Geef vrede, Heer, geef vrede

Een oud-collega bezigde graag en veelvuldig de uitdrukking ‘Voortschrijdend inzicht’. Zo’n uitdrukking kan onder meer worden gebruikt om nuanceringen aan te brengen in eerdere denkbeelden. Zoiets ga ik nu ook doen, aan de vooravond van de jubileumviering van Kerk & Vrede op zaterdag 5 oktober 2024 in Utrecht.

Het nieuwe lied dat Andries Govaart en Frans Bullens schreven en van muziek voorzien ter gelegenheid van dat 100-jarig bestaan (Dona nobis pacem) vormt de aanleiding. Het refrein klinkt als een proclamatie:

Die dag zal komen, verhaast de tijd:
de nieuwe aarde waar wij van dromen,
waar wij aan werken, die Gij bereidt.[1]

De vier coupletten cirkelen rond vrede tussen mensen, met de aarde, op de markt en tussen volken. De melodie is eerst vertellend, dan dansant en tot slot dus proclamerend. Te zingen door solozang, zanggroep (bijvoorbeeld een cantorij) en allen (refrein). Het lied roept bij mij herinneringen op aan met name Franse orgelmuziek.

Jehan Alains Litanies
Ik denk om te beginnen terug aan een orgelconcert door Jos van der Kooy dat hij afsloot met een toegift: Litanies JA 119 van Jehan Alain (1911-1940, foto linksboven). Ik schrok; een toegift associeer ik toch eerder met een vrolijke noot als uitsmijter. Zoals pianiste Maria Joã Pires eens een concert in het Amsterdamse Concertgebouw afsloot en er grandioos naast sloeg, tot grote hilariteit van niet alleen de zaal maar ook, – alle spanning van het concert achter zich latend -, de pianiste zelf. Dát is een encore.
Maar zoveel jaar later, te midden van oorlogen die worden gevoerd en dreigen, ga ik twijfelen. Zó een concert afsluiten als Van der Kooy deed, is ook een oproep, een gebed om vrede in optima forma.

Een kerkorganist werd door Litanies geïnspireerd en gaf onlangs tijdens een kerkdienst het voorspel van Gezang 1010 (‘Geef vrede, Heer, geef vrede’) vorm met dezelfde soort korte, herhaalde melodiefragmenten als waarmee ook Alain zijn standaardwerk (een smeekbede) had opgebouwd. Hoe treffend was dat.

Overigens begón Van der Kooy later ook wel (eens) een concert met Alains indrukwekkende stuk (18 augustus 2020, Grote of St. Bavokerk in Haarlem, foto hierboven) als was het een Kyrie, om toen in Haarlem af te sluiten met een deel (‘Transports de joie’) uit L’Ascension van Olivier Messiaen (1908-1992), een componist die Alain duidelijk heeft beïnvloed. Als was het een Gloria.

Da pacem domine
Nog zo’n schrikmoment. Tijdens een ander orgelconcert, in de Utrechtse Dom (10 augustus 2024) improviseerde Jan Jansen op de melodie Da pacem domine. Het klonk mij eerder als een slagveld vol oorlogsgeweld dan een roep om vrede. Of legde de organist – die volgens een inleidend praatje niet zo blij was met deze opdracht – het geweld neer aan de voeten van de Heer? Bidden is immers ook dingen in vertrouwen bij God neerleggen. Ook hier bleek bij nader inzien een andere uitleg mogelijk, zoals Jeroen Hopster in een artikel in Filosofie Magazine (10/2024, p. 18 e.v.) twee verschillende opvattingen van Vladimir Nabokovs roman Lolita gaf. Aan de ene kant citeerde hij een criticus die schreef dat ‘pedofilie geen onderwerp [is] dat met poëzie zou moeten worden gelinkt’ en aan de andere kant ‘kun je het ook juist opvatten als een aanklacht’.

