Wat is geweld?

Deze zomer volgde ik de Summerschool Odysseus’ onvoltooide reis door docent Jabik Veenbaas bij de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) te Leusden (foto rechts, EvS). We volgden Odysseus zoals Homerus het beschreef, maar ook Vergilius (Aeneis), Dante (Divina Commedia), Shakespeare (Troiles and Cressida) en verder in de tijd tot Margaret Atwood (Penelope).

We begonnen met close reading van fragmenten uit de Odyssee in de vertaling van H.J. de Roy van Zuydewijn (1993). Ik ga hier in op Boek VI, over Nausikaä (afb. linksboven: Frederic Leighton). Waarom wordt straks duidelijk. Nausikaä is de dochter van het koningspaar van de Faiaken. Zij hielp en ontving Odysseus na diens schipbreuk. En we eindigden met hedendaagse versies die de accenten anders leggen: op het kolonialisme, het feminisme enzovoort.

Kamermuziek – Jabik Veenbaas
Ook docent Jabik Veenbaas heeft het epos in zijn recente dichtbundel Kamermuziek (2024) verwerkt. Onder meer in het schitterende gedicht ‘Mythologie II’ dat gaat over het schild van Achilles, de held uit de Trojaanse oorlog met – zoals hij tijdens de cursus zei – ‘menselijke trekken’. Ook W.H. Auden had eerder een gedicht over Achilles’ schild geschreven.1) Veenbaas geeft het schild zelf menselijke, ja persoonlijk trekken, gesmeed als het is

… door een vrouw uit één stuk
(…)
en door een man die kapotging in de oorlog

Overigens werden eeuwen later wapenschilden nog steeds beschilderd; Bart Van Loo meldt in zijn boek over De Bourgondiërs dat Johan Maelwael en Melchior Broederlam dat in 1401 deden ter gelegenheid van het huwelijk van Antoon van Brabant met Johanna van Saint-Pol. Hij vermeldt erbij, dat het Nederlandse werkwoord  ‘schilderen’ hier etymologisch vandaan komt. Maar dit terzijde.

En dan valt mij thuisgekomen (letterlijk, niet in de spirituele zin van Homerus) het boekje Augustus (2023) uit de reeks over de twaalf maanden van uitgeverij Das Mag toe. Geschreven door de Vlaamse dichteres en schrijfster Charlotte Van den Broeck. Daarover gaat het hier verder.

Augustus – Charlotte Van den Broeck
Naast de verhaallijn over June en de ik-figuur op Corfu, volgens de overlevering het mythische eiland van de Faiaken en de plaats waar Odysseus aan land ging en Nausikaä ontmoette. De tweede verhaallijn gaat over haar, maar beide verhalen raken elkaar natuurlijk.

Van den Broeck blijft dicht bij het originele verhaal van Homerus en brengt het, om een frase van Veenbaas te citeren, ook weer verder. Onder meer door het in gesprek te laten gaan met sprookjes, zoals Repelsteeltje. Qua vorm herneemt de auteur, net als haar voorbeeld destijds die binnen het eind van de orale traditie stond, als geheugensteuntje telkens een zin. In haar geval de vraag: ‘Wat is geweld?’
Ook stilistisch doen de vergelijkingen die ze bezigt soms Homerisch aan, zoals ‘De zee slaat haar laken over de simultane slapers op het zand’.

Op het strand speelt een groep mensen voor June en de ik-figuur het verhaal van Homerus na. Hij is trouw aan zijn vrouw (Penelope) en zoon (Telemachos) en keert huiswaarts, Nausikaä achterlatend. Het boekje van Van den Broeck heeft een open eind; de vraag mag je zelf beantwoorden. Een open eind, net als Odysseus’ onvoltooide reis.

1) Joost de Vries schreef in De Groene Amsterdammer (15-8 2024) een artikel over de titel ‘De bruidstaart in de regen’ n.a.v. het verschijnen van Audens verzamelde gedichten (‘Tijdelijke helden’) in een vertaling van Han van der Vegt (uitg. Van Oorschot).

