Persoonlijk en herkenbaar verhaal

Lilianne Ploumen schreef met haar De deur naar de macht een heel persoonlijk verhaal, maar dat niet alleen. Doordat het zo persoonlijk is, weet ze je erbij te (be)trekken en je eigen verhaal erin te lezen. Zo verging het mij althans, en daar gaat deze blog over.

Haar verhaal is dat van een rooms-katholieke jeugd in een middenstandsgezin in Limburg, herkenbaar voor een kind uit een Nederlands Hervormd gezin in een grote stad in het westen van het land. Beider ouders hadden het vooralsnog niet breed, hadden niet gestudeerd en niet kunnen worden wat ze eigenlijk wilden. Mijn vader had zendeling-arts willen worden, mijn moeder binnenhuisarchitecte.

Zorgenkindje
Ik was net als Liliane Ploumen een zorgenkindje, veel te vroeg geboren. Bij haar was het de huisarts die vertrouwen in haar had, bij mij naast de kinderarts ook een leraar van de MULO die we op vakantie in Bergen (NH) tegen het lijf liepen en zei dat ik meer kon dan de huishoudschool die mijn ouders was aanbevolen.

Natuurlijk zijn er ook verschillen tussen Zuid-Limburg en Noord-Holland. In Limburg heerste een matriarchale cultuur, waar vrouwen de financiën beheerden, in Noord-Holland een patriarchale. Dat ging zelfs zover, dat mijn vader er als hoofdboekhouder een kasboek op na hield, waarin mijn moeder de dagelijkse uitgaven noteerde, hoewel ze volslagen gelijkwaardig beslissingen namen en er moderne opvattingen op nahielden. Mijn vader vond bijvoorbeeld wat de provo’s deden geweldig, je zou hem zelfs feministisch kunnen noemen en er werd thuis openlijk over bijvoorbeeld zoiets als de recent opgezette genderpoli aan de VU gesproken, waar wij pal bij woonden.

Christelijk
Ik werd net als Ploumen christelijk opgevoed, maar toen ik me tegen belijdenis-doen verzette, was het nota bene de wijkpredikant die mijn vader verzocht om wat de geloofsopvoeding betreft wat minder streng te zijn. Hij stond er wat bedremmeld bij en mijn moeder zweeg, want zij begreep het wel.

Ook ik was ik al jong lid van de bibliotheek. Van de openbare weliswaar, wat een eindje fietsen was. Niet van de rooms-katholieke, bij ons om de hoek in Buitenveldert. Wat ik in die tijd las, waren vooral biografieën.
Net als Ploumens vader, moest ook die van mij op een gegeven moment mede om gezondheidsredenen stoppen met werken. Ik wilde hobo gaan spelen, maar daar was toen eigenlijk geen geld voor. Mijn grootvader betaalde het instrument en dat was eigenlijk de eer van mijn ouders te na.
Tijdens de lange zomervakanties vonden mijn ouders dat ik vakantiebaantjes moest aannemen en niet alleen maar thuis blijven hangen. Dat was niet voor het geld, maar om ervan te leren.

Rood hart
En nu komt een ervaring die inhaakt op soortgelijke, politiek getinte ervaringen van Liliane Ploumen: ik ergerde me kapot aan het feit dat ik een keer mijn geld bij het uitzendbureau kwam halen, en iemand voor mij iets meer kreeg omdat hij/zij zo hard had gewerkt, en ik om mij onduidelijke redenen iets minder. Ra ra hoe hadden ze dit verrekend. Op dat moment begon mijn rode hart te kloppen. Een boosheid die, zoals Ploumen terecht schrijft, ‘voor iets groters blijkt te staan’.
Bij een ander vakantiebaantje kreeg ik letterlijk een berg werk op mijn bureau, terwijl de cheffin haar nagels ging vijlen. Ik stond op en gaf de helft van het werk terug. Dat was niet de bedoeling, vond zij, maar ik wel. Mijn rode hart klopte vanaf dat moment nóg harder. Plaatsvervangend.

