Van het donker naar het licht – Advent I

Roger Van der Weyden: de Annunciatie
Tijdens een lezing  over engelen in het Advents- en kerstverhaal in beeldende kunst en muziek voor Helikon in Utrecht, vrijdag 25 november jl., liet ik op een gegeven moment het linkerpaneel zien van het zogeheten Columba triptiek. De Vlaamse kunstenaar Rogier Van der Weyden schilderde het in 1455 (zie afb., Alte Pinakothek, München). Ik vertelde dat op dit linkerpaneel de Annunciatie wordt afgebeeld; iemand had tijdens de pauze al gevraagd of ik nog wat over de Annunciatie zou vertellen. Ja dus.
We zien Maria als lezeres, geknield voor een enorm boek. Ze wordt overvallen door de engel Gabriel. De woorden die hij spreekt, – en die we even daarvoor in vertaling hadden gelezen -, worden afgebeeld alsof ze uit zijn mond komen. We zien ook een duif, – de duif van het Heilige Geest -, als zonnestraal door het raam binnenvallen. De lelie is zoals bekend het symbool voor de maagdelijkheid van Maria (Lucas 1 vers 27). Gabriel heeft hier de staf in de hand, het attribuut waarmee we hem die middag al eerder afgebeeld hadden gezien. Samen met zijn woorden vormt deze een kruis, als voorteken van wat het lijdensverhaal dat gaat komen en wat op het niet getoonde middenpaneel wordt uitgebeeld. Het lijkt zich door het roosvenster allemaal af te spelen in een kerk; zo trekt Van der Weyden de voorstelling zijn tijd in. Iets dat een beetje als leidraad gold voor andere voorstellingen uit de renaissance en barok die ik liet zien.
Iemand van de toehoorders in Utrecht merkte snedig op dat er ook een bed te zien valt, dus dat het zeker geen kerk is. Voor mij de aanleiding om een stokpaardje maar weer eens te berijden: die zonnestraal staat ook symbool voor de manier waarop het geestelijke het wereldlijke doorlicht: een kerk én huiskamer met een bed in een afbeelding.

Sibelius en Mozart
Ook artistiek partner van het Koninklijk Concertgebouworkest, Klaus Mäkelä (zie foto, vanaf 2027 chef-dirigent) heeft als bekend grote affiniteit met beeldende kunst. Het gaat zelfs zo ver, dat hij zijn concerten – ongetwijfeld in samenspraak – naar eigen zeggen samenstelt als was hij de curator van een tentoonstelling. Dat levert spannende programma’s op.
Neem de concerten op 23, 24 en 24 november jl., waarvan het laatste rechtstreeks werd uitgezonden door Mezzo. Op het programma stond voor de pauze de Vierde symfonie (1910-’11) van Jean Sibelius en het Requiem (1791) van Wolfgang Amadeus Mozart. In de pauze van het concert zei Mäkelä in een eerder opgenomen interview, dat hij met deze werken van donker naar licht ging. Hij vertelde over Sibelius die in de tijd dat hij zijn symfonie schreef, leed aan keelkanker die hem te neersloeg. Hij vertelde over het licht dat doorbreekt in het Requiem van Mozart. Dat was de boodschap die hij ons aan de vooravond van Advent – vul ik in – mee wilde geven: van donker naar licht, gelijk het orgelkoraal Nun komm der Heiden Heiland van Joh. Seb. Bach dat doet.[1]
Martijn Voorvelt besluit zijn toelichting op deze symfonie in Preludium met de constatering dat er toch zo nu en dan ‘uit het mysterieuze landschap momenten van hoop, licht en een diep doorvoelde spiritualiteit’ oprijzen. Mäkelä zal het ongetwijfeld hier wel mee eens zijn, al benadrukte hij in zijn interpretatie eerder de donkerte van het werk, om na de pauze het licht te laten schijnen als het geestelijke dat het wereldlijke doorlicht.

