Tekstvoltrekking én muzikale dynamiek

Arleen AugérIn een mooie recensie van het boek Bachs grote Passie van Ad de Keyzer door Martin Hoondert (http://www.debezieling.nl/bachs-grote-passie/) vraagt de auteur zich af of De Keyzer wel gelijk heeft met ‘zijn centrale these dat de “tekstvoltrekking door Bach betekenis genereert bij de hoorder”.’ Heeft dit ‘niet veel meer te maken met de muzikale dynamiek? Worden de luisteraars niet in de eerste plaats gegrepen door de klanken?’
Mij overkwam het dat het één (de tekstvoltrekking) en het ander, de muzikale dynamiek samenvielen. Ik schreef daarover in Bekirbénoe (april 1993) en een gedeelte uit dat artikel herplaats ik hier, in de veertigdagentijd.

Nooit duidelijker dan door toedoen van de Amerikaanse sopraan Arleen Augér (zie foto) heb ik begrepen dat het kernpunt van de Matthäus Passion van Joh. Seb. Bach ligt in de aria Aus Liebe will mein Heiland sterben (tweede deel, nr. 58 volgens het klavieruittreksel in de uitgave van Peters). Een schitterende aria met fluitsolo en begeleiding van twee oboi da caccia. Dus zonder de gebruikelijke basso continuo-basis van bijvoorbeeld een orgel. Hierdoor gaat de muziek als het ware zweven gelijk het lichaam van Jezus van Nazareth op Piëta’s of schilderijen van de graflegging uit de renaissance. Of zoals in de sopraanaria Qui tollis peccata mundi (Gij die de zonden der wereld draagt) uit Bachs Mis in G. De laatste overeenkomst kan geen toeval zijn, want zingt de sopraan in ‘de Matthäus’ vervolgens niet:

Von einer Sünde weiss er nichts,
Das ewige Verderben
Und die Strafe des Gerichts
Nicht auf meiner Seele bliebe?

Wat de interpretatie van Arleen Augér, meer dan welke preek ook, mij duidelijk heeft gemaakt, is dat de aria Aus Liebe de kern van het hele lijdensverhaal is.

Sterker nog: het symmetrische midden van de Matthäus Passion wordt gevormd door drie nummers: het koraal Wie wunderbarlich (nr. 55), het arioso Er hat uns allen wohlgetan (nr. 57) en de aria Aus Liebe will mein Heiland sterben (nr. 58). De vorm ondersteunt zo de inhoud.

Dat is het wat de bezoekers van de uitvoering met Arleen Augér (de laatste waarin ze voor haar overlijden te horen was) ervoeren. Het leek, zoals een vriendin van mij zei, alsof iedereen een paar centimeters boven de stoel zweefde. Inclusief de solofluitist uit het Concertgebouworkest die van emotie uitschoot. De tekst had zich in alle dynamiek voltrokken.

Familie

CuriouserIn het beeldessay ‘Familie’ van Kunstbeeld (nr. 10/2013) staat een intrigerend schilderij afgedrukt (zie afb.): Little Curious (2007) van Lise Haller Baggesen  (geb. 1969, Aarhus). Je kunt er uren naar kijken en ontdekt telkens weer iets nieuws.

Omdat het schilderij in het  essay ‘Familie’ is opgenomen, ga ik ervan uit dat de twee jongens rechts met hun ‘geraamtepakjes’ broertjes zijn. Maar het is vooral het kleine kind links dat intrigeert. Met twee vleugels op de rug schijnt het in de serre, tussen binnen en buiten, te zweven. Insectenvleugels lijken het. Of zijn het engelenvleugels? Mijn gedachten gaan naar schilderijen van Vlaamse primitieven, waar overleden kinderen tussen de familie zijn opgenomen als waren ze nog onder de levenden. Soms wordt er, zoals bij Hans Memlings Moreelsetriptiek, nog een dochter of zoon tussen gepropt, over het landschap heen. Ze horen er allemaal bij.

Maar wacht even: wanneer je op de website van de kunstenares de afbeelding opzoekt, zie je dat in Kunstbeeld een belangrijk detail ontbreekt: een hand linksboven! Is het pa of ma die het kind, dat op het punt staat het ‘spel’ van de broertjes met de dolgedraaide wereld(bol) te stoppen, naar binnen wil trekken, of is het God, die – om in termen uit de tijd van de Vlaamse primitieven te blijven – de zielenpop mee naar de hemel neemt, zodat het kind gewichtloos blijft zweven? En de verantwoordelijkheid voor de wereld, de natuur en de mensen om ons heen nu ook bij ons, mensen als de broertjes, legt?

Het kindje is even gewichtloos als de aria Aus Liebe uit Bachs Matthäuspassion, waaraan de gangbare basso continuo, het fundament, ontbreekt, zodat de instrumenten en de zangstem lijken te zweven? En als het goed is zweven ook de luisteraar in zaal of kerk, wanneer de aria wordt gezongen een stukje boven hun stoel. Is het kind misschien Jezus, de doeken waarin hij werd gewikkeld op de lattenbank onder hem? Of is de lattenbank een draagbaar en liggen de windsels al klaar? Zoals Bach in het Weihnachtsoratorium een passiekoraal inlast, als voorafschaduwing van wat komen gaat?

De website van Kunstbeeld belooft uitsluitsel te geven (http://www.kunstbeeld.nl/links). Maar zelf vast goed kijken en je verbeelding laten spreken, is óók goed!