Politiek
Ploumens leven en mijn leven gingen na onze respectievelijke studies duidelijk een andere kant op. Toch is het goed altijd naar de overeenkomsten in plaats van de verschillen te blijven kijken.
Lilianne Ploumen begon naast haar werk een politiek bestaan, ik werd bij mijn eerste baan in Leeuwarden direct lid van een (algemene) vakbond. Ploumen werd lid van de PvdA. Zij in 2002, ik pas in 2010, toen Job Cohen fractievoorzitter werd. Ik zegde mijn lidmaatschap echter weer op, toen de PvdA naar mijn idee rare spelletjes met hem en andere vooraanstaande leden ging spelen. En – eerlijkheidshalve, achteraf bekeken – al eerder speelde, zoals met Ella Vogelaar (2008). Ik ben weer lid geworden, toen Ploumen lijsttrekker werd. Bewust gekozen op een partij die niet in de coalitie met de VVD zat, maar tegenwicht bood, – dat werd mijns inziens weer de moeite waard. Al dachten velen daar, getuige de verkiezingsuitslag, helaas duidelijk anders over. En nog steeds, nu de VVD in peilingen niet daalt na de fratsen van Rutte, maar verbijsterend stijgt.

Oproep
Dit laatste staartje kon in Ploumens boek nog niet meekomen. En wat mij betreft mag die deur naar de macht, ook een deur naar de tegenmacht zijn Een sterke, controlerende parlementaire tegenmacht. In een tijd dat waardevolle ‘oude vormen en gedachten’ (De Internationale) sterven, en erom roepen om nieuw leven te worden ingeblazen én te worden verbreed, richting bijvoorbeeld meer aandacht voor zaken als duurzaamheid.

Een roep die met de houding van Rutte in een stroomversnelling is geraakt en niet mag uitdoven. Er is geen reden een partij het recht te ontzeggen om te veranderen. Ze mogen weer op mijn steun rekenen, hoewel ik niet meteen de stelligheid van Jan Terlouw zal beamen, die in zijn briefwisseling met Marjan Minnesma (Bezorgde brieven, uitgeverij Balans) schreef, dat ‘vrijwel altijd als ik ergens spreek over de klimaatverandering en de teloorgang van de biodiversiteit, me de vraag [wordt] gesteld: wat kan ik doen?’ en zijn antwoord luidt: ‘Wordt lid van een politieke partij, want dan neemt je invloed geweldig toe.’ Geweldig? Zo actief ben ik niet, maar voor de rest: mijn zegen hebben ze.

Lilianne Ploumen: De deur naar de macht
Uitgeverij Prometheus, 2021
ISBN 978 90 446 4625 2
Prijs: € 17,99

Tweede Kamerverkiezingen

Ik ben niet de eerste en de laatste, en vast niet de enige die dit jaar lang heeft zitten dubben over welke partij te kiezen bij de Tweede Kamerverkiezingen morgen. Dit is dan ook het verhaal van zo maar een kiezer.

De keuze ging, zoals wel vaker, tussen PvdA en GroenLinks. Ik ben zelfs een poosje lid geweest van de PvdA – in de euforie nadat Job Cohen er fractievoorzitter van werd. Ik weet zelfs het moment nog dat ik dit nieuws hoorde. In de trein, na een vergadering weer op weg naar huis. Een collega kwam opeens met zijn hoofd en mobieltje boven de stoelen uit en leek niet minder opgewonden toen hij het vertelde.

Maar de PvdA is de PvdA niet meer. Lodewijk Asscher, die ik het voordeel van de twijfel gunde, is voor mij door de mand gevallen. Nederland zou niet meer vluchtelingen op moeten nemen is één van zijn vele vrijages met rechts. En verre van des PvdA’s zoals ik de partij meen te kennen. Tot een afkeuring van dit standpunt kwam het niet openlijk. Naar verluidt omdat de partij zich tijdens de verkiezingscampagne geen ruzie kan veroorloven.
Wat niet wegneemt dat Asschers woordgebruik soms toch dicht in de buurt van een ruzieachtige toon komt. ‘Grote bek’ sprak hij bijvoorbeeld richting CDA.

Toch heb ik overwogen om PvdA te gaan stemmen, uit een wellicht nostalgische angst dat de partij misschien met één haal grotendeels uit het politieke landschap zou verdwijnen. En om richting toekomst te kijken en niet achterom, naar alles wat fout is gegaan rond de stemming van Samsom bijvoorbeeld. Maar vertrouwen in het programma en de lijsttrekker? Nee, die was er niet meer zo voor een partij die een motie om tot een klimaatwet in te dienen wegstemde en twee maanden later vol trots komt met … een klimaatwet!
Gaat het nu om de inhoud of niet? Dan deed de ChristenUnie (CU) het toch beter. Net als de SP en D66, die voor stemden. Maar op de twee laatstgenoemde partijen zal ik niet snel stemmen. Ze kwamen ook in de uitslagen van alle kieswijzer en dergelijke die ik invulde niet voor.

