Psalms Electrified

Wiek Hijmans (elektrische gitaar) gaf in een kleine oplage een kleinood uit: Psalms Electrified (2022). Op een cd legde hij eigen composities vast bij twaalf nieuwe Psalmvertalingen van Sytze de Vries. Twee daarvan speelde hij samen met andere musici: met zijn levensgezellin Tjakina Oosting op cello (Ps. 15) en Jan Erik van Regteren Altena op viool (Ps. 8). De teksten, afgedrukt in het mooi vormgegeven, begeleidende boekje, zijn een voorproefje van de bundel Tegen het donker, laten we zingen! die mede ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Sytze de Vries zal worden gepresenteerd tijdens het Oecumenisch Liedfestival op 15 juni 2025 in de Dom te Utrecht.

Ik kies hier voor twee Psalmen (37 en 8). In de eerste plaats omdat ze zich laten lezen met preken die De Vries eens over die Psalmen hield (respectievelijk op 30 januari 2011 in de Oude Kerk in Amsterdam en op 10 juni 2012 in de Hervormde Gemeente van Schalkwijk). Zó kan duidelijk worden hoe zijn exegese zich verhoudt tot die vertalingen. In de tweede plaats zijn het mooie voorbeelden om te ontdekken wat Hijmans c.s. er muzikaal uit halen; welke aspecten uit de tekst worden bijvoorbeeld benadrukt en hoe?

Psalm 37
Eerst Psalm 37, die De Vries de titel ‘Erger je niet’ meegaf. In zijn hiervoor genoemde preek had hij het over het woord ‘ootmoed’, dat in de nieuwe vertaling ‘nederig’ is geworden. Hij gaat hierop in zijn preek door: wat wordt er precies bedoeld? Dat wil zeggen … met het woord ‘ootmoed’ en met ‘ootmoedig’. In zijn vertaling kiest De Vries voor nederigen, want het gaat bij hem altijd over mensen en niet om het woord ‘nederig’ dat volgens hem ‘de filosoof Nietzsche deed uitroepen, dat het Christendom een slavenmoraal heeft’.

Meteen het begin al (‘Erger je niet’) heeft iets milds in vergelijking tot wat dr. C.A. Tukker (1938-2007) in Tekst voor tekst schrijft: ‘Beter is: ontsteek niet in toorn’, waarbij hij de vertaling van Sytze de Vries uiteraard nog niet kende, maar het vergelijkt met de NBG-vertaling ‘wees niet afgunstig’. [1] Het ‘Erger je niet’ is overigens ook de aanhef van de Hebreeuwse tekst en de NBV.[2]
De insteek van De Vries’ vertaling is een draad die verschillende kleuren krijgt: van een hedendaags ‘erger je niet’ naar een meer gedragen taalgebruik (ENIGE), dat wat Huub Oosterhuis eens ‘de tweede taal’ noemde. Overigens gaat deze Godsbenaming terug op de joodse traditie. Het woord is een andere vertaling dan ENE/EEN (vergelijk met Sjema Israël, Adonai elohenoe, Adonai echad, Deut. 6:4) en opent op die manier andere inzichten die hier verder buiten beschouwing blijven.

Het is het dubbele karakter dat Wiek Hijmans benadrukt: korte riffjes, gebaseerd op toonherhalingen van de oude melodie (Lyon 1547/Genève 1551) worden afgewisseld door flarden van deze melodie. Een tweeslag die ook de tekst zelf aanreikt: mensen die God vertrouwen aan de ene kant en mensen die dat niet doen. De nederigen tegenover de boosdoeners.

Psalm 8
Het tweede, en tevens laatste voorbeeld uit Psalms Electrified is Psalm 8. Een bekende Psalm. Sytze de Vries preekte er als gezegd over in Schalkwijk. Op een moment dat er veel kinderen in de kerk waren, omdat er een kinderkoor aan de dienst meewerkte. Dat kwam mooi uit, want in de Psalm én in de vertaling ligt de nadruk op kinderen. ‘Op de kindermond, / de klanken van de kleinsten’, op ‘het mensje’ en ‘dat mensenkind’. Niet op de Mensenzoon of Zoon des mensen. Nee: ‘het zijn niet de menselijke machten en krachten die Gods lof bezingen, maar het is de kindermond!’. Aldus De Vries in Taal die zingt.[3]

Mooi is ook het vers

Hem laat Gij het werk van uw handen
beheren en legt aan zijn voeten

Niet onder [beide onderstrepingen zijn van mij, EvS] zijn voeten, zoals in de Statenvertaling (vers 7), maar aan zoals ook de NBV vertaalt. Een leerling, zoals Paulus, zit aan de voeten van zijn leermeester Gamaliël (Handelingen 22:3), Maria aan de voeten van Jezus (Lucas 10:39).
De vertaling begint en eindigt met hetzelfde distichon, twee regels:

Breeduit staat uw Naam geschreven
over de wijde wereld.

