Kracht in zwakte

Soms lees je recensies over boeken van filosofen, theologen, schrijvers en dichters waarvan je denkt: Hé, dat zou wel eens iets voor mij kunnen zijn. Dat overkwam mij nu bij het lezen van – om te beginnen – het artikel ‘Dialectiek als hoopvolle realiteit’ van Hetty Boersma in het tijdschrift In de Waagschaal (jrg. 53 nr. 8, augustus 2024). ‘Over de ecclesiologie van Andrew Root’, zoals de ondertitel luidt. Root (1974) is – schrijft Boersma – ‘praktisch theoloog, lutheraan en Amerikaan’. De dialectiek die hij voorstaat, is ‘als licht in het duister, leven in sterven, kracht in zwakte, oneindigheid in eindigheid, genade in dood, leven in dood’. In een wachten op God. Actief wachten, alert zijn.

Andrew Root: Wachten op God
Zo heet de titel van het enige tot nu toe in het Nederlands vertaalde boek van Root: Wachten op God (KokBoekencentrum, 2024). Een titel die doet denken aan Samuel Becketts toneelstuk Wachten op Godot, wat vaak wordt ingevuld als Wachten op God, maar – zegt Beckett – als ik dat bedoelde, dan had ik dat wel geschreven. Ook Rüdiger Safranski doet het weer, in zijn recente boek over Franz Kafka (Atlas Contact, 20240.[1]

Kafka lezen in het donker
De naam Kafka brengt mij bij een gedicht van Erwin Steyaert (1959, ‘Kafka lezen in het donker’) in de bundel Daar begint de poëzie (Van Gennep, 2014) dat ik onlangs cadeau kreeg van een oud-medestudent en bibliothecaris. Steyaert – ja: een Vlaming. Iedereen die deze blog een beetje volgt, weet dat ik mijn hart heb verpand aan Vlaamse dichters. Weer een naam waarvan ik denk: Iets voor mij.

Genoemd gedicht ging een gesprek aan met wat ik over Root las in In de Waagschaal en over Kafka bij Safranksi. Steyaert heeft het over

 …………………….……………….. licht
dat je kunt zien bij dag.

Je kunt ziende worden in het duister. Kafka

………………… schrijft op een vel

van licht.

Rüdiger Safranski: Kafka
‘Schrijven voor zijn leven’ luidt de ondertitel van het boek van Safranksi. Kafka schreef volgens hem door een innerlijke noodzaak gedreven. In de roman Het proces ziet de Duitse filosoof en historicus Safranski ‘de inhoudsloze transcendentie van de geseculariseerde wereld’, maar later in zijn boek meent hij dat die leegte volloopt. Zo raakt hij aan wat Boersma over Root schrijft (het duister wordt gevuld met licht, de dood met genade) en Steyaert over Kafka. Of – in een paar gedichten later in genoemde bundel Daar begint de poëzie (‘Monnik’):

Tot zijn zang het raadsel echoot

dat hem uitholt. Als een glasraam
licht zijn lichaam op.

Kracht in zwakte. Dat is het.

[1] Zie mijn recensie: https://8weekly.nl/recensie/door-innerlijke-noodzaak-gedreven/
En zie wat Andrew Root betreft dit recente verslag: https://www.pthu.nl/actueel/nieuws/2024/11/wachten-op-god-een-middag-met-andrew-root/

‘Sublieme verschrikking’

‘Sublieme verschrikking’ kopte The New Yorker aldus presentator Hans Haffmans daags na de voor-generale die we als Vrienden van de Nationale Opera & Ballet samen met die van het Residentie Orkest konden bijwonen van Kaija Saariaho’s laatste opera, Innocence (in: Podium, 4 oktober). [1]
De koppenmaker van de krant zal het woord ‘sublieme’ (sublime) in de gebruikelijke betekenis van het woord hebben gebezigd: ‘schoonheid in haar hoogste vorm of graad vertonend’ (Van Dale), maar de combinatie met ‘verschrikking’ (terror) deed mij meteen denken aan de filosofische betekenis van het woord: het sublieme als iets dat inherent mooi en verschrikkelijk is. Zoals de natuur bijvoorbeeld. Of zoals Edmund Burke het omschrijft: het is datgene dat ons intimideert en bedreigt (in: Een filosofisch onderzoek naar de oorsprong van onze denkbeelden over het sublieme en het schone, Historische Uitgeverij, 2004). Zoals doodsangst dat ten diepste is.