GroenLinks dan. Niet als strategische stem, maar gewoon omdat het programma me meer aanstaat. En de lijsttrekker in ieder geval in verkiezingstijd zijn fatsoen bewaart, al zijn de fratsen om Liesbeth van Tongeren van de kieslijst te verwijderen ook verre van fraai. Of Klaver tot ‘die groene knopjes’ behoort die – parafraserend – volgens Edy Korthals Altes in zijn boek Van havik tot vredesduif de ‘voorboden zijn van een nieuwe tijd, een nieuwe samenleving’ is afwachten. Maar de kans om als groen knopje uit te groeien, krijgt hij van mij.

Inhoudelijk is GroenLinks wél de partij die samen met de Partij voor de Dieren met de hiervoor genoemde motie kwam om tot een klimaatwet te komen. Al bieden in het verleden behaalde resultaten natuurlijk ook weer geen garantie voor de toekomst. En komt het klimaat vreemd genoeg niet of nauwelijks in de verkiezingscampagnes aan de orde.
Of het vervolgens alleen bij goede voornemens tijdens de verkiezingscampagnes blijft om Groningen te compenseren voor de schade door de aardgaswinning, moet ook nog maar blijken.
Toch hebben alleen GroenLinks, D66 en – wederom – de ChristenUnie volgens doorrekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) hun programma op orde om de klimaatdoelen te halen. En staat ook hun standpunt richting Europa me het meest aan.

‘Stem ideologisch, om achteraf geen grote spijt te krijgen’, luidde de leader bij een opiniestuk van Lex Oomkes in Trouw (1 maart 2017). Hij heeft gelijk. Mijn keuze is ten langen leste gemaakt. En dan is het hopen op een linkse coalitie, wat mij betreft samen met – zie hiervoor – de ChristenUnie. En op afstand misschien D66. Immers: D66 is het in ieder geval al eens met het voorstel Volwaardig oud worden van de CU, en dat mag opmerkelijk heten.
Traditiegetrouw stem ik tenslotte voor de pluriformiteit op een vrouwelijke kandidaat.

PvdA 70 jaar

Dr. Willem Drees sr. bij een tuinhek. 1951.

Dr. Willem Drees sr. bij een tuinhek. 1951.

Diederik Samsom, partijleider van de PvdA, schijnt Nederland graag te vergelijken met een auto die moet worden opgetakeld en weer rijklaar worden gemaakt. Laat ik daarom de PvdA zelf eens vergelijken met een auto. Met die waarin ik tientallen jaren geleden eens Vadertje Drees zag zitten. Hij reed over de Stadionweg in Amsterdam, pal bij het Hervormd Lyceum. Hij zat achterin, en dat verbaasde me. O, er zullen ongetwijfeld goede redenen voor zijn geweest. Veiligheids-redenen, of om zo rustig stukken te kunnen lezen. Maar: van het op één lijn zitten, in dit geval letterlijk naast de chauffeur was op die manier geen sprake. Je zou het symbolisch kunnen opvatten voor de aandacht van de PvdA in het algemeen, en zeker niet – haast ik erbij te zeggen – voor Drees in ’t bijzonder.

De ideologische veren zijn afgeschut. Het is al vaak gezegd. De lijn is die van een draaikont. Ook dat is maar al te waar helaas. En toch blijft de mantra van Samson dat de partij die in zulk zwaar weer verkeerd, er aardig in is geslaagd om ‘de’ inkomensverschillen kleiner te maken, ‘de’ huizenmarkt vlot te trekken, ‘de’ hypotheekaftrek aan te passen. Het woordje ‘de’ zet ik tussen aanhalingstekens, want zó sociaaldemocratisch is dat allemaal niet. Eerder iets van onder de vleugels van het neoliberale denken, waarbij vooral de hogere- en middenklasse verbeteringen zagen, maar de lagere- en arbeidersklasse niet of nauwelijks. En zo kan ik nog wel even doorgaan.

pvdaDe afwachtende houding met veel problemen die op ons afkomen, en dan opeens een knoop (vaak de verkeerde mijns inziens) in de besluitvorming erover doorhakken, zal met een oud-collega van mij die de uitdrukking te pas en te onpas gebruikte, binnenskamers wel ‘voortschrijdend inzicht’ worden genoemd. Eerst Syrië niet willen bombarderen, en dan opeens wel. Eerst vluchtelingen welkom heten en sommigen dan opeens linea recta met een veerboot terug willen sturen naar Turkije; een plan – volgens Amnesty International een ‘moreel failliet’-  dat van origine uit de koker van Gerald Knaus (European Stability Initiative) schijnt te komen. Het kan verkeren.
Pragmatisch heet dat, of met andere woorden: praktisch. In ieder geval verre van ideologisch, al plakt de PvdA er graag het etiket van wereldverbetering op.

