De tweede helft

Onlangs verscheen mijn boek Tweespraak. Muziek in de gedichten van Anna Enquist (zie afb. rechts en link onderaan deze blog).
Hieronder treft u, om er een idee van te krijgen, een kort hoofdstuk aan. Over de bundel
De tweede helft (2000) van Anna Enquist.

1 De bundel
De omslag van deze bundel wordt gesierd door het bekende schilderij Snijden aan gras (1966) van Co Westerik[1]. Eerder koos Enquist al een doek van hem voor het omslag van haar debuutbundel, Soldatenliederen. Nu betreft het een grasspriet die in een vinger snijdt. De grasmat van een voetbalveld, Enquists geliefde sport waarover ze ook schreef, maar het is ook de snee die het leven in een eerste en tweede helft verdeelt.

Deze bundel is verdeeld in vijf afdelingen: ‘De plaatsen’, ‘Achteruit’, ‘De wegen’, ‘Vooruit’ (waarin het titelgedicht ‘De tweede helft’) en ‘Stilstand’.
In deze bundel staat slechts één gedicht over muziek: ‘Mozarts uitzicht’ [2]. Het is een gedicht in twee strofes van elk zeven regels (een septet), samen veertien regels.

Van Mozarts composities worden twee werken genoemd: het ‘Lacrimosa’ uit het Requiem en de opera Le Nozze di Figaro, maar ze staan niet onderaan het gedicht vermeld, als ‘bronvermelding’, zoals in Soldatenliederen, of als titel bovenaan, zoals ‘Erbarme dich’ (de aria uit Bachs Matthäus Passion), een klassiek sonnet in Jachtscènes, en zoals bij ‘Ik speel de Serenade van Suk’ in Een nieuw afscheid.

2 Mozarts uitzicht
Eerst het gedicht zelf. Het is een verhalend gedicht dat in twee strofen van elk zeven regels uiteenvalt en dat gaat over een gezin dat drie dagen de koortsige muzikant Mozart achterna loopt. Dit koortsige wordt uitgedrukt in de ritmische afwisseling van lange en korte klinkers: “Door Wenen” (r. 1, lang) en “muzikant achterna” (r. 2, kort), “traptreden” (kort) en “kroop” (r. 3, lang), “blote handen” (r. 4, kort) en “schoorsteen” (r. 6, lang), “Japanse vrouwen” en “Lacrimosa” (r. 9, kort), “koptelefoons” en “Spanjaarden” (r. 9), “floten de Figaro” (kort) en “schoolkinderen renden” (r. 10, lang en kort) “rond” en “muren” (r. 11, kort), “wangen” en “raam” (r. 13, kort en lang), “zagen wat gezien was: de Bloedsteeg” (r. 14, allemaal kort op Bloedsteeg na).

Als lieux de mémoires worden de traptreden beklommen, waar eens Mozart overheen rende. Om hen heen horen ze flarden muziek uit koptelefoons en in het gefluit van Spanjaarden. Ze zien kinderen die rond vitrines in hoogstwaarschijnlijk het Mozarthaus rennen, en ze zien wat Mozart eens zag: de Blutgasse, de Bloedsteeg bij het Mozarthaus.
Wat opvalt, is dat de ik-figuur dit allemaal niet alleen waarneemt, maar als onderdeel van een familie met de verwanten deelt, als gezamenlijke ervaring van leven (Le Nozze di Figaro) en dood (Requiem en Blutgasse). Al is het verhaal dat over de Blutgasse de ronde doet, namelijk de moord op Tempeliers (1312) die op deze plaats zou zijn voltrokken – overigens niet vermeld in het gedicht – een legende.

Dit brengt mij naar het door Enquist zeer bewonderde werk van de Oostenrijkse schrijver Thomas Bernard (1931-1989), over wie in haar Tegenwind een uitgebreid essay is opgenomen, gebaseerd op een ongepubliceerde en verloren gegane lezing[3]. Op een gegeven moment heeft Enquist het over Bernards “ontroerende roman Alte Meister”. Ze schrijft dat hij “troost kan zoeken en vinden bij de mensen tegen wie hij zich vroeger moest afzetten”[4]. “Het is”, schrijft ze, “alsof Thomas Bernard (…) zich een (…) bestaan heeft kunnen gunnen met zijn familie”[5].

In 2000 schreef ik een kort artikel over de “prachtige, korte roman Alte Meister, zijn meest humane boek”[6]. Een boek waarin de verhouding tussen beeldende kunst en muziek centraal staat, zoals literatuur en muziek in de onderhavige gedichten van Enquist. De hoofdpersonen, zaalwacht Insigler in het Kunsthistorisch Museum in Wenen en muziekfilosoof Reger spiegelen elkaar. Die spiegelingen zitten ook in de overpeinzingen over Francisco Goya (1746-1828) en Beethoven, natuur en kunst. Uiteindelijk blijkt dat Reger in de kunst vlucht om aan het leven te ontkomen. Hij gaat naar de oude meesters kijken (met name Tintoretto’s Portret van een man met witte baard) om verder te kunnen leven na de dood van zijn vrouw. Totdat hij op een gegeven moment ontdekt dat het allemaal leuk en aardig is om dat alleen te doen, maar dat het veel mooier is om dat met anderen samen te ondernemen. Het gaat hem niet om ‘een’ man met een witte baard op een schilderij, maar om een mens in levenden lijve.