De zang
Het woord gaat zowel op voor Saariaho’s muziek als voor het libretto van de Fins-Estse schrijfster Sofi Oksanen, van wie ook in het Nederlands romans zijn vertaald en verschenen. Het is zeker géén psychologische thriller, zoals in veel voorpublicaties valt te lezen. Want daarin zijn de karakters meestal wat vlak en onuitgewerkt. [2] Dat is hier absoluut niet het geval. Alleen al het feit dat er op traditionele wijze wordt gezongen, gesproken (in negen talen), er Sprechgesang is door de lerares Engels op een internationale school in Finland (een prachtige rol van Lucy Shelton) en dat de geest van een slachtoffer van een schietpartij op die school, leerlinge Markéta wordt gezongen in volkse toonaard (Vilma Jää) zegt genoeg: hoe moet je je uiten na zo’n gebeurtenis, kán je je wel uiten? Is taal wel toereikend?

De orkestmuziek
Ook de klankkleuren die de componiste ontlokt aan het grote orkest en het (onzichtbare) Koor van de Nationale Opera (ingestudeerd door Edward Ananian-Cooper) is zeer rijk, zoals we van ander werk van Saariaho kennen. Wat het Residentie Orkest hier onder leiding van de Zwitsers-Australische dirigente Elena Schwarz voor elkaar bokste, grenst aan het ongelooflijke. Trefzeker leidde zij de grote bezetting door de hondsmoeilijke partituur. Geen wonder dat ze meteen is gecontracteerd voor een symfonisch concert met het orkest, zoals directeur Sven Arne Tepl tijdens een interview voorafgaand aan de voor-generale meldde.

Het libretto
Het verhaal is gebaseerd op twee schietpartijen op scholen in Finland en de nawerking daarvan op de familie van de schutter, waarvan de broer (Markus Nykänen) op het punt staat te trouwen met een Roemeense immigrante (Lilian Farahani), die onbekend is met deze gebeurtenissen.
De context van het decor van Chloe Lamford, een draaiend plateau met een eetzaal, keuken, klaslokalen, badkamer en trappen, hier en daar realistisch besmeurd met vegen bloed op de muur, heeft duidelijk Noordse elementen, zoals de designlampen van de Deense ontwerper Louis Poulsen aan het plafond. Maar los van deze context moest ik vaak denken aan de recente schietpartij in een leslokaal van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam; de ‘monumentale roep tegen geweld’ (Ross) is universeel.

Net als de gevoelens waarover de sterke cast van maar liefst dertien zangers/acteurs (gebaseerd op het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci): had ik het aan kunnen zien komen? Ik kan na deze gebeurtenis geen les meer geven. Ik kan nooit meer met mijn rug naar de deur zitten.
Dit alles in een doorgecomponeerde opera die nog geen twee uur duurt, die wij tijdens de voor-generale bijna in zijn geheel zagen. Het slot zal mij altijd bijblijven: vier personages, twee aan twee buiten het decor op de toneelvloer. Als buitenstaanders. Als dragers van een doodskist? Adembenemend, net als de hele opera.

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2023-2024/innocence

[1] Alex Ross: The Sublime Terror of Kaija Saariaho’s ‘Innocence’ (The New Yorker, 19 juli 2021).
[2] Zie bijvoorbeeld https://8weekly.nl/recensie/genieten-en-griezelen/

Reactie van een liefhebber

Verhaal kort: ik las een voorpublicatie uit het boek Keep Swinging van Bert Vuijsje. Was erdoor geraakt, deed mee aan de winactie van Bazarow én won het boek (uitg. In de Knipscheer, 2022)!

