met lezingen (wat iets anders is dan het joodse lernen en lehren, om de wortels van het leerhuis er maar meteen bij te pakken) door oudere heren. Geen één jongere, en geen één dame. En dat anno 2020! Elk jaar weer wordt op dezelfde trom geslagen. Kwalitatief goed, dat zal ik als regelmatige bezoeker zeker niet ontkennen, maar in dit opzicht gegroeid? Nee, dat zou ik niet willen zeggen. En dat is jammer.

2.
Zoals het ook jammer is, dat in het vervolg de Protestantse Kerk Amsterdam een sneer krijgt. De PKA ‘meent op dit moment geen financiële middelen (…) te kunnen vrijmaken’ voor de aanstelling van een predikant als opvolger van ds. Wilken Veen. ‘Dat stemt ons droevig’, aldus de voorzitter over de hoofden van de ontvangers van de kerstgroet heen, die de discussie tussen LATE en PKA niet hebben gevolgd en dus ook niet kunnen weten dat het iets genuanceerder ligt. Zelfkritiek zou hier passen.

3.
De volgende (mis)stap. Eerst vraagt Deurloo zich af of ‘het bestaan van het joodse volk de millennia door geen bewijs [is] van de kracht die van het leren uitgaat?’ Of de redenatie helemaal opgaat, weet ik niet, maar ik moest wel meteen denken aan rabbijn Leo Baeck, die in Terezín (Theresienstadt) medegevangenen om zich heen verzamelde om samen mee te leren. Hij gaf er ook lezingen, over Plato, over Kant, die per keer door zevenhonderd mensen werden bijgewoond. Voor hen, en ook sommige christenen in het ‘modelkamp’ was hij ongetwijfeld een menachem, een trooster.
Maar dan komt het: ‘Zij [de joden, EvS] laten zien dat wie leest en leert, blijft leven’. Dat is een onhandige uitlating die, om de eerder aangehaalde woorden van Deurloo aan te halen, droevig stemt, want wie aan de vele vermoorde joden tijdens, voor en na de Tweede Wereldoorlog denkt, zal dit niet zo in de mond durven nemen. Hoe hard ze ook leerden. Wat wel blijft, zijn de geschriften die zij ons hebben nagelaten: de Torah, Talmoed en ga zo maar door.

4.
Kreeg eerst de PKA de zwartepiet toegespeeld, vervolgens is corona de boosdoener. ‘Door Corona’, zegt Deurloo, ‘heeft onze programmering ernstige schade opgelopen. Maandenlang konden we niets doen’. O nee? Daar gingen heel wat andere leerhuizen voor(op) door middagen/avonden via Zoom aan te bieden, zoals bijvoorbeeld Pardes, ook in Amsterdam.
Binnen de commissie waren er best roependen in de woestijn die wel aandacht hadden voor digitale ontwikkelingen, zoals Rob Versélewel (Robertus Cornelius Versélewel de Witt Hamer), die onlangs na een kort ziekbed overleed.

Ik hoop natuurlijk met LATE dat alles in 2021 weer doorgang kan vinden, nadat al definitief met de leerdiensten is gestopt. Maar dan wel op een wat modernere leest geschoeid, met onder meer jongere en vrouwelijke, interessante sprekers. Moge deze videoboodschap althans qua vorm daar een opmaat toe zijn.

Links:
https://www.youtube.com/watch?v=3s0CzSq2MSE&feature=youtu.be http://www.kleijskroon.nl/
http://leerhuisamsterdam.org

[i] Zie: Veertig jaar ‘Tenach en Evangelie’. Deel 1 in de serie Radix, leren en vieren met een Amsterdams accent. Uitgeverij Eburon, Delft.

Kerk en nieuwe wereld

Boven de rouwkaart en –advertentie stond een vers uit Lied 947 uit het Liedboek voor de kerken:

Wanneer mijn hart vaarwel moet zeggen
en loslaat wat het leven bood,
kom, Geest, uw zegen op mij leggen,
verzeker mij, Gods trouw blijft groot.

Het is een mooi vers, van Jochen Klepper in de vertaling van Sytze de Vries, en zonder meer geschikt als tekst bij een overlijden. In dit geval van Christina Maria Warners (1935-2020), voor haar neven en nichten ‘tante Chris’, voor mij Christien. Nadat ze begin juni in het ziekenhuis was opgenomen, is ze na een kort ziekbed op 26 juni jl. thuis, in Ouderkerk aan de Amstel overleden.
Het is ook een tekenend vers voor waar Christien voor stond – in de voetsporen van God trouw en betrouwbaar zijn.

Zo heb ik haar ten voeten uit leren kennen. Het begon ermee dat ik haar, als lid van de kerkenraadscommissie Tenach & Evangelie, wat op afstand, leerde kennen als voorzitter van het Centrum voor Leren en Vieren (CLV) van de Protestantse Kerk Amsterdam, waar de kerkenraadscommissie onderdeel van uit maakte. Zij was ambtsdrager van een van de andere vier kerken, de Amstelkerk en volgde de cursussen van Groot Zuid, ook onderdeel van het CLV.