Dáár ging de preek ook over: de Naam, de heilige Naam. Weer met zo’n kenmerkende zin: ‘Als hij [Mozes, EvS] met God in gesprek gaat, dan probeert hij juist voor zijn mensen er uit te halen wat er in zit’.

Toon Hagen [foto links] maakte een prachtige orgelcompositie over Psalm 8 (Domine, Dominus noster).[4] Het is – zei hij ter toelichting – een Psalm van verwondering. Van kinderen. Het stuk culmineert in de vorm van een dans, waarbij Hagen – die korte tijd als kerkorganist was verbonden aan de Amsterdamse Oude Kerk – aan zijn twee neefjes moest denken.

Wiek Hijmans en Jan Erik van Regteren Altena zoeken het in een rustige verwondering die vragend overkomt. De viool beweegt zich in lange lijnen, op de elektrische gitaar klinken er gebroken akkoorden onder.

In het begeleidende boekje bij de cd zijn de vertalingen opgenomen, alsmede een uitgebreid interview met Hijmans door Remco Takken, een voor- en dankwoord en biografieën van alle medewerkers. Een uitgave die van harte wordt aanbevolen. En een mooi voorproefje voor de bundel die volgend jaar verschijnt.

Psalms Electrified
muziek: Wiek Hijmans
vert. Psalmen: Sytze de Vries
ISBN 9789090367392
www.psalmselectrified.com

Foto rechtsboven gemaakt door Nori Rutgers-Dekker: Wiek Hijmans in gesprek met de schrijfster dezes.
Foto Toon Hagen ontleend aan diens website.

[1] C.A. Tukker: Tekst voor tekst. De Heilige Schrift verklaard en toegelicht. ’s-Gravenhage, Uitgeverij Boekencentrum, 1987, p. 303.
[2] Respectievelijk Tehilliem: Psalm 37 – een joodse uitleg. https://mens-en-samenleving.infonu.nl (geraadpleegd 31 augustus 2024) en: NBV: debijbel.nl (idem).
[3] Taal die zingt. Sytze de Vries 75 jaar. Schalkwijk, Stichting De Vertaalslag, 2022, p. 110. Met dank aan Sytze de Vries die mij deze bundel toestuurde.
Zie ook zijn mooie essay o.d.t. ‘Dat is andere taal…’ in de bundel Liturgie, stelt het iets voor? Red. Dick de Zeeuw en Ranfar Kouwijzer, Amsterdam CLV/Delft, Uitgeverij Eburon, 2000, p. 71-83. En een mooi artikel van Cok den Hertog o.d.t. ‘De onvertaalbare Naam’ in: Quadraatschrift jrg. 3 (1999) nr. 11 (nov.), p. 13-17.
[4] Gehoord op 24 augustus 2024 in de Dominicanerkerk te Zwolle. Uitgevoerd door de componist zelf.

Wij zijn geroepen

Nog een boek dat ik eind 2022 las en waarvoor ik hier aandacht wil vragen, is Boven is onder ons van Rick Benjamins, hoogleraar vrijzinnige theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU), uitgegeven door Skandalon.
‘Aandacht voor vragen’ is iets anders dan een recensie geven. Ik wil slechts wijzen op drie dingen die mij raakten: de titel zelf, zoals Marcel Barnard die uitlegde tijdens een presentatie van het boek op 8 november 2022 in de Amsterdamse Thomaskerk en het denken van twee theologen wiens werk Benjamins behandelt en dat mij allebei aanspreekt: dat van Hartmut von Sass (foto rechts), een nieuwe naam voor mij, en John D. Caputo, een naam die ik al wel kende en waarover ik zelfs al eerder blogde.[1]

Titel van het boek
Eerst de titel: Boven is onder ons. Natuurlijk kun je die lezen als: de Naam leeft onder ons, beleven we in de a/Ander, maar Marcel Barnard leest het ook als: ‘De bovenverdieping is voorgoed afgebroken, de trap is gesloopt. (…) Bonaventura’s methode, zijn weg naar God, voert naar de kelder. (…) God woont in de kelder. Het meubilair van de zolder is naar de kelder verhuisd. (…) Wij zijn geroepen de hemel als het ware weer naar boven te halen.’