De voorpublicatie betrof mijn geliefde Thelonious Monk (1917-1982), de ‘aardse hogepriester’, die door Vuijsje heel raak wordt neergezet: ‘Muziek die even volmaakt vergeestelijkt als even volmaakt diep-aards is’ (p. 104). Vind je het gek dat ik daar gek op ben?

Een omschrijving als ‘[Chet] Baker hield het sober maar blies precies de noten die noodzakelijk waren’ (p. 198) deed me denken aan een onvergetelijk optreden van Misha Mengelberg in Arnhem, al ziek zijnde: één noot, maar dan wel zó raak dat ik vol schoot.

Zo zou ik de ’33 jazzmeesters van de 20ste eeuw’, zoals de ondertitel van het boek luidt, allemaal langs kunnen gaan, maar dan wordt het een onleesbaar corvee. De ontdekkingen vallen je toe en zetten aan tot luisteren. Een recensie in de klassieke betekenis van dit woord valt dan ook van mij niet echt te verwachten; ik ben weliswaar een liefhebber, maar geen kenner , maar lust van een boek als dit pap.

Rugproblemen
Ik kwam al lezend wel op het spoor van iets dat mij, als de cultuurcolumns in het tijdschrift Wervelingen nog bestonden, wellicht tot zo’n column hadden aangezet. We hebben het dan over het feit dat Vuijsje in verhouding aardig wat aandacht besteedt aan jazzmusici die op de een of andere manier leden aan een ziekte of gebrek. De vraag is dan: speelden of zongen ze ondanks of dankzij dat gegeven de sterren van de hemel?
Vuijsje laat het antwoord meestal in het midden: ‘Of het door zijn handicap kwam, zal niemand ooit weten, maar in elk geval ontwikkelde Django Reinhardt zich (…) tot een gedreven en originele jazzgitarist’ (p. 56).

De twee musici met een rugprobleem die in Wervelingen langs hadden kunnen komen, zijn Chick Webb (foto rechtsboven) en Clark Terry. Hun problemen waren overigens heel verschillend. In verband met Webb noemt Vuijsje het woord ‘ondanks’: ‘Webb (…) had een behoorlijke faam verworven als spectaculair drummer, ondanks zijn lichamelijke handicap (hij leed in zijn kindertijd aan tuberculose die het ruggenmerg had aangetast, had daardoor een bochel gekregen en was nauwelijks langer dan één meter vijftig’, p. 93). Terry ‘werd (…) steeds meer gekweld door ondraaglijke rugpijnen waartegen geen operatie of behandeling hielp. Maar ook hier sloeg hij zich met een onaantastbare geestkracht doorheen’ (p. 130).

Chick Webb en Clark Terry
In het geval van Chick Webb hoef je maar een foto te bekijken en je ziet wat het probleem is (zie foto rechts), bij Clark Terry is dat niet het geval. Hun muzikale ontwikkeling er in beide gevallen toch niet los van te zien.
Clark kon zijn ‘spectaculaire’ spel ontwikkelen na aanpassingen van zijn dumstel. Terry hing op het eind van zijn leven zijn trompet aan de wilgen en ging zingen. Ik zou wel eens willen weten, of hij daarin eenzelfde niveau heeft bereikt als op de trompet. Misschien heeft het dan pas zin, om ziektes en aandoeningen te vermelden?

De vervoering die ik bij het lezen van dit boek met 33 korte portretten ervaarde, voerde mij terug naar mijn jeugd, toen ik bij voorkeur biografieën leende uit de Openbare Bibliotheek. Het verschil nu is, dat de opnamen die worden genoemd makkelijker te vinden zijn dan toen. Want om luisteren gaat het natuurlijk uiteindelijk. Bijvoorbeeld naar de zang van Terry (Wham!) om maar iets te noemen.
Dank je wel Bazarov, dank je wel In de Knipscheer voor dit mooie boek!

Bert Vuijsje: Keep Swinging
33 jazzmeesters van de 20ste eeuw.

