Een stel mensen, in keurige meest grijze maatpakken en mantelpakjes, zo weggelopen uit de Joris Luyendijks Dit kan niet waar zijn, lopen van links naar rechts en van rechts naar links op het ondiepe, vaalgrijze toneel. Het klakken van hun schoenzolen weerklinkt luid. Eenvormig, en soms ook nét even niet. Als het Engelse bell ringing.
Klokken die ergens toe oproepen, zoals deze opvoering door het Hamburgse Thalia Theater in de regie van het Estse regisseursduo Tiit Ojasoo & Ene-Liis Sempet, bekend om hun politiek engagement, lijkt te doen. Al valt er ook te lachen, maar niet zo hard als een groepje mensen in de zaal doet. Tot bevreemding en ergernis van een bekende toneelspeler schuin voor mij. Eerder te glimlachen om de vondsten die het duo bedacht naar aanleiding van een mimescript uit 1992 van de Oostenrijkse auteur Peter Handke.
Dan loopt een eenling met een bolhoed over het toneel, al even Engels. Of zou het een personage op Wachten van Godot van Samuel Beckett zijn? De muziek van Lars Wittershagen doet soms sterk denken aan Arvo Pärt, bijvoorbeeld diens Pari Intervallo. En drie achter elkaar gespeelde scènes rond de Klaagmuur in Jeruzalem roepen herinneringen op aan Schaallu Schlom Jeruaschalajim van Oskar Gottlieb Blarr: ‘Bidt Jeruzalem vrede toe’ (Psalm 122:6). We zien biddende joden voor de Klaagmuur, horen de oproep van een muezzin tot het gebed. En direct naast, achter en voor me heffen leden van een koor gregoriaans aan.
Op dat moment is de muur die op het ondiepe toneel stond gedraaid en wordt nogmaals gedraaid tot er een plein ontstaat. Op andere momenten splijt hij en staat er een kolom licht tussen de twee helften. ‘Een kiertje hoop. Een weinigje hoop. Een richteltje inzicht’ zei Henk Vreekamp eens in een preek in de Utrechtse Dom naar aanleiding van de poreuze tufsteen met kieren van deze kerk.
De ene na de andere associatie komt voorbij, op het ritme van de voorstelling. Want de mannen in maatpakken komen terug, nu zonder jasje en met dozen in hun handen (zouden ze zijn ontslagen?) afgewisseld door Aziatische toeristen en brandweermannen. Maar het koor heeft het laatste woord. Eén voor één staan ze op en staan half gedraaid als even tevoren de muur op het podium. ‘Na-na’ zingen ze, want alles voltrok zich woordloos. Zoals taal kan vormen en kan breken. En mensen zelf natuurlijk.