Ik moet denken aan omschrijvingen in de roman Aminadab van Maurice Blanchot, die ik afgelopen jaar voor Literair Nederland recenseerde, maar het vereist meer studie, meer omdenken wellicht om te kijken of Blanchot er ook hetzelfde mee bedoelde als Barnard en Benjamins. Ik schreef in mijn recensie dat op de bovenste verdieping van het gebouw dat centraal staat in de roman, ‘niemand woont en het eigenlijk de bedoeling is dat Thomas [de hoofdpersoon, EvS] zijn bestemming ergens in de souterrains vindt, waar hij werkelijk thuis en vrij kan zijn. (…) De trappen leiden allemaal naar beneden. Geen trap gaat naar boven’.[2] Als gezegd vraagt het meer onderzoek naar Blanchot; de studie Het wakende woord (uitg. SUN, 2017) bracht mij tot nu toe niet veel verder.

Hartmut von Sass
Verder bracht mij zeker wél wat Benjamins in zijn boek over de Duitse theoloog Hartmut von Sass (1980) schrijft. Von Sass heeft het over God Die gebeurt, God Die ‘als hermeneutisch gebeuren’ moet worden verstaan. Hij is ‘de werkelijkheid waarin wij onszelf en de wereld nieuw verstaan’. Het Woord van God ‘valt bij ons binnen en onderbreekt ons’ (p. 152). Het gaat erom, zoals de theoloog Rudolf Bultmann zei, ‘hoe wij erop reageren’. ‘De openbaring krijgt pas gestalte doordat mensen daarop in de ontvangst reageren. Ze wordt pas Woord in het antwoord’ (p. 153). Ik moet ‘een nieuwe verhouding tot mijzelf vinden en een nieuw verstaan van mijzelf ontwikkelen’ (p. 156).
Tot zover Von Sass, die ik na lezing van wat Benjamins over hem schreef meteen op Twitter ben gaan volgen.

John D. Caputo
En wat bekendere naam is als gezegd die van John D. Caputo (1940). Ook hij heeft het over de Naam van God, Die ‘een gebeurtenis herbergt. De theologie moet die gebeurtenis bevrijden of losmaken van de naam’. Dat wil zeggen: thematiseren als koninkrijk van God: ‘rechtvaardigheid, vergeving, de gift en gastvrijheid. (…) Waar het koninkrijk van God gebeurt, breken die gebeurtenissen de bestaande situatie open. (…) Daarmee deconstrueren de gebeurtenissen van het koninkrijk ons en onze wereld. (…) God is de naam voor de gebeurtenis die het Zijn in beweging brengt en opschudt’ (p. 216). God is een roep, een oproep om in beweging te komen. Een roep of gebeurtenis wordt zo de ‘hermeneutiek van het verlangen naar God’ (p. 219). ‘God’, schrijft Benjamins met Caputo, ‘heeft ons nodig om God te zijn (de roep krijgt immers pas gestalte in ons gebed, geloof of hoop) en mensen hebben God nodig om menselijk te zijn’ (p. 224).

Von Sass en Caputo zijn theologen waarvan ik (nog) meer wil lezen. Om te beginnen bijvoorbeeld Hopeloos hoopvol van laatstgenoemde, ook uitgegeven door Skandalon (2017). Ze geven voor mij aan, dat Gods vleugels je niet alleen als die van een adelaar dragen, maar dat Hij er af en toe ook een tik mee uitdeelt en je daarmee opschudt en in beweging zet. Dat heb je als mens soms écht nodig.

 

[1] https://elsvanswol.nl/zingevend-zoutgevend-en-riskant/
[2] https://www.literairnederland.nl/recensie-maurice-blanchot-aminadab/

‘Wat er hier aan de hand is’

Er is waarschijnlijk geen echt protocol voor, maar wat mijn mondhygiëniste als begroeting had bedacht, raakte me. In deze tijd in figuurlijke zin natuurlijk. Zij nam er de tijd voor en bewoog een gehandschoende rechterwijsvinger langzaam richting die van mij. Pal voor de mijne die van haar raakte, hield ik in en zag Michelangelo’s De schepping van Adam voor mijn geestesoog.
Je ziet een afbeelding van het fresco in de Sixtijnse kapel (1511) vaker in coronatijd, meestal als een cartoon met twee pijltjes en ‘1 ½ meter’ als aanduiding tussen beide vingers, en Adam en God al dan niet met mondkapjes op.