Aus tiefer Not schrei ich zu Dir
Wat me ook is bijgebleven, is dat ik aan het begin van de Golfoorlog (1990) samen met orgel in een kapel in Amsterdam op hobo het koraal Aus tiefer Not schrei ich zu Dir van Jean Langlais (1907-1991, foto rechtsboven) speelde; nog zo’n grote Franse componist/organist die ik eens in de Kruiskerk in Amstelveen heb horen spelen. Ik had al een tijdje geen hobo gespeeld en het kostte me een beetje moeite. De lading van de muziek én van die moeite kwam dankzij de context van de Golfoorlog extra binnen.[2]
Het was zoiets als de foto’s die Annie Leibovitz maakte van de generale repetitie van Samuel Becketts Wachten op Godot in de regie van haar geliefde Susan Sontag in Serajevo. Arthur Japin schreef er in zijn roman Het Stravinsky-spel (Uitg. De Arbeiderspers, 2024) het volgende over: ‘Het resultaat is nogal korrelig, alsof haar lens het gruis dat ons omringde zichtbaar had gemaakt’ (p. 248).

Marjan Slob
Terug naar het lied waarmee ik begon. Wij dromen van een nieuwe aarde en werken er volgens de dichter ook aan. Het voert mij naar een mooie column van Marjan Slob, momenteel Denker des Vaderlands (in: Filosofie Magazine, 10/2024, p. 17). Zij heeft het hierin onder meer over engelen, ‘die volgens de Schrift hun ogen bedekken met hun vleugels’. Slob vraagt zich af waarom: ‘Willen ze misschien niet kijken? Vinden ze het te erg wat ze zouden zien?’
Zulke beelden komen we in de Psalmen ook tegen met betrekking tot God (bijvoorbeeld Psalm 27:9). Zodat wij Hem opnieuw gaan zoeken en misschien nóg harder werken aan vrede. En dan schrijft Slob: ‘Gebruik je gemankeerde vleugels om te vliegen’. Op de vleugels van een lied. Kyrie en Gloria. Zoals in het ballet Dona nobis pacem van John Neumeier op de Hohe Messe van Joh. Seb. Bach, dat zaterdag 5 oktober wordt uitgezonden op NPO2 Extra (6.05 – 8.10 uur). Dezelfde dag als de jubileumviering van Kerk & Vrede in Utrecht.

           

[1] Zie: https://kerkenvrede.nl/file/kerkenvrede/36d541f9db825369f8fef661d6d1324a/
[2] Zie ook: https://elsvanswol.nl/art-and-enlightenment/
Luister naar een mooie opname van dit werk van Langlais door Mark Busscher (trompet) en Christine Kamp (orgel): https://www.youtube.com/watch?v=WQfEteBHV2k
Christine Kamp legde ook Litanies vast: https://www.youtube.com/watch?v=65mbFtnO1Eg
En een ander toepasselijk werk van Langlais: Chant de paix (1942): https://www.youtube.com/watch?v=1bgIL2peZE8
Met dank aan Fons Brouwer die mij hierop wees.

Eenzaam en alleen

Wytske Versteeg krijgt de Kellendonkprijs 2020 omdat zij, volgens de jury (Maarten Asscher, Manon Uphoff en Esther Op de Beek), de kwetsbaarheid en de complexiteit van alle menselijk leven op de lezer kan overbrengen. Reden om haar boek Quarantaine (2015) uit de kast te pakken.

In dit boek is de ik-figuur een plastisch chirurg die ‘wegens omstandigheden’ niet naar buiten kan en vierentwintig uur per dag televisie kijkt. Op de televisie gaat het over ‘de ziekte’ die uit Afrika was overgewaaid, maar nooit over ‘het enige woord dat er werkelijk toe doet: liefde’. Liefde die de ziekte overbrengt én liefde tussen mensen.