Met bijdragen van Jeroen de Valk en foto’s van William P. Gottlieb
In de Knipscheer, 2022
ISBN 978-94-93214-67-5
260 pagina’s
€ 24,50

Een mooie ervaring rijker

Opeens hoor ik een mijnheer op een balkon beneden mij tegen iemand zeggen: ‘Heb je je goed voorbereid?’ Het antwoord kon ik niet verstaan, en het is natuurlijk altijd meegenomen als je het libretto van de opera die je gaat zien een beetje kent, maar helemaal nodig was het niet, want aan het begin en gaandeweg Rodelinda (1725) van Händel werd het voor ons op doek ‘uitgetekend’. Of, zoals het in het blad van De Nationale Opera, Odeon heet:

Rodelinda en haar zoontje Flavio zijn alleen achtergebleven nadat hun echtgenoot en   vader, koning Bertarido, van de troon is gestoten door Grimoaldo. Iedereen denkt dat Bertarido is gestorven in deze machtsstrijd. Grimoaldo wil dat Rodelinda zijn vrouw wordt, maar zij wil trouw blijven aan haar doodgewaande man. Rodelinda stemt in met het huwelijk onder één voorwaarde: dat Grimoaldo haar zoon eigenhandig vermoordt om te bewijzen dat zij een echte tiran is. Zij verwacht stiekem dat Grimoaldo deze daad niet kan voltrekken en hoopt het huwelijk met dit wrede verzoek uit te stellen. Intussen blijkt Bertarido toch nog in leven en de intriges stapelen zich op. Verwarring, moord, vergeving en hereniging volgen.

Het lijkt net The Heart Goes Last van Margaret Atwood in spé, in plaats van met robots compleet met een maskerade.

Meestal duurt zo’n opera voor je gevoel lang, te lang door alle herhalingen en aaneenrijging van aria’s, maar hoewel deze maar liefst ruim drie en een half uur in beslag neemt, hield dirigent Riccardo Minasi er met het topensemble Concerto Köln de vaart in. Af en toe afgeremd door (veel) applaus, maar dat behoort tot de mores van de opera, zoals – merkte ik afgelopen week weer – het direct (negatief) commentaar leveren na een lied bij de Vocale Serie hoort. Soms is een zanger nauwelijks uitgezongen, zoals countertenor Bejun Mehta na zijn eerste, verstilde aria ‘Dove sei, amato bene?’ En dat terwijl je er nog even in zou willen verwijlen.

De opera speelt in een classicistisch, Engels landhuis dat mooi werd uitgelicht en bélicht met schitterende videobeelden. Bijvoorbeeld van ruisende bomen, wanneer een pastorale als ‘Con rauco mormorio’ werd gezongen, begeleid door blokfluiten en traverso. In dit verband mogen de namen worden genoemd van Christian Schmidt (decor en kostuums), Joachim Klein (licht) en Andi A. Müller (video).

Bij de solisten viel één extra toevoeging op: de rol van Flavio, het zoontje, als zwijgende rol, gespeeld door de (kleine) acteur Fabián Augusto Gómez, op het laatst net zo vermoeiend als een kind kan zijn. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de hoofdrol, Rodelinda, gezongen door de Engelse sopraan Lucy Crowe. Ik las ergens dat haar mimiek te wensen over zou laten, maar zij doet het vooral met klassieke gebaren die soms zelfs stil worden gezet. Overigens: tijdens een lezing bij Spui25, waar ik eerder over blogde, werd juist het ontbreken van mimiek bij Maria Callas geprezen. Het kan, in de loop van de tijd, dus verkeren.

Zonder de andere solisten te kort te doen, was het hoogtepunt voor mij het adembenemende duet tussen Lucy Crowe en Bejun Mehta, ‘Io t’abbraccio’. Niet in de laatste plaats doordat de traverso en de zang, de zang en de traverso samensmolten; zó luisteren instrumentalisten naar zangers én zangers naar instrumentalisten! En ook niet in de laatste plaats door de enscenering van dit duet, in het landhuis, op twee tegenover elkaar liggende overlopen. Mede dankzij regisseur Claus Guth en dramaturg Konrad Kuhn. Zo ging de tijd voorbij en waren we een mooie ervaring rijker.