Het is niet moeilijk deze conclusie specifiek te verbinden met het gedicht ‘Mozarts uitzicht’ van Enquist: het is mooi te kijken met de ogen van Mozart, maar veel mooier om dat samen met anderen, in dit geval het gezin van het lyrisch ik, te doen. Het doet pijn wanneer een deel daarvan – een echtgenote, een kind – is afgesneden.

[1] Zie: https://www.stedelijk.nl/nl/collectie/306-co-westerik-snijden-aan-gras
[2] Enquist, A. (2000). Gedichten 1991-2012, p. 271. Amsterdam: De Arbeiderspers.
[3] Anna Enquist, ‘De paardendeken’, in: Tegenwind, p. 115-125.
[4] Id., p. 123.
[5] Id., p. 125.
[6] Swol, E. van (2000). ‘Thomas Bernard: Alte Meister, in: De Rode Leeuw, nr. 120, 20 juni 2000, p. 8-9.

https://gopher.nl/shop/title.asp?id=14230
https://www.bol.com/nl/nl/p/tweespraak/9300000153232262/?bltgh=lpq0Rk1qttUDdizDVvFDDw.2_6.7.ProductPage

 

De Matthäus Missie van Reinbert de Leeuw

ripolin-mannetjes

En weer kom ik aanzetten met de Ripolin mannetjes. Het eerste mannetje verbeeldt in deze blog de Matthäus Passion van Joh. Seb. Bach, de tweede dirigent Reinbert de Leeuw en de derde de bezoekers van zowel de uitvoering van Bachs Matthäus onder diens leiding in de Amsterdamse Nieuwe Kerk als de bezoekers van de film die naar aanleiding hiervan werd gemaakt door Cherry Duyns: De Matthäus Missie (link onderaan).

De Matthäus is groots. Zó groot dat Frans Brüggen hem volgens zijn vriend Reinbert de Leeuw tijdens zijn leven slechts één keer heeft gedirigeerd. Ook De Leeuw zelf is nog nooit op het idee gekomen zich eraan te wagen, nog los van het feit dat hij – zoals Duyns opmerkt – meest muziek van levende componisten over het voetlicht brengt. Maar een telefoontje van de leiding van het barokorkest Holland Baroque trok hem over de streep. ‘Of ze eens mochten komen praten.’ Maar dan wél in de Nieuwe Kerk, en niet in het Concertgebouw.

De film begint met een shot waarin De Leeuw achter de piano gezeten een stukje uit Bachs meesterwerk speelt. Traag, soms zoekend. De camera zit hem op z’n handen – je ziet een versleten overhemd, zoals je later een versleten jasje ziet. Daar gaat het de musicus duidelijk niet om. De partituur, – die is heilig. Hij bijt zich er helemaal in vast. Met behulp van de visie van Kees van Houten, die Erbarme dich ziet als het middelpunt van de passie, het punt waarop de kruisbalken elkaar kruisen. Je kunt er een vraagteken bij zetten, maar ook dáár gaat het niet om.

Wie de repetities op het scherm volgt, ziet dat De Leeuw onvoorwaardelijk in zijn visie gelooft. Op dat moment is er geen ruimte voor een andere. De musici uit het orkest moeten opeens niet meer aan de slof strijken, zoals ze een week ervoor nog onder een andere dirigent werden geacht te doen, maar zoals een zanger zingt. Geen lettergrepen, maar onder één boog en zonder vertragingen aan het eind van een zin. Wanneer de concertmeester in Erbarme dich ‘buikt’ zoals ze dat uit de authentieke uitvoeringspraktijk gewend is, zegt De Leeuw dat hij het prachtig vindt. ‘Dus dat mag?’ vraagt ze zich een beetje verbaasd af.

De conclusie wordt getrokken dat we jaren door de authentieke uitvoeringspraktijk zijn gepokt en gemazeld, als musici en als luisteraars. Het was een standaard geworden, en we zijn er zonder meer enorm door verrijkt. Maar het werd voor sommigen soms ook een beetje een keurslijf. De Leeuw is erdoor beïnvloed, dat is duidelijk, maar staat er ook boven. Zijn opvatting is, zoals één van de musici zegt, een retorische. Soms een beetje te langzaam, wanneer de solo-alt naar lucht staat te happen en zegt dat het zo écht niet kan; ze gaat dood op die manier. De dirigent geeft toe. Een zeldzaamheid, dat moet hij zelf ook erkennen.