Lelijk als de nacht
Tomas (zonder h), de ik-figuur- houdt van de veel jongere Maria, – een devote naam -, en was getrouwd met Leanne. Hij verstopt zich, omdat hij ‘zo lelijk [is] als de nacht’ sinds zijn gezicht als kind ernstig is verbrand toen hij warme thee over zich heen kreeg, waardoor de linkerhelft ‘nu nog het meest lijkt op een masker van klei’. Door een te klein oog kijkt hij de wereld in. Ongevaarlijk, volgens de echtgenoten van zijn patiënten.
We lezen over zijn jeugd, aan de minder rijke kant van de straat met een moeder die bij de beter gesitueerde Josef aan de overkant werkt. De man met rijen en rijen vleesetende planten in plaats van boeken. En een dochter, Leanne.

Schrijnende passages
Plotseling, met een klap haast, volgt een gedeelte over plunderingen, gebroken ruiten en half afgebrande winkels. Terwijl het zichzelf niet dramatisch ontplooide. Geen pats, boem, paukenslag.
Wat zich ontvouwt, is een moraliteit over een nagenoeg alleen overgebleven man waar iedereen omheen aan de ziekte uit Afrika is gestorven of sterft. Komen zij ooit helpen, uit Afrika? Of komen ze alleen als bootvluchtelingen aan land? ‘Iemand’, denkt de ik-figuur, ‘zou daar misschien een toneelstuk over moeten maken, een ballet misschien als hier ooit nog gedanst wordt’. Dergelijke korte, schrijnende passages als deze snijden óók door de ziel! Ze zijn als korte, beeldende shots in een film. Of op het televisiejournaal. Of hebben het karakter van korte reminiscenties aan de grote literatuur, zoals de opmerking dat ‘het twijfelachtig is of Leanne (…) het überhaupt zou hebben gemerkt als ik van de ene op de andere dag in een kakkerlak zou zijn veranderd’ of in de kever bij Kafka.
Stuk voor stuk aanklachten tegen een maatschappij waarin het mogelijk is dat ‘een verpleger door de menigte’ wordt aangevallen. De focus verandert op die manier telkens, zoals Maria ‘van het ene op het andere moment veranderde van een femme fatale in een feeks, van radicale activiste in hysterica’.

Gezichtsloze zieken
Alleen vliegtuigen komen nog over. Quarantaine, veertig dagen opsluiting, ‘een hoopvolle termijn’ in Bijbelse zin. Het is van een beklemmende surrealiteit die doet denken aan De kelner en de levenden van Simon Vestdijk.
De ik-figuur heeft schuldgevoelens omdat de ziekte hem lijkt over te slaan, terwijl zijn vrouw eraan bezwijkt. Hij stort zich op bespiegelingen, al even korte essayistische passages over bijvoorbeeld de slaap.

Babyhuidje
Maria vraagt of het geen gevoel van macht geeft, ‘om zo een heel nieuw mens te maken?’ Josef verwijt hem ‘geen mensen-mens’ te zijn, maar het wordt alleen maar verwarrender wanneer Tomas onverwacht ‘door iets of iemand wordt gezien, gekend’. Het lijkt of hij vervelt, zijn pantser heeft afgeworpen en een babyhuidje tevoorschijn komt. Synchroon hieraan verdwijnt Maria, die hij niet mooier heeft durven maken. Dan is Tomas pas echt alleen. Of was zij een fantoom?
Hij heeft even, heel even, kunnen proeven aan wat mens-zijn inhoudt. En Wytske Versteeg heeft dit weten over te brengen. De jury heeft meer dan gelijk om haar de Kellendonkprijs 2020 toe te kennen.


Foto van de auteur (Lionne Hietberg) is van haar website overgenomen.

Quarantaine – Wytske Versteeg
Prometheus, 2015
ISBN 978 90 446 2691 9
178 pagina’s

De woestheid van de wereld

In het schitterend uitgevoerde boek De geest uit de fles van de filosoof Ger Groot, over ‘hoe de moderne mens werd wie hij is’, zit een hoofdstuk onder de titel ‘Geschiedenis en de woestheid van de wereld.’ Het zou zomaar als toelichting hebben kunnen dienen bij het Robeco SummerNights concert van vanavond in het Amsterdamse Concertgebouw, waar het Radio Filharmonisch Orkest optrad onder leiding van de door mij zeer gewaardeerde dirigent Markus Stenz. Een heel programma zonder solistische medewerking.