Die hand was tot de middeleeuwen een oplossing voor als je God niet geheel wilde afbeelden. De hand van God is te zien op vroege muurschilderingen, mozaïeken en in miniaturen. Michelangelo’s God als geheel is een archetype geworden voor hoe God lang is afgebeeld: met een baard.
Tot op de dag van vandaag wordt gediscussieerd over de vraag of het spreken over Gods hand(en) wel bijbels is. In het tijdschrift In de Waagschaal schreef Willem Maarten Dekker bijvoorbeeld over Ruth 1:20 en Job als – om Jilles de Klerk in een reactie daarop te citeren – ‘de bijbels-theologische basis voor het dogmatische onderscheid tussen Gods linker- en rechterhand’.

Hier ga ik verder niet op door, want ik wil wijzen de nieuwe roman van Thomas Verbogt, Als je de stilte ziet er in mijn verhaal bij betrekken. Hierin staat namelijk een passage die me ook aan Michelangelo’s fresco en mijn mondhygiëniste doet denken: ‘Ik strekte mijn hand naar haar uit en zij de hare naar mij, zonder dat onze vingers elkaar raakten, achteraf gezien een misschien veel te theatraal gebaar, maar toen kon het niet anders. Ik wist: dadelijk draai je je om en loop je van me weg, om weer te verdwijnen in een leven waarvan ik geen weet heb. Ik dacht: misschien is wat er hier aan de hand is iets wat nog moet gebeuren, is het wel gebeurd maar moet het ons nog overkomen, en dat ik dan wel haar naam uitspreek en zij de mijne, duizend keer. Ze draaide zich om en liep van me weg’.

Het zijn niet alleen die vingers die elkaar niet raakten die me ook hier naar Michelangelo’s fresco voerden, maar ook de rest van de alinea: het weten dat de vrouw van de ik-persoon weg zal lopen, het denken dat er iets nog moet gebeuren en het uitspreken van de naam. Je zou zomaar voor die vrouw de zwevende God rechtsboven kunnen invullen. Komt Hij aan, of gaat Hij, net als die vrouw, juist weg? En als Hij weggaat, waar blijft Hij dan? In het Zijn NAAM? Al dan niet uitgesproken, als Adonai?

We hopen erop dat het is zoals in een hymne van de chassidische rabbi Lévi Yitzhak van Berditschew, die erg doet denken aan de bekende bede van St. Patrick:

De hemel: Gij. De aarde: Gij.
Boven: Gij. Onder: Gij. Waarheen ik me ook wend,
Ik eindig steeds bij U.
Gij alleen, alleen Gij, altijd Gij,
Gij, Gij!

 

Deze blog verscheen eerder in Drieluik, een gezamenlijke uitgave van de Protestantse Wijkgemeente in Amsterdam-Noord, januari 2021. Wordt hier – in iets uitgebreidere vorm – met toestemming overgenomen n.a.v. de controverse die onder orthodoxe imams in Soedan is gerezen m.b.t. Michelangelo’s Schepping van Adam. Het totale werk, waarvan hier slechts een detail wordt getoond, zou in hun ogen atheïsme propageren.

Wit/zwart, licht/donker

In het verlengde van de gewelddadige dood van George Floyd verscheen een artikel van de Shakespearegeleerde Farah Karim-Cooper (foto links) over de raciale betekenis achter het gebruik van licht/donker en wit/zwart in het Engeland van Shakespeare. En – laten we eerlijk zijn – in dat van onze tijd.
Een zin die me diep raakte, is deze: ‘It is a little odd but not perplexing that for years white scholars refused to or did not see the racial meanings behind the language of light and dark or white and black’. De auteur geeft dan voorbeelden van schilderijen en fresco’s met ‘divine light of God or Christ and the darkness complexions of devils, demons and death’. Zij concludeert, dat ‘binaries of black and white helped create or contributed to concepts of race’.

In de ruimte van de Openbaring
In dezelfde tijd dat ik dit artikel las, was ik bezig met de feestbundel ter gelegenheid van het emeritaat van de inmiddels overladen theoloog Nico Bakker: In de ruimte van de openbaring (Uitgeverij Kok Kampen, 1999). In veel bijdragen daaraan speelt het begrip ‘tertium’ een grote rol. Dat moet niet worden begrepen als een synthese van these (bijvoorbeeld wit of licht) en antithese (bijvoorbeeld zwart en donker), maar als een grond. Of – zoals Wouter Klouwen schrijft – het ‘geloof nergens anders hebbend dan in (…) de Naam’ (p. 59), dat in ons woning vindt. Of, zoals Augustinus zegt (geciteerd door Lieuwe van der Meer): dat ‘wij in elkander komen wonen, zodat zij als het ware in ons gaan spreken wat zij horen’ (p. 79). Met ‘zij’ bedoelt de kerkvader zijn leerlingen, met ‘ons’ de leermeesters.
Anno nu zouden we dit ook kunnen lezen als: wij (blanken) moeten (eindelijk) de wereld, de wereldorde (systemisch) leren bekijken, door de ogen van de zwarten. Het wij-zij denken overigens voorbij, wat wel ‘het nieuwe wij’ wordt genoemd.