Joh. Seb. Bach
En dan tot slot Bach, voor wie iets soortgelijks geldt als we klavecinist Pierre Hantaï mogen geloven, en waarom zouden we dat niet doen.
Hij besloot zijn recital ‘Hommage aan Gustav Leonhardt’ op zondag 27 november 2022, eerste Advent in de Dorpskerk van Bloemendaal met Bachs Partita in g BWV 1004, getranscribeerd voor klavecimbel door Leonhardt. De partita met de beroemde Chaconne, die ik in mijn CD-collectie heb in een uitvoering door Marie Leonhardt, de onlangs overleden echtgenote van Gustav Leonhardt en zoveel méér dan dat.
Hantaï vertelde ter inleiding, dat Bach het werk schreef na de dood van zijn eerste vrouw, Maria Barbara (1720). Voorts vermeldde hij, dat Bach geen Bach zou zijn zonder een religieuze ondertoon in ook zijn wereldlijke werken. In de Chaconne klinkt bijvoorbeeld het koraal Christ lag in Todesbanden. Dit feit is, zo zei hij, pas onlangs ontdekt. In het middendeel van de Chaconne, dat in een stralend D gr.t. staat, zo vertelde hij verder, weerklinken de hemelse trompetten. Verder invulling liet hij aan de luisteraars over die ademloos naar zijn grootse interpretatie luisterden. Een donker landschap met momenten van hoop en licht, in een diep doorvoelde religiositeit. Dat was het. Wat wil je nog meer in de Adventstijd.

 

[1] Met dank aan een vriend die dit koraal noemde. Interessant is dat Martijn Voorvelt in Preludium, het muziekmagazine van Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest (nov. 2022) in zijn toelichting bij dit concert een andere mening is toegedaan: ‘Wat wilde de componist hiermee uitdrukken? De onzekerheid die heeft geleid tot diverse speculaties. Voorvoelde hij de Eerste Wereldoorlog? Was het een verwerking van nare jeugdherinneringen? Was het een verwerking van nare jeugdherinneringen? Of toch van de keelkanker die hem deprimeerde? Niets van dat alles.’

Vooruitkijken en terugblikken

Vooruitkijken met mooie herinneringen in het achterhoofd. Dat geeft mij een recente bijdrage op de onvolprezen website allofbach.nl: het Italiaans concert BWV 971 van Joh. Seb. Bach door Christine Schornsheim (foto rechts) op klavecimbel. Opgenomen in het Bartolotti huis in Amsterdam, waar tot zijn dood Gustav Leonhardt en zijn vrouw Marie Leonhardt in het achterhuis woonden.

Bach imiteert hier, op twee klavieren, een imaginair orkeststuk. Fantasievol in een tijd als de onze, waarin orkesten niet spelen, maar je in je eentje wel zo’n werk als dit kunt spelen (in 1735 gepubliceerd in het tweede deel van de Klavierübung). Bach heeft goed geluisterd naar de muziek van Vivaldi, hoewel het eerste thema is ontleend aan een Sinfonia van Georg Muffat (uit Florilegium primum, 1695).

Christine Schornsheim (1959) is voor mij een ware ontdekking, want ik had nog nooit van haar gehoord, terwijl ze toch een hele staat van dienst heeft en diverse prijzen in de wacht sleepte. Zij volgde masterclasses bij onder anderen – jawel – Leonhardt en Ton Koopman. Op de een of andere manier neemt ze elementen uit Leonhardts historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk in haar opvatting mee, maar toch ook weer anders, zoals een goede leerling betaamt. Wat vrijer en minder streng misschien. In ieder geval vlugger; Leonhardt deed in de opname die op YouTube valt terug te vinden 13’41” over het concert, zij 13’08”.

Dat vrije zit in haar wat meer retorische opvatting. En dat voert mij naar het thema van het Festival Oude Muziek 2020 – waar ik hoopvol naar uit kijk (28 augustus t/m 6 september). Johann Joachim Quantz zei volgens de website van het festival in 1752 het volgende over de Ars rhetorica: ‘De spreker en de musicus hebben, in principe, hetzelfde doel […] namelijk om zichzelf meester te maken van het hart van hun toehoorders, om hun passies aan te wakkeren of juist te kalmeren, en om hen nu eens naar dit gevoel, en dan weer naar het andere te leiden’.

Christine Schornsheim maakte, net als Gustav Leonhardt eertijds, zichzelf meester van mijn hart. Een hart dat soms gekalmeerd moet worden. Iets wat de meeste mensen in deze tijd zullen herkennen. Daarom is deze uitvoering van dat prachtige werk van Bach heel welkom. Al luisterend denk ik aan Italië en wandel in gedachten door Venetië, waar ik verleden jaar met een vriendin de Biënnale bezocht. En denk aan Venetië zoals het nu ten tijde van de coronacrisis is, in een zwaar daardoor getroffen deel van Europa.
Dank aan de Nederlandse Bachvereniging. Wellicht nemen ze meer op met Christine Schornsheim. Dat zou fijn zijn.

 

Opname Christine Schornsheim: https://www.bachvereniging.nl/en/bwv/bwv-971/

Opname Gustav Leonhardt: https://www.youtube.com/watch?v=8QOcsTDmnzI

Website Christine Schornsheim: https://www.christine-schornsheim.de/

Website Festival Oude Muziek 2020: https://oudemuziek.nl/festival/