Groot begint zijn hoofdstuk met het beschrijven van wetenschappelijke ontdekkingen uit wat wij later de moderne tijd zijn gaan noemen. Hij noemt onder meer de naam van de bioloog Georges-Louis Leclerc de Buffon (1707-1788), waarmee we in het Frankrijk waarmee het concert opende zijn aangekomen.
Het concert begon namelijk met de ouverture Le cahos uit het ballet Les Eléments (1737) van de Franse componist Jean-Féry Rebel uit dezelfde tijd en omgeving. Net als Leclerc schetst Rebel in dit geval met noten de wording van de aarde, van de elementen wel te verstaan. Niet uit de chaos zoals die in het Bijbelse Genesisverhaal wordt verteld, maar de chaos van de Griekse filosofen. Stenz moet zich als pleitbezorger van de hedendaagse muziek thuis hebben gevoeld in deze haast atonale klanken van Rebel. In ieder geval was het een spannend begin van een opmerkelijk concert, het tweede in de Robeco SummerNights.

Wie nu mocht denken dat het concertprogramma de lijn van Groot volgt, en uitkomt bij de preromantiek met bijvoorbeeld de Zesde symfonie van Beethoven (foto rechts), die de natuur van na de chaos wordt toonzette, kwam bedrogen uit. Of liever gezegd: wachtte een verrassing, met Beethovens Vijfde, de noodlotssymfonie. Of de symfonie van het verzet tegen het noodlot, zoals de paukenist toonde die in een kamporkest het klopmotief van het begin als protest zachtjes door de verplichte muziek heen speelde.
Het Radio Filharmonisch Orkest liet onder Stenz een prachtige, ritmisch sterk geprofileerde tocht van donker naar licht horen. Net als bij Rebel paarde Stenz een zekere lichtheid van klank aan nadrukkelijk donkere accenten.

Na de pauze werd de opzet van het programma min of meer herhaald. Begonnen werd met Die Vorstellung des Chaos uit Haydns oratorium Die Schöpfung , dat nog eens duidelijk liet horen wat een geweldig orkest het Radio Filharmonisch Orkest toch is.
Het slot van het concert ging naadloos over van Haydn (foto links) naar, net als in het hoofdstuk van Groot, de Sacre du printemps van Igor Stravinsky, een ballet dat in de omschrijving van Groot ‘een onverholen hulde brengt aan de rauwe, heidense rite waarin een jonge maagd geofferd wordt aan de aarde.’ En hij vervolgt: ‘De chaos is alomtegenwoordig geworden, de oerkrachten hebben vrij spel in hun gewelddadige anarchie, het sublieme van een ongetemde natuur is klank geworden.’
Stenz wist zowel de anarchie als het sublieme in Stravinsky’s Sacre op een voor hem kenmerkende manier over het voetlicht te brengen: simultaan, waardoor je op ’t puntje van je stoel zit: wat gebeurt hier? Een gedenkwaardige avond kortom, dat was het!

De waarheid zien

Perceval_FRONTHet begon in 1975, bijna veertig jaar geleden alweer. Ik was met vakantie in Brugge en had te weinig boeken meegenomen; e-readers bestonden nog niet. In een boekwinkel schafte ik de pocket Vlaamse verhalen van deze tijd aan en was verkocht. Tot op de dag van vandaag houd ik nog steeds bij wat er aan nieuwe Vlaamse verhalen wordt geschreven, met als nieuwste aanwinst de bundel Print is dead met die schitterende bijdrage van de jonge schrijfster Sarah De Mul: ‘Onze-Lieve-Vrouwe’ dat je kunt blijven herlezen (zie elders op deze website).
Maar het is niet bij deze twee boeken, en ook niet bij het Vlaamse verhaal gebleven. De kennismaking smaakte naar meer.