Die trouw heb ik ten volle ervaren toen ze, nadat ik na een operatie aan het bijkomen was in een herstellingsoord in Hilversum, opeens op bezoek kwam. Ze was toen al geen voorzitter meer, maar daar stond ze zomaar, gewoon zoals ze was, belangstellend en betrokken. Vanuit Ouderkerk aan de Amstel naar Hilversum gereden om mij een hart onder de riem te steken. Ik zie haar nog zitten.

Het was niet de laatste keer dat we elkaar ontmoetten. Nadat het CLV was opgeheven en de cursussen van Groot Zuid waren opgegaan in het Leerhuis Amsterdam Tenach & Evangelie (LATE), kwamen we elkaar met grote regelmaat tegen tijdens de leerhuisochtenden op zaterdagmorgen in de Thomaskerk. We zaten altijd naast elkaar en keken elkaar betekenisvol aan als er weer eens een man met al dan niet krakende of zich verheffende stem het woord nam. Niet om een vraag te stellen, maar een statement te maken of kennis te etaleren. Hier was het Christien niet om begonnen, maar om – zoals Wouter van den Berg tijdens een toespraak tijdens de dankdienst in de Muiderkerk zei – ‘in gezelschap met iedereen contact te maken’.

Ze was geïnteresseerd in mensen, en in het kerkelijk leven in Amsterdam. Ze nam altijd van allerlei blaadjes en folders uit de Thomaskerk mee die ze na de pauze altijd eerst op tafel uitspreidde en mij vroeg of ik ook wist hoe het hier en hoe het daarmee zat. Om na het leerhuis standaard heerlijk te gaan genieten van een lunch bij de theoloog Dick Boer, die om de hoek bij de Thomaskerk woont en van wie tijdens de dankdienst het gedicht ‘Geluk’ uit zijn bundel Versjes werd gelezen. Want poëzie, daar was ze gek op, bleek ook nu. En daarin vonden we elkaar.

Ze zoog alles op, maar deelde en gaf ook. Het moet in 2016 zijn geweest, het jaar waarin ze – hoorde ik – al de Bijbel-, liedteksten en gedichten voor de dankdienst uitzocht, dat ze haar boekenkast begon uit te ruimen en soms aan mij vroeg wie ze met een bepaald boek een plezier zou kunnen doen.

Weer twee jaar later kwam ik Christien ook opeens op een andere plek tegen: bij het Taalcafé op vrijdagochtend in de Muiderkerk, waar ze na de sluiting van de Amstelkerk vijftien jaar al ter kerke ging en ook meedraaide in het taalcafé. Ik had van Kerk in Mokum het verzoek gekregen zo’n ochtend bij te wonen en verslag uit te brengen van deze taalles voor migranten. Na de gezamenlijke sessie, zat ik bij een 1:1 gesprek met Christien en een deelneemster (beiden geanonimiseerd) en ik schreef daarover dit:

‘Na het taalspel gaat elke deelnemer samen met een vrijwilliger naar een andere ruimte. Ze krijgen gespreksvragen mee over het thema, zoals: “Wat vind je ervan dat sommige mensen na hun middelbare school een jaar naar het buitenland gaan?” Maar lang niet elk groepje volgt deze vragen op de voet. Aan de orde komen ook onderwerpen als een vaarwelceremonie na het eindexamen in een land van herkomst, de brand in de Muiderkerk (1989) – alleen de toren rest nog –, die een bezoeker tot tranen toe ontroerde, reizen die een van de bezoekers heeft gemaakt, zowel voor werk als vakantie, en het verschil tussen tante en oud-tante, wat iets anders is dan een oude tante …’.

Ook dit was Christien ten voeten uit: niet de vragen op de voet volgend, het verdriet om de brand in de Muiderkerk, reizen, het verschil tussen tante en oud-tante. Ernstig maar ook ontspannen zat ze erbij, zoals ik haar heb gekend. Ik zie haar nog zitten. Ze was volgens de ene spreker tijdens de dankdienst een kerkmens, maar ook en vooral denk ik een mensenmens, zoals een ander haar terecht noemde. Misschien lag dat voor haar, als domineesdochter en sociologe (docent aan het toenmalig Centraal Instituut voor Christelijke Sociale Arbeid, CICSA), gewoon in elkaars verlengde.

Ik weet niet of de zaterdagochtendcursussen van LATE na de coronacrisis weer doorgang vinden, maar als dat wél zo is, zullen ze anders zijn zonder Christien naast me. Ik zal haar missen. Haar nagedachtenis zij tot zegen. 

Hoftuin en Hermitage in Amsterdam

Tot en met 25 augustus a.s. is in de Hermitage Amsterdam de tentoonstelling De schatkamers! te zien, ‘een spannende ontdekkingstocht door 25.000 jaar kunstgeschiedenis’ aldus een folder van de Hermitage.

