Emotie en nog wat meer

ZAPEmotiewsIk lust er wel pap van: kerkdiensten, ZAP-services of hoe ze ook mogen heten, waarin wordt gespeeld met de klassieke liturgie of er iets in plaats daarvan wordt gesteld. Tot nu toe heb ik er deze maand twee keer aan geproefd. Allebei hadden ze met kunst te maken. Allebei waren totaal verschillend, maar riepen bij mij toch één en dezelfde vraag op: wat zou er gebeuren als de kunst een autonome plaats krijgt in de dienst/service en verschillende uitingen daarvan elkáár uitleggen?

Als het lukt slaat er een vonk over waarin gevoel en ratio, waarin kerk en kunst elkaar wat te zeggen hebben en (je) werkelijk raken. Een voor-beeldige werkelijkheid.

Een voorbeeld. Aan de muur van een kerk (zie afb.) hangen foto’s van de Jerusalem Hug: religieuze ontmoetingen in Jeruzalem. Eén treft mij in het bijzonder: joden en Arabieren, van wie de handen zijn geverfd in de kleuren van de regenboog. Samen vormen die handen de kleuren van de Vredesvlag. Onderhand luister ik naar een duet in de cantate BWV 146 van Joh. Seb. Bach:

Wie will ich mich freuen, wie will ich mich laben,
Wenn alle vergängliche Trübsal vorbei!

‘Ich’ (!) zingen beide stemmen, en ze kronkelen om elkaar heen.

Beide uitingen zeggen hetzelfde in hun roep om vrede, alle ellende voorbij.
Ik moet bij het zien van de foto denken aan met henna gekleurde handen – gewoon, omdat het mooi is, of met een rituele betekenis.
Als je deze achtergrond doortrekt, kom je (toch weer/ook) uit bij de klassieke liturgische vorm, die net als het gebruik van henna vanbinnen uit een nieuw en ander leven wordt ingeblazen. Dat wordt geprobeerd in diensten binnen de Protestantse Kerk Amsterdam, en daarover wordt gediscussieerd. Ik lust er wel pap van!

Zondag 25 mei 2014 Moskeeënloop in Amsterdam Noord (http://www.moskeeenloop.nl) met om 15.00 uur in de Nieuwendammerkerk (Brede Kerkepad 6-8) toelichting bij de foto’s van de Jerusalem Hug.

Cantigas de Santa Maria

Cantigas de Santa MariaBehalve vrouwen had koning Alfonso X el Sabio aan zijn hof ook Arabieren en joden als musici in dienst. Volgens sommigen omdat hij een groot bewonderaar was van de culturele superioriteit van Arabieren en joden. Een opvatting die in schril contrast staat met het idee dat er in de 13de eeuw een wapenstilstand heerste tussen christenen, joden en islamieten. Hoewel ook hier schijn soms bedriegt; het was ook de tijd van jodenvervolgingen en morenhaat. Ligt de waarheid misschien in het midden?

Uit Alfonso’s Grande e general estoria (Grote en algemene geschiedenis) valt op te maken dat hij Arabische en joodse musici niet zozeer superieur achtte, als wel gelijkwaardig aan christenen. Dat blijkt ook uit de verhouding onder de hofmusici die in dienst waren van zijn opvolger, Sancho IV, die wij van een salarislijst kennen. Het ging om dertien Arabieren, inclusief twee vrouwen, twaalf (!) christenen en slechts één jood. Als de afbeeldingen in de drie handschriften van de Cantigas ons niet bedriegen, dan hebben zij de liederen en verhalen samen uitgevoerd en voorgedragen.

De afbeeldingen bevestigen echter ook het idee van bedrieglijke schijn. Zo is er een afbeelding van een joodse geldschieter die zijn winst opstrijkt – op z’n zachtst gezegd een sjabloon. En dan hebben wij het nog niet eens over de zevenentwintig van de dertig Cantigas waarin sprake is van joden als kinderen van de duivel. In Cantiga 12 wordt zelfs opgeroepen tot een pogrom in Toledo!

Hoe valt dit met elkaar te rijmen? Om te beginnen kan worden geconcludeerd dat aan een gegeven van ondergeschikt belang (er stond slechts één joodse musicus op de salarislijst) overmatig veel waarde is toegekend. En onder de melodieën bevindt zich geen enkel spoor van Arabische invloeden.
Voorts is hier wellicht sprake van een zekere, ideologisch bepaalde overdrijving. Of – zoals op de CD met Cantigas door bijvoorbeeld Ensemble Sequentia – van een ideaal dat we door mogen laten klinken. Aan de actualiteit daarvan is niets veranderd.

N.a.v. uitvoeringen van de Cantigas door Ensemble Binchois gedurende het Seizoen 2014-2015 Oude Muziek, maart 2015, herplaats ik hier een verkorte versie van het tweede hoofdstuk uit mijn boekje Dialoog in muziek (1997).