Literatuur, muziek (Philippe Herreweghe en Jos van Immerseel, om maar twee namen te noemen), beeldende kunst, film (La cinquième saison!), toneel en ballet.
Naar het Kröller-Müller Museum om beeldend werk van Jan Fabre te zien, naar Arnhem om Jan Declair eens in levende lijve te zien optreden, naar Rotterdam voor een muziekvoorstelling van Guy Cassiers … Ik deed het allemaal, maar het hoeft steeds minder, want de Vlamingen komen vaker naar Amsterdam.

Die andere Jan, Jan Decorte, zag ik voor ’t eerst in Frascati, producties van Anne Terese De Keersemaeker heb ik in de Amsterdamse Stadsschouwburg leren kennen. En ook toen was ik weer verkocht en gewonnen voor het tot dan toe bij mij braak liggende terrein van ballet. Er is inmiddels geen schouwburg meer ‘waar zoveel Vlaams theater te zien is’, schrijft An Cardoen in het Schouwburg Journaal (september-december 2014) van de Stadsschouwburg Amsterdam. En daar ben ik blij mee!

Blijft wel de vraag waar ik me extra op verheug komend seizoen. En natuurlijk waarom eigenlijk: wat hebben die Vlamingen, wat doen die ‘Vlaamse meesters (m/v)’ toch met me?

Vreemd genoeg heb ik nog nooit iets van de oudere regisseur Luk Perceval (1957) gezien. Zelfs Shakespeares Hamlet (Thalia Theater) niet, terwijl je me toch rustig een Shakespearegek mag noemen. De kans om in oktober FRONT (zie afb.) te kunnen zien, een voorstelling over de Eerste Wereldoorlog, is een mooi vooruitzicht.

Wat voor ’typisch Vlaams’ verwacht ik daar dan aan te treffen, of liever: als meerwaarde erbij te krijgen?
Volgens hetzelfde Schouwburg Journaal heeft dagblad Trouw Percevals werk als volgt ingeleid: ‘In het theater laten we het ons nog toe de waarheid in de ogen te kijken’. Volgens De Morgen is hij ‘een ziener. Een man met een visie die stukken zorgvuldig kiest en ze samen met zijn ploeg kneedt tot de tekst larger than life wordt’.

De waarheid, een ziener. Misschien is dat de sleutel. Ik zie, als op een oud schilderij van een Vlaamse meester, een kamer voor me met halverwege een half weggeschoven gordijn. Daarachter is nog een deel van de kamer te zien. Het zou behalve een kamer, een huis- of een slaapkamer, ook een toneelvloer kunnen zijn, met halverwege (nog) een gordijn.Wat zich daarachter afspeelt is een andere werkelijkheid. Een waarheid, die mensen als De Perceval ons als een ziener willen tonen.

De soms mystieke, dan weer op de actualiteit geënte extra gelaagdheid die zo opdoemt, is kenmerkend vanaf de schilderijen van de Vlaamse primitieven uit de middeleeuwen tot het werk van de jongste garde. Of zouden die verschillende lagen niet gewoon twee kanten van dezelfde medaille zijn, die in je beleving tot een grootse eenheid samensmelten?
Komend seizoen krijgen we veel kansen om hier een antwoord op te zoeken. Onder andere in FRONT. En in Kunsthal Kade in Amersfoort, waar zanger en kunstverzamelaar Tom Barman (van de Vlaamse band dEUS) een tentoonstelling over een eeuw Belgische kunst mocht inrichten. Kunst die volgens hem wordt gekenmerkt door ingetogenheid, bescheidenheid en absurdisme. Dat zou allemaal wel eens kunnen kloppen.

De Vierkantige Rechthoek – Tom Barman ziet alle hoeken van een eeuw Belgische kunst. 28 september 2014 t/m 4 januari 2015, Kunsthal Kade, Eemplein 77, Amersfoort.