De waarheid zien

Perceval_FRONTHet begon in 1975, bijna veertig jaar geleden alweer. Ik was met vakantie in Brugge en had te weinig boeken meegenomen; e-readers bestonden nog niet. In een boekwinkel schafte ik de pocket Vlaamse verhalen van deze tijd aan en was verkocht. Tot op de dag van vandaag houd ik nog steeds bij wat er aan nieuwe Vlaamse verhalen wordt geschreven, met als nieuwste aanwinst de bundel Print is dead met die schitterende bijdrage van de jonge schrijfster Sarah De Mul: ‘Onze-Lieve-Vrouwe’ dat je kunt blijven herlezen (zie elders op deze website).
Maar het is niet bij deze twee boeken, en ook niet bij het Vlaamse verhaal gebleven. De kennismaking smaakte naar meer.

Literatuur, muziek (Philippe Herreweghe en Jos van Immerseel, om maar twee namen te noemen), beeldende kunst, film (La cinquième saison!), toneel en ballet.
Naar het Kröller-Müller Museum om beeldend werk van Jan Fabre te zien, naar Arnhem om Jan Declair eens in levende lijve te zien optreden, naar Rotterdam voor een muziekvoorstelling van Guy Cassiers … Ik deed het allemaal, maar het hoeft steeds minder, want de Vlamingen komen vaker naar Amsterdam.

Die andere Jan, Jan Decorte, zag ik voor ’t eerst in Frascati, producties van Anne Terese De Keersemaeker heb ik in de Amsterdamse Stadsschouwburg leren kennen. En ook toen was ik weer verkocht en gewonnen voor het tot dan toe bij mij braak liggende terrein van ballet. Er is inmiddels geen schouwburg meer ‘waar zoveel Vlaams theater te zien is’, schrijft An Cardoen in het Schouwburg Journaal (september-december 2014) van de Stadsschouwburg Amsterdam. En daar ben ik blij mee!

Blijft wel de vraag waar ik me extra op verheug komend seizoen. En natuurlijk waarom eigenlijk: wat hebben die Vlamingen, wat doen die ‘Vlaamse meesters (m/v)’ toch met me?

Vreemd genoeg heb ik nog nooit iets van de oudere regisseur Luk Perceval (1957) gezien. Zelfs Shakespeares Hamlet (Thalia Theater) niet, terwijl je me toch rustig een Shakespearegek mag noemen. De kans om in oktober FRONT (zie afb.) te kunnen zien, een voorstelling over de Eerste Wereldoorlog, is een mooi vooruitzicht.

Wat voor ’typisch Vlaams’ verwacht ik daar dan aan te treffen, of liever: als meerwaarde erbij te krijgen?
Volgens hetzelfde Schouwburg Journaal heeft dagblad Trouw Percevals werk als volgt ingeleid: ‘In het theater laten we het ons nog toe de waarheid in de ogen te kijken’. Volgens De Morgen is hij ‘een ziener. Een man met een visie die stukken zorgvuldig kiest en ze samen met zijn ploeg kneedt tot de tekst larger than life wordt’.

De waarheid, een ziener. Misschien is dat de sleutel. Ik zie, als op een oud schilderij van een Vlaamse meester, een kamer voor me met halverwege een half weggeschoven gordijn. Daarachter is nog een deel van de kamer te zien. Het zou behalve een kamer, een huis- of een slaapkamer, ook een toneelvloer kunnen zijn, met halverwege (nog) een gordijn.Wat zich daarachter afspeelt is een andere werkelijkheid. Een waarheid, die mensen als De Perceval ons als een ziener willen tonen.

De soms mystieke, dan weer op de actualiteit geënte extra gelaagdheid die zo opdoemt, is kenmerkend vanaf de schilderijen van de Vlaamse primitieven uit de middeleeuwen tot het werk van de jongste garde. Of zouden die verschillende lagen niet gewoon twee kanten van dezelfde medaille zijn, die in je beleving tot een grootse eenheid samensmelten?
Komend seizoen krijgen we veel kansen om hier een antwoord op te zoeken. Onder andere in FRONT. En in Kunsthal Kade in Amersfoort, waar zanger en kunstverzamelaar Tom Barman (van de Vlaamse band dEUS) een tentoonstelling over een eeuw Belgische kunst mocht inrichten. Kunst die volgens hem wordt gekenmerkt door ingetogenheid, bescheidenheid en absurdisme. Dat zou allemaal wel eens kunnen kloppen.

De Vierkantige Rechthoek – Tom Barman ziet alle hoeken van een eeuw Belgische kunst. 28 september 2014 t/m 4 januari 2015, Kunsthal Kade, Eemplein 77, Amersfoort.

Onze-Lieve Vrouwen

De Mul_SarahHet is Boekenweek. Laat ik daarom de aandacht richten op één van de meest ge(s)laagde verhalen in de bundel Print is dead (uitg. Meulenhoff/Manteau): dat van de hand van Sarah De Mul. Zij is postdoctoraal onderzoekster aan de Katholieke Universiteit Leuven, universitair docent aan de Open Universiteit Nederland en schrijfster.

De hoofdpersonen in het verhaal Onze-Lieve Vrouwen zijn Rosalie Van Beveren en haar dochter Maaike. Moeder blijkt ‘erg ver heen’ en is opgenomen in rusthuis De Notelaar. Ze is het niet moe om tot vervelends toe de tweede strofe van haar lievelingslied Liefde gaf U duizend namen te zingen:

            Waar men gaat langs Vlaamse wegen,
            Oude hoeve, huis of tronk,
            Komt men U, Maria tegen,
            Staat Uw beeltenis te pronk.
            Lacht ons toe uit lindegroen
            Bloemenkrans of blij festoen
            Moge ’t nimmer hier verand’ren
            O gij Lieve Vrouw van Vlaand’ren.

Ze zingt het ook als haar dochter, sinds jaren, haar weer eens bezoekt. Ze zingt het als weerman Mike Verstraete op de televisie is, ze zingt het ‘toujours.’
Dochter Maaike complimenteert haar moeder met haar goede geheugen, waarop deze antwoordt: ‘Het is zo en niet anders.’ Als een variant op het dochter bekender voorkomende Let it be, let it be. When I find myself in times of trouble, Mother Maria comes to me van The Beatles.

De titel van het verhaal verwijst uiteraard primair naar Onze Lieve Vrouwe, Maria. Net zo goed als verschillