‘Sublieme verschrikking’

‘Sublieme verschrikking’ kopte The New Yorker aldus presentator Hans Haffmans daags na de voor-generale die we als Vrienden van de Nationale Opera & Ballet samen met die van het Residentie Orkest konden bijwonen van Kaija Saariaho’s laatste opera, Innocence (in: Podium, 4 oktober). [1]
De koppenmaker van de krant zal het woord ‘sublieme’ (sublime) in de gebruikelijke betekenis van het woord hebben gebezigd: ‘schoonheid in haar hoogste vorm of graad vertonend’ (Van Dale), maar de combinatie met ‘verschrikking’ (terror) deed mij meteen denken aan de filosofische betekenis van het woord: het sublieme als iets dat inherent mooi en verschrikkelijk is. Zoals de natuur bijvoorbeeld. Of zoals Edmund Burke het omschrijft: het is datgene dat ons intimideert en bedreigt (in: Een filosofisch onderzoek naar de oorsprong van onze denkbeelden over het sublieme en het schone, Historische Uitgeverij, 2004). Zoals doodsangst dat ten diepste is.

De zang
Het woord gaat zowel op voor Saariaho’s muziek als voor het libretto van de Fins-Estse schrijfster Sofi Oksanen, van wie ook in het Nederlands romans zijn vertaald en verschenen. Het is zeker géén psychologische thriller, zoals in veel voorpublicaties valt te lezen. Want daarin zijn de karakters meestal wat vlak en onuitgewerkt. [2] Dat is hier absoluut niet het geval. Alleen al het feit dat er op traditionele wijze wordt gezongen, gesproken (in negen talen), er Sprechgesang is door de lerares Engels op een internationale school in Finland (een prachtige rol van Lucy Shelton) en dat de geest van een slachtoffer van een schietpartij op die school, leerlinge Markéta wordt gezongen in volkse toonaard (Vilma Jää) zegt genoeg: hoe moet je je uiten na zo’n gebeurtenis, kán je je wel uiten? Is taal wel toereikend?

De orkestmuziek
Ook de klankkleuren die de componiste ontlokt aan het grote orkest en het (onzichtbare) Koor van de Nationale Opera (ingestudeerd door Edward Ananian-Cooper) is zeer rijk, zoals we van ander werk van Saariaho kennen. Wat het Residentie Orkest hier onder leiding van de Zwitsers-Australische dirigente Elena Schwarz voor elkaar bokste, grenst aan het ongelooflijke. Trefzeker leidde zij de grote bezetting door de hondsmoeilijke partituur. Geen wonder dat ze meteen is gecontracteerd voor een symfonisch concert met het orkest, zoals directeur Sven Arne Tepl tijdens een interview voorafgaand aan de voor-generale meldde.

Het libretto
Het verhaal is gebaseerd op twee schietpartijen op scholen in Finland en de nawerking daarvan op de familie van de schutter, waarvan de broer (Markus Nykänen) op het punt staat te trouwen met een Roemeense immigrante (Lilian Farahani), die onbekend is met deze gebeurtenissen.
De context van het decor van Chloe Lamford, een draaiend plateau met een eetzaal, keuken, klaslokalen, badkamer en trappen, hier en daar realistisch besmeurd met vegen bloed op de muur, heeft duidelijk Noordse elementen, zoals de designlampen van de Deense ontwerper Louis Poulsen aan het plafond. Maar los van deze context moest ik vaak denken aan de recente schietpartij in een leslokaal van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam; de ‘monumentale roep tegen geweld’ (Ross) is universeel.

Net als de gevoelens waarover de sterke cast van maar liefst dertien zangers/acteurs (gebaseerd op het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci): had ik het aan kunnen zien komen? Ik kan na deze gebeurtenis geen les meer geven. Ik kan nooit meer met mijn rug naar de deur zitten.
Dit alles in een doorgecomponeerde opera die nog geen twee uur duurt, die wij tijdens de voor-generale bijna in zijn geheel zagen. Het slot zal mij altijd bijblijven: vier personages, twee aan twee buiten het decor op de toneelvloer. Als buitenstaanders. Als dragers van een doodskist? Adembenemend, net als de hele opera.