Jabik Veenbaas: Odysseus’ onvoltooide reis – https://nieuwamsterdam.nl/producten/odysseus-onvoltooide-reis-9789046827796
Charlotte Van den Broeck: Augustus https://dasmag.nl/product/augustus/

Een merkwaardig stukje Nederland

Op 10 augustus 2024 is de laatste documentaire te zien van de vijfdelige serie Het vuur van de Friezen (MAX, NPO2, 20.05 uur). Om de Friezen even verder in het zonnetje te zetten, herplaats ik hier een recensie van het boek De Friezen van Flip van Doorn.

Er zijn mensen die nadrukkelijk zeggen dat ze bijvoorbeeld naar ‘Hambourk’ met vakantie gaan en daar overdreven Duits gearticuleerde zinnen aan vastknopen. Flip van Doorn zul je op zulk soort uitlatingen die vermeende talenkennis moet benadrukken niet kunnen betrappen. Hij blijft zichzelf.

Journalist en schrijver Flip van Doorn woont ‘gewoon’ in IJlst en niet in Drylts en heeft het over ‘Fries’ en niet ‘Frysk’. Zo blijft hij toeschouwer en vindt het een wonder dat hij zich thuisvoelt in ‘dat merkwaardige stukje Nederland’. Bovendien laat hij niet na te benadrukken dat zijn kennis van de Friese taal te wensen overlaat en dat hij bij elke poging om zich hierin uit te drukken ook nog steeds wordt uitgelachen …

Elf tochten
Van Doorn, die eerder samen met Jolanda Denekamp Elfstedenpad schreef en ook al eerder het verschijnsel ‘invented tradition’ (in Een verzonnen koninkrijk) onderzocht, onderneemt nu elf tochten om de Friezen en hun mythen te leren kennen. Van Leeuwarden tot Rome (de Friezenkerk!) en weer terug naar de hoofdstad van het heitelân van Van Doorns grootvader en diens voorgeslacht.

De beschrijvingen van de tochten die Van Doorn onderneemt, worden doorspekt met herinneringen aan de paar keer dat zijn broertje en hij als jongens met opa mee werden genomen naar bijvoorbeeld Leeuwarden. Groot was zijn teleurstelling toen hij Us Mem zag; het bleek geen beeld van zijn oma – zoals opa had doen voorkomen – maar van een Friese stamboekkoe. Over een ander beeld, de fontein van Jaume Plensa voor het station, laat hij zich wat ‘sunich’ uit.

Zo’n zuinige opmerking komt des te duidelijker uit, omdat andere beschrijvingen in een poëtische stijl zijn geschreven. Soms zelfs vol superlatieven, die een beetje overdone zijn, zoals: ‘Een van de ruim vijftig kerkgebouwen die de Stichting Alde Fryske Tsjerken onder haar liefdevol beschermende vleugels heeft genomen.’ Maar aan de andere kant benadrukken ze zo al dan niet bewust wél het dubbelzinnige karakter van de Friezen zoals Van Doorn ze beschrijft: tegendraads en tegenstrijdig, creatief en conservatief, onzeker en zelfbewust, open en gesloten.

De vraag is dan: wat bindt toch al die Friezen? Het water? Want ‘met nagenoeg elke stap die ik langs de Waddenkust zet (…) lijken de taal, de tradities, de gebruiken en alles wat een volk verder maar kenmerkt te veranderen.’

Het Friese eigen
Zo mijmert Van Doorn verder. Over de mythe rond Bonifatius, de etymologie van ‘Fries’ (vrij, geliefd), vanuit het verleden naar het heden en weer terug, via hoofdwegen en zijpaden (‘Ik dwaal af’). ‘Neem de tijd’, zegt de Augustijn Père Thomas tegen de auteur wanneer hij op weg naar Rome de abdij van Saint-Maurice bezoekt, maar dat is eigenlijk onnodig, want dit doet hij al, al noemt hij zichzelf nog zo haastig. Hij schrijft op een heerlijke, wat loom overkomende manier.

Hij onderneemt geen pelgrimstocht in de eigenlijke betekenis van het woord, maar de lezer kan met hem meevoelen wanneer hij de sensatie beschrijft over een Romeinse weg te lopen. ‘Deze stenen’, schrijft hij, ‘zijn mijn relieken.’ Of wanneer hij, met een verwijzing naar het beroemde gedicht van Rutger Kopland (‘Jonge sla’), het heeft over de pas gemaaide velden, ‘die helder en fris ogen als jonge sla’. Het is, schrijft hij, ‘van een schoonheid die hebberig maakt. Dit land zou ik willen bezitten.’

De Friese taal
Ook de Friese taal wordt in soortgelijke bewoordingen raak gekarakteriseerd, met z’n zangerige ie-klank die ‘verglijdt van de ene klinker naar de andere en stijgt in toon naar wat in het Fries zo fraai een twalûd heet.’ Het zorgt er zelfs voor, dat de lezer die het Fries (een beetje) machtig is, onwillekeurig soms in het Fries doorleest: ‘In ’t Frysk, fansels’, hoewel er op verschillende plaatsen een taal wordt gesproken die afwijkt van het gangbare Fries: Bildts, Liwwardders en zelfs het Nedersaksische Stellingwerfs. Gerard Reve, over wie Van Doorn enkele interessante pagina’s biedt, inclusief een vergelijking met de schilderijen van Jopie Huisman, noemde het Fries overigens ‘een keelziekte’. Commentaar van Van Doorn: ‘Smaken verschillen.’

Je blijft geboeid doorlezen. Niet kritiekloos, nee – dat nu ook weer niet, want bij het refrein ‘Vooruit naar vroeger’ bijvoorbeeld gaan de wenkbrauwen onwillekeurig toch wat omhoog. ‘Net [niet] slecht’, zullen stadsfriezen over dit boek wellicht zeggen. En dat betekent: verdraaid goed, dit zo rijke boek dat méér is dan een geschiedenis van de Friezen van Leeuwarden tot Rome en weer terug!

De Friezen
Schrijver: Flip van Doorn
Uitgever: Thomas Rap
Prijs: 24,99
Bladzijden: 416
ISBN: 978 94 004 0768 8

Deze recensie verscheen eerder (12 juli 2021) op de website 8WEEKLY.NL.
Foto rechtsboven: Achmeatoren, Leeuwarden (foto EvS).

Avontuur

Agamben_AvontuurAvontuur / Giorgio Agamben ; vertaling [uit het Italiaans] Willy Hemelrijk. – Amsterdam : Sjibbolet, 2016. – 63 pagina’s ; 19 cm. – Vertaling van: L’avventura. – Roma : Nottetempo srl, © 2015. – Op omslag: Sjibbolet Filosofie. – Met literatuuropgave. ISBN 978-94-911102-7-6

De filosoof Agamben beschrijft vier godheden die de laat-Romeinse filosoof Macrobius al onderscheidde: de demon, het lot, de liefde en de noodzaak. Agamben voegt daar, gelijk Goethe, als een ethisch en religieus commentaar er één aan toe: de hoop. De titel van het boekje duidt op indrukwekkende ervaringen die ontmoetingen met de godheden oproepen en ons bestaan vormgeven. Agamben gaat terug tot etymologische achtergronden van het woord en voert de lezer van middeleeuwse poëzie en Dante onder meer naar de socioloog Georg Simmel. Deze weg is kenmerkend voor de in 1942 geboren Agamben, die studeerde bij Heidegger, afstudeerde op het werk van Simone Weil, belangstelling heeft voor literatuur en film en een sterk historisch bewustzijn heeft. Zijn doel is het leggen van verbanden tussen de vier genoemde begrippen. De manier waarop hij dit doet, vraagt van de lezer enige inspanning en voorkennis. De lezer zoekt echter tevergeefs verbindingen met de actualiteit, zoals we die wel in ander werk van de auteur vinden.

Copyright NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.