Zij aan zij

Het was vandaag weer raak: Fête de la Musique Ermelo, het jaarlijkse festijn rond 21 juni, de langste dag van het jaar. Alle genres die je maar kunt bedenken komen er zij aan zij aan bod, van harmonie, fanfares en brassbands in de buitenlucht tot harmonium en mondharp, popkoren en rockbands, en shanty- tot christelijke koren.

Elk jaar zoek ik een bepaald genre uit dat ik wil volgen: de ene keer ensembles in de Oude Kerk en het Gemeentehuis, en de andere keer een organist in de Lukaskerk en een pianist in boekhandel Riemer en Walinga, een van de mooiste zo niet mooiste boekwinkel van Nederland. Dit keer had ik gekozen voor twee Christelijke Oratorium Verenigingen: COV Putten in de Immanuelkerk, pal bij het station, en COV Noord West Veluwe in de iets excentrischer gelegen Rehoboth kerk.

Ik begon mijn tocht vanmorgen na een welverdiend kopje koffie bij – traditiegetrouw – Proeverij De Ontmoering en – uiteraard – een bezoekje aan Riemer en Walinga, in de Immanuelkerk. Daar trad als gezegd de COV Putten op met pianobegeleiding en o.l.v. Gerben Budding (zie foto hierboven). Hij liet horen wat een goede dirigent met een groot oratoriumkoor vermag. Groot – oké, maar zoals vaak was het aandeel aan mannenstemmen klein: zo’n tien mannen (de anderen konden waarschijnlijk niet), die in het midden waren opgesteld. Allemaal keurig in pak en de vrouwen eromheen in het zwart met een kleurige shawl.
Het programma bestond uit delen uit twee oratoria van Mendelssohn-Bartholdy: Paulus en Elias – het Tweede en Eerste Testament zij aan zij. Later dit seizoen zal het koor het laatstgenoemde werk samen met solisten en het Holland Symfonie Orkest uitvoeren in dezelfde Immanuelkerk (10 november a.s.).
Het koor zong goed verstaanbaar en met een mooie tekstexpressie. Een verrassing voor oog en oor.

Tussen de middag liep ik naar de Zendingskerk aan de Harderwijkerstraat, aan het eind van de Stationsstraat, over de markt en langs verschillende straatoptredens, waaronder die van doedelzakspeler Jaco Koster. Ik was namelijk nieuwsgierig hoe de herinrichting van de kerkzaal was uitgepakt; een paar jaar geleden heb ik hier de Paascyclus gevolgd én erover geblogd. Wat mij opviel, was de plaatsing van het doopvont – pal bij de hoofdingang. Het deed me denken aan wat ik eerder las over de herinrichting van de kerkzaal van de Amsterdamse Muiderkerk: ‘Het doopvont, net als de tafel, bepaalt ons bij de twee sacramenten van de protestantse kerk: avondmaal en doop. Daar vinden de heilige tekens plaats, letterlijk en figuurlijk op één lijn met de heilige schrift. Die kerkinrichting heeft oude papieren en daar is ook in deze tijd veel voor te zeggen’. Zo gezegd zo gedaan, in Ermelo en in Amsterdam.
Toen ik bij de graven van mijn ouders, achter de kerk, stond, brak opeens de zon door en moest ik denken aan de titel van de gedichten van Karel Eykman bij de Psalmen die zijn verschenen onder de titel Een knipoog van u zou al helpen. En er kwam er nog een bij (mijn overgrootvader was molenaar, van De Gooier in Amsterdam): de wieken van de prachtige molen De koe draaiden op volle toeren, en ik zag ze opeens boven het dak van de Zendingskerk uit.