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2023-2024/innocence

[1] Alex Ross: The Sublime Terror of Kaija Saariaho’s ‘Innocence’ (The New Yorker, 19 juli 2021).
[2] Zie bijvoorbeeld https://8weekly.nl/recensie/genieten-en-griezelen/

Een bol

Ik omschreef het programma van een fraai orgelconcert van hem eens als een bol, als een toverbal, die telkens anders kleurde. We schrijven 10 augustus 1983 en het speelde zich af in de Grote Kerk van Leeuwarden, en ik schreef erover in de Leeuwarder Courant van een dag later.
Op het programma stond, naast werken van Nicolas de Grigny, Joh. Seb. Bach, Ernst Pepping en Max Reger ook de Pinksterhymne Veni creator op. 4 (1930) van Maurice Duruflé (foto rechts). Volgens Goethe de mooiste hymne die ooit is geschreven. Over creativiteit, over liefde.

Het toeval wil, dat Tjeerd van der Ploeg (want over hem heb ik het) vanmorgen datzelfde stuk, Choral varié sur le thème du ‘Veni creator’ speelde tijdens wat een Orgeldienst werd genoemd. Op zondag Rogate (Bidt) in de Bethelkerk in Amsterdam Tuindorp-Oostzaan (zie foto links, EvS). Het zou een onderdeel worden van wat ds. Kees G. Zwart in zijn inleiding een preek in drie delen noemde: eerst de gesproken tekst, daarna de ‘wervelende compositie’ van Duruflé en tenslotte een gedicht vertolkt door een doventolk (Annet van den Berge). Alleen: dat laatste, ik neem aan Lied 697 uit het Liedboek, viel samen met het stuk van Duruflé. Jammer maar waar wat mij betreft. Een al dan niet derde onderdeel had dan ook best stilte mogen zijn. Om te reflecteren op die preek in twee delen.

Eigenlijk bestond de opbouw van de hele dienst min of meer uit twee delen. Ga maar na: voor de verkondigingen in taal en klank klonk aan het begin het koraalvoorspel Nun bitten wir den heiligen Geist BuxWV 209 van Dietrich Buxtehude, Lied 360 Kom Schepper, Geest op een melodie uit de negende eeuw en enkele verzen uit Psalm 19 op een Geneefse melodie (1542). Allemaal oude melodieën, waarbij je je overigens kunt afvragen waarom het inleidende koraalvoorspel niet binnen de orde van de dienst viel, dus ná het klokgelui. En na de verkondiging de wat nieuwere melodieën, van Frits Mehrtens (Lied 763) en een korte, mooie en krachtige improvisatie daarover tot slot.

Wat de verkondiging in gesproken taal betreft: deze viel ook uit in twee gedeelten. Eerst ging het over Exodus 20:1-21, de uittocht naar het leven vanuit de bevrijding. De vraag is hoe je dat kunt bewaren. Het antwoord ligt volgens dominee Zwart in de Tien woorden, de tien invalshoeken, de tien bakens in de zee van het leven. Liefde is de grote drijfkracht.
Het tweede gedeelte was naar aanleiding van Johannes 14:15-21. Jezus haalt de geboden aan. Weer is liefde de drijvende kracht om in vrijheid te kunnen leven. Dat wil zeggen: krachtig en geestig.

Ten aanzien van Van der Ploegs uitvoering van Duruflé’s koraalvariaties, kan ik haast letterlijk overnemen wat ik in de Leeuwarder Courant van 11 augustus 1983 schreef naar aanleiding van zijn uitvoering van hetzelfde stuk op het Müllerorgel: ‘Het is opvallend dat [nu] het Flentroporgel onder de handen van Tjeerd van der Ploeg (…) heel ver tegemoet komt aan de verschillende klankkleuren. Variërend bijvoorbeeld van tongwerken (…) tot de grondstemmen’ en – vul ik hier aan – de fluiten.

Het was niet zozeer een toverbal die na dit koraal nog weer anders kleurde, maar een bol zoals ik het ook in de Leeuwarder Courant noemde: een bol waarin licht valt, telkens anders gedurende de dag. Een bol als op de achterwand van het Arnolfini portret (1434) van Jan Van Eyck. En wat daar dan het centrale thema van is? U raadt het al: liefde. Het kan niet missen.

Mooi dat in deze tijd wordt gezocht naar een wat experimentele invulling van een dienst die via kerkdienstgemist kan worden gevolgd. In verbondenheid met anderen thuis en met hen die ons voorgingen, in woord en muziek.