De musici ervaren zijn manier van werken als een ‘aardbeving’, de repetitor van het Roder Jongenskoor vraagt extra attent te zijn op de niet altijd duidelijke slag van de dirigent. En een lid van het Nederlands Kamerkoor zegt tijdens de koralen tot tranen toe geroerd te zijn. Dat is hem in geen jaren overkomen.
Het overkwam mij ook bij het zien van de film. Weer zo’n geweldige film van Cherry Duyns, die iedere muziekliefhebber zou moeten zien. Omdat de boodschap van de Matthäus (volgens De Leeuw een oproep tot humaniteit) samenvalt met de broosheid van de dirigent en een beroep doet op de empathie van uitvoerenden én luisteraars. De Ripolin mannetjes in optima forma.

http://www.nederlandskamerkoor.nl/concertenreeks/matthaus-passion-met-holland-baroque/

De Matthäus missie van Reinbert de Leeuw

Matthäus Passion met een schaduw

KG 3632, 10-10-2005, 11:50, 8C, 6661x7776 (839+2040), 100%, Rembrandt, 1/100 s, R30.9, G4.2, B11.6Je worden teruggeworpen op een dragende grond van het bestaan. Op een God die met ons is in nood en dood. Op de Mensenzoon die we aantreffen op Golgotha. En met hartstocht en diep verlangen zien we uit naar het Paasfeest.    

Ds. Arjan Plaisier, scriba van de generale synode

 

Al deze elementen troffen de toehoorders van Bachs Matthäus Passion in het Amsterdamse Concertgebouw gisteren aan. Een uitvoering door The Monteverdi Choir en de English Baroque Soloists, met als (gast?) cellist Richte van der Meer o.l.v. John Eliot Gardiner. Een uitvoering die werd opgedragen aan de slachtoffers in Brussel en hun nabestaanden.

Het begon – dat was even schrikken – met een ongelijke inzet, wat scherp klinkende violen, maar de klank werd steeds warmer. Iets waar op een gegeven moment niet een jongenskoor maar het Nationaal Jeugdkoor, ingestudeerd door Wilma ten Wolde, aan bijdroeg. Steeds luider klonk de roep: ‘Kommt ihr Töchter, helft mir Klagen, helft mir Klagen.’ Om de Mensenzoon op Golgotha, om het leed in de wereld.

Uit de koralen in met name het eerste deel klonk de visie van het geloof zoals Plaisier het noemt: een dragende grond van het bestaan. Een geloofszekerheid die je terug wierp in de tijd waarin Bach zijn Passion schreef en die je misschien nu niet meer zo mee kan maken. En waar de God die met ons mee lijdt een beetje voor in de plaats is gekomen. Beide kon je gisteravond beleven.

Heen en weer pendelde het met een diep verlangen, zoals in de sopraanaria ‘Ich will dir mein Herze schenken’, waarin de prachtige oboe d’amores uit het eerste orkest hun dan weer omhoog gaande beweging en dan weer dalende beweging extra leken aan te zetten. Een detail om nooit te vergeten.
Wat een sopraan trouwens, Hannah Morrison, die regelmatig met John Eliot Gardiner werkt en onlangs ook met Masaaki Suzuki. Ook haar duet ‘So ist mein Jesus nun gefangen’ met een alt uit het koor, Clare Wilkinson, klonk als een klok.

En dan heb ik er slechts twee namen uitgelicht, maar eigenlijk waren alle stemmen van topniveau. Van de evangelist (Mark Padmore) en de Christuspartij (Stephan Loges) tot de kleine partijen, die uit het koor naar voren kwamen.

Opvallend was de schaarse continuo-bezetting met als basis slechts twee uit de kluiten gewassen kistorgels en – opvallend, haast ouderwets – een klavecimbel in het tweede orkest. Zoals ook sommige koralen mij weer een stapje terug wierpen in de tijd: zacht–zachter–zachtst (één keer zelfs een eerste zin onbegeleid, zoals ik met van Colin Davis kan herinneren) of – het andere uiterste – hard-harder-hardst.Het kan allemaal weer. Maar niet alles wat kan …

Een ander hoogtepunt was ongetwijfeld de altaria ‘Erbarme dich.’ Op goede gronden kun je menen, dat ‘Aus Liebe’ het centrale punt is van de Matthäus Passion, ook qua opbouw. Maar gisteren was dat gevoelsmatig ‘Erbarme dich.’ Met een vioolsoliste uit het eerste orkest die zich met het gezicht naar de zaal wendde, en haar partij – zoals ook de andere obligate orkestpartijen, de zangsolisten en het koor – uit het hoofd speelde. Zo het hart van het publiek in. Het leek alsof de zaal in een vacuüm verkeerde en iedereen met zijn/haar gedachten bij de nood en dood in onze wereld was.

Juist nu. Nu het koor en orkest vanavond geen uitvoering kunnen geven in Brussel. Juist nu een Matthäus Passion waar een schaduw overheen viel. Als op een ets van de Kruisiging door Rembrandt in het Teylers’ Museum in Haarlem (zie afb.).