Kunsthistorica Karin Braamhorst leidt een vol Auditorium in de Hermitage in, dat ‘nieuwsgierig [is]  naar de connectie tussen een zestiende-eeuws triptiek en een twaalfde-eeuwse Boeddha’ om een folder van de Vrije Academie te citeren. En om slechts enkele voorbeelden te nomen die voorbij kwamen. Zij doet dit al tien jaar, net zolang als de Hermitage Amsterdam bestaat. Met veel kennis en enthousiasme laat ze haar luisteraars/bezoekers van de tentoonstelling waarover ze spreekt kijken, vergelijken en nadenken.

Ze heeft het over de Maria met Kind onder een appelboom (ca. 1527-’30) van Lucas Cranach de Oudere, dat een protestantse leerstelling verbeeldt (Jezus als de nieuwe Adam) in vergelijking tot een Maria met Kind van Lotti, dat weer een rooms-katholieke insteek heeft. Ze heeft het over Maarten van Heemskerks Golgotha (1546-’60), een maniëristisch en illusionistisch doek, en de fantasie gaat met mij aan de loop.

Ik loop weer door de Hoftuin achter de Hermitage en de gebouwen van de Protestantse Kerk Amsterdam en sta voor de installatie Stations II van G. Roland Biermann (foto hierboven Marloes van Doorn). Het is óók een verbeelding van Golgotha, maar dan een uitgeklede versie die je zelf in mag vullen – zoals de laatste installatie op de tentoonstelling in de Hermitage Amsterdam, met lege schilderramen met tekstballonnetjes wat je je erin kunt voorstellen. Het werk van Roland Biermann is geplaatst in de openbare ruimte, het is uitgeklede kunst in vergelijking tot Van Heemskerk. Wel herken je er de drie kruisen, nu binnen een omheining met linten en met aangespoelde olievaten rondom.

Formeel doet de installatie denken aan K-piece (1972) van Mark di Suvero bij de ingang van het Kröller-Müller Museum in Otterloo (zie foto links). Inhoudelijk vormen zij echter een leerstelling à la Cranach. Stalen vangrails, à la stalen balken van Di Suvero, verwijzen in de Hoftuin niet alleen naar de drie kruisen op Golgotha, maar ook naar de drie Andreaskruisen in het wapen van Amsterdam: heldhaftig, vastberaden, barmhartig. Alleen: ze staan in de Hoftuin niet onder appelbomen, zoals Maria bij Cranach, maar onder grote, kale bomen die alles hebben gezien in deze Jodenbuurt.

Ik huiver en moet denken aan het groepje mensen dat tijdens de klimaatmars verleden week een rabbijn die het woord voerde, de rug toekeerde. Amsterdam, let op uw saeck. Het ‘grimmige tafereel’ van G. Roland Biermann, zoals hij het zelf omschrijft, roept ons des te meer op tot heldhaftigheid, vastberadenheid en barmhartigheid. In navolging van degene die aan het middelste kruis hing. Nu nog steeds, in de veertigdagentijd en in de tijd die komen gaat.

www.artstations.org/art

 

Emotie en nog wat meer

ZAPEmotiewsIk lust er wel pap van: kerkdiensten, ZAP-services of hoe ze ook mogen heten, waarin wordt gespeeld met de klassieke liturgie of er iets in plaats daarvan wordt gesteld. Tot nu toe heb ik er deze maand twee keer aan geproefd. Allebei hadden ze met kunst te maken. Allebei waren totaal verschillend, maar riepen bij mij toch één en dezelfde vraag op: wat zou er gebeuren als de kunst een autonome plaats krijgt in de dienst/service en verschillende uitingen daarvan elkáár uitleggen?

Als het lukt slaat er een vonk over waarin gevoel en ratio, waarin kerk en kunst elkaar wat te zeggen hebben en (je) werkelijk raken. Een voor-beeldige werkelijkheid.

Een voorbeeld. Aan de muur van een kerk (zie afb.) hangen foto’s van de Jerusalem Hug: religieuze ontmoetingen in Jeruzalem. Eén treft mij in het bijzonder: joden en Arabieren, van wie de handen zijn geverfd in de kleuren van de regenboog. Samen vormen die handen de kleuren van de Vredesvlag. Onderhand luister ik naar een duet in de cantate BWV 146 van Joh. Seb. Bach:

Wie will ich mich freuen, wie will ich mich laben,
Wenn alle vergängliche Trübsal vorbei!

‘Ich’ (!) zingen beide stemmen, en ze kronkelen om elkaar heen.

Beide uitingen zeggen hetzelfde in hun roep om vrede, alle ellende voorbij.
Ik moet bij het zien van de foto denken aan met henna gekleurde handen – gewoon, omdat het mooi is, of met een rituele betekenis.
Als je deze achtergrond doortrekt, kom je (toch weer/ook) uit bij de klassieke liturgische vorm, die net als het gebruik van henna vanbinnen uit een nieuw en ander leven wordt ingeblazen. Dat wordt geprobeerd in diensten binnen de Protestantse Kerk Amsterdam, en daarover wordt gediscussieerd. Ik lust er wel pap van!

Zondag 25 mei 2014 Moskeeënloop in Amsterdam Noord (http://www.moskeeenloop.nl) met om 15.00 uur in de Nieuwendammerkerk (Brede Kerkepad 6-8) toelichting bij de foto’s van de Jerusalem Hug.