Jarenlang ben ik lid van de PvdA geweest, en begrijp me goed: van de oude PvdA, die de veren nog niet had afgeschut, die nog niet aan draaikonterij deed. De partij van mensen als Cohen en consorten. Ik hoop nog steeds op een nieuwe PvdA, die het vaker aandurft om met GroenLinks op concrete punten samen te werken, zoals een klimaatwet. Tot zolang stem ik op de partij van Jesse Klaver. De man die eerst in alle bescheidenheid wil luisteren. Bijvoorbeeld waar het de vluchtelingenproblematiek aangaat. Eerst horen, dan pas doen. En dan liefst meteen de goede keuze maken.

Caute …

Spinoza_DingsDe maker van één van de beelden van Spinoza in Amsterdam, Nicolas Dings (geb. 1953, zie afb.) meldt dat de stad, ‘hoewel bij het Spinoza Lyceum een beeld staat (…), een meer in het oog springend, prominent monument wilde.’ Lees voor ‘de stad’: een groep burgers, verenigd in de Stichting Spinoza Monument. Binnen een half jaar hadden zij een ontwerp, geld en toestemming tot plaatsing. Het Amsterdams Fonds voor de Kunst gaf een projectsubsidie van 2,2 ton euro.

Het monument werd op de 376e geboortedag van Spinoza, 24 november 2008, onthuld door de toenmalige burgemeester van Amsterdam, Job Cohen en de wethouder van Cultuur, Carolien Gehrels. Op verzoek van de initiatiefnemers is het een figuratief beeld geworden, kenmerkend voor de stijl van Dings: filosofisch getint, met een groot gebaar.
In het voetstuk staat een samenvatting gebeiteld van wat als Spinoza’s filosofie wordt gezien: ‘Het doel van de staat is de vrijheid,’ vrij naar ‘Het doel van de politiek is dus in werkelijkheid de vrijheid’ (Theologisch-politiek traktaat 20.6). Naast de filosoof ligt een geslepen brok graniet van 20 gelijkzijdige driehoeken die verwijzen naar Spinoza’s beroep als lenzenslijper. Op de mantel van Spinoza zitten mussen en parkieten. Dings heeft uiteengezet dat deze symbool staan voor respectievelijk autochtonen (mussen) en allochtonen (parkieten). Ook zijn er rozen over de mantel uitgestrooid, verwijzend naar het levensmotto van Spinoza: ‘Caute’ (behoedzaam).

Het beeld is een cadeau aan de gemeente en de burgers van Amsterdam en wil een boegbeeld van de stad zijn, zoals Erasmus dat is van Rotterdam.
De plaats is bewust gekozen, vlak bij de plek waar hij werd geboren, de Zwanenburgwal.
Maar dat niet alleen: het beeld staat tegenover het Stadhuis. De spreuk op het voetstuk wil dan ook een oproep zijn aan niet alleen de burgers van de stad, maar ook aan de bestuurders ervan.

Misschien is het beeld van Dings al met al wat teveel van het goede. In vergelijkbare zin stelde Arnon Grunberg in NRC Handelsblad (6/7 december 2012) dat

iedereen (…) wel iets van zijn gading bij Spinoza [vindt] (…), vandaar dat denkers en academici uit de meest uiteenlopende richtingen Spinoza opeisen. We moeten echter van de filosofische traditie geen supermarkt maken voor eigen ideeën die alleen nog een autoriteit nodig hebben (…). Zijn denken is weerbarstiger dan de liefhebber van tolerantie, onderwijs en vrijheid, tot wie hij dikwijls wordt gereduceerd.

Dat neemt niet weg dat het bij de beelden van Dings vooral gaat ‘om universele waarden die worden gebruikt om bijvoorbeeld de politieke actualiteit van commentaar te voorzien. Het is een beeldtaal die cultureel en politiek al getest is en nog steeds blijkt te voldoen. Met deze sculpturen wordt een “luchtbrug” gemaakt naar de actualiteit’ (website Stedelijk Museum Kampen).

N.a.v. de tentoonstelling ‘Memory of de kunst van het vergeten’ met werk van Nicolas Dings in het Stedelijk Museum Kampen: http://stedelijkmuseumkampen.nl/cms/home/2012-07-17-15-27-54/huidige-exposities/150-nicolas-dings.html