Op naar de Rehoboth kerk, haast zij aan zij met het Kerkelijk Centrum aan de overkant van de straat waar ik een klein stukje van een kooruitvoering meepikte. Maar het was mij nu te doen om de COV Noord West Veluwe (foto hierboven), waar een oom van mij nog in  mee heeft gezongen van wie ik zijn piano-uittreksels van diverse passionen en oratoria heb geërfd.
Het koor had voor hun optreden met eveneens pianobegeleiding en o.l.v. Jurriaan Grootes gekozen voor als het ware een doorsnee daaruit, van het slotkoor uit Bachs Matthäus Passion – met een mooie tekstexpressie op ‘setzen uns nie-der– tot een deel uit – jawel! – Elias van Mendelssohn. Met daartussen in onder meer het Ave verum van Mozart, dat het koor speciaal voor deze gelegenheid had ingestudeerd, en delen van de Lente en de Zomer uit Haydns Die Jahreszeiten, die het koor later dit jaar met solisten en Flehite Sinfonietta zal uitvoeren (10 november in de Xaveriuskerk in Amersfoort en 17 november in de Grote Kerk van Harderwijk).
Het koor ontliep qua kwaliteiten de andere COV niet zoveel, al leek een en ander hier ietsje minder verzorgd qua presentatie (veel op de grond vallende muziekbladen en andere zaken, casual kleding, tussendoor pratende koorleden en rondzwervende tassen op het podium [liturgisch centrum]) en een iets vlakkere uitvoering. Maar het ís ook moeilijk om stilistisch verschillen aan te brengen tussen de diverse muziekstijlen die de revue passeerden!

Het mocht de pret allemaal niet drukken, en ik heb me weer kostelijk vermaakt. De actieradius van het Fête wordt inmiddels steeds groter en terecht. Op het station trof ik iemand die uit Nijmegen ook speciaal hiervoor naar Ermelo was gekomen en – leuk om te horen – weer een heel andere keus had gemaakt en zich evenzeer daarmee, en met een bezoekje aan de molen, had vermaakt. Hij bezocht onder meer in de Wereldwinkel een optreden van zanger André Bosman, die na zijn pensionering was gaan zingen en dit, begreep ik, niet onverdienstelijk deed en tussendoor was hij lekker gaan eten, want daar hield hij ook van. Leuke verhalen, leuke spontane ontmoetingen. Ook dat is Fête de la Musique.Tot volgend jaar hoop ik!

Foto’s overgenomen van de respectievelijke websites van de koren.

The Covenant

The covenant : the story of my people / written, composed, directed and produced by Elizabeth & Robert Muren ; narrator Jonathan Settel. – [Barneveld] : Neema, [2016]. – 1 dvd-video (ongeveer 90 min.) : kleur, geluid, breedbeeld ; 12 cm. – Engels en Hebreeuws gesproken, Nederlands ondertiteld. – Omslag vermeldt: Geschiedenis van het Joodse volk van Abraham tot nu. – Videoversie van de musical: Israël : Covenant Productions Ltd, © 2009. ISBN 978-94-921893-0-1

Zaalopname uit Jeruzalem van een opvoering van een musical die de geschiedenis van het Joodse volk vertelt, bezingt en dansend uitbeeldt, vanaf Abraham tot en met de oprichting van de staat Israël. Tekst en muziek zijn geschreven door Elizabeth en Robert Muren. Het doel is de Joden in de staat Israël een hart onder de riem te steken. De stijl doet denken aan muziek en dans zoals die wel in kiboetsiem wordt aangetroffen, vaak in de vorm van een antifoon: tussen de Bijbelse figuren die ten tonele verschijnen enerzijds en het volk Israël anderzijds. Enkele teksten keren telkens terug, zoals het Sjema Israël (Deut. 6:4-9) en Psalm 23. Voordat in het verhaal de overstap wordt
gemaakt naar de diaspora en de Tweede Wereldoorlog, verschijnt kort Jezus van
Nazareth ten tonele. De boodschap is duidelijk: Hij is het die het volk Israël vrij kan
maken. Een smakeloze toevoeging aan een enthousiaste opvoering van niet altijd even
constant niveau. Voor een publiek dat uit onder meer evangelisch-christelijke hoek
belangstelling heeft voor het op deze wijze over het voetlicht brengen van de
geschiedenis van het Jodendom.

Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.