Tertium
De vraag is nu, of het begrip ‘tertium’ ons verder kan helpen om dit te bereiken. Ik lees door in de feestbundel, met name in het deel ‘Dogmatiek’, en kom meermalen de tekst uit Exodus 3:5 tegen, over een plaats waar men niet kan staan, omdat de grond heilig is. Logisch, omdat het begrip ‘tertium’ dit ook uitdrukt. Klouwen schrijft dat daar de Héér God is (p. 60). 1)
Voor Dick Boer betekent het begrip bij Bakker ‘een theologie van verbondenheid heel in het bijzonder met die mensen voor wie elke oplossing van deze spanning [tussen ideaal en werkelijkheid, verlangen en realiteit, transcendentie en immanentie, vS] van levensbelang is (…) omdat de wereld zoals die is hun het leven onmogelijk maakt’ (p. 83). Boer leest de term als uittocht ‘uit de tragiek waarin de algemene geschiedenis verwikkeld is’.
Iets daarvan moet toch in het hier-en-nu kunnen worden verwerkelijkt? Het kan toch niet zo zijn, schrijft Christine Hack, dat het boek van Nico Bakker ‘af’ is? Zij zoekt het vervolg ‘in de gegeven naaste die onze broeder/zuster is als de ander (E. Levinas)’ (p. 96), in ‘tekenen van een levend Koninkrijk dat “reeds onder u is”’ (p. 99).

Het komt op concretisering aan. Om te beginnen ‘the binaries’ waar Farah Karim-Cooper het over had (ik heb niets tegen ….., maar ….). Het is zaak om deze tegenstellingen te overwinnen door een dialectische spanning. Geen of-of, maar en-en. Het is opvallend, dat alle schrijvers die ik tot nu toe in het deel ‘Dogmatiek’ las, vaak woordcombinaties als ‘op grond van’, ‘in de grond van de zaak’ gebruiken, onbewust en impliciet verwijzend naar een piramide waarin de synthese niet een versmelting, maar de basis, de grond vormt waarop wij staan en ons denken baseren.
Zou Trinus Hibma dat bedoelen, toen hij sprak over de Geest die in Genesis over de wateren zweefde, later vaste grond vond (Pinksteren 2020, Bethelkerk Amsterdam)?

Lege midden
In ieder geval zijn verschillende auteurs in de feestbundel duidelijk: op grond van de NAAM (Klouwen), de heilige plaats, waar de Héér God is (idem), een teken van het levend Koninkrijk (Hack).
Het zijn móóie omschrijvingen, ontegenzeglijk, maar vergeet niet dat die plaats primair leeg is. Het lege midden (Th. Witvliet), dat we niet meteen moeten gaan opvullen. Misschien moet in het verlengde hiervan, aan die mooie woorden, dan ook nog iets vooraf gaan: stilte, zwijgen. Daar gaat zóveel van uit: verbondenheid, de mogelijkheid om te luisteren, stil verzet soms ook.

Pas daarna is er misschien de opening, de mogelijkheid om in dat lege midden met elkaar in gesprek te gaan, samen op te gaan in het verzet tegen racisme, het aan te pakken. Met om te beginnen bijvoorbeeld het weghalen van kolonialistische standbeelden en monumenten die zwarte mensen telkens weer, als ze er langs komen, pijnlijk raken, en ze in een park à la het VIgelandpark in Oslo neer te zetten. Om ons eraan te herinneren én tot daden aan te zetten omdat wat onze voorouders deden nooit meer mag gebeuren. En op grond (!) van het feit dat de basis wordt gevormd door een gedeeld mens-zijn.

 

1) Het begrip ‘heilige grond’ kan ook anders worden uitgelegd. Demonstranten die op het Nelson Mandelapark in Amsterdam Zuidoost demonstreerden, wezen erop dat dit ‘heilige grond’ is; een plaats in Amsterdam die niet alleen zo heet, maar ook het middelpunt vormt van de meest diverse wijk in Amsterdam waar veel kleurlingen wonen die het racisme aan den lijve ondervinden, en waar het mogelijk is dat nu zwart en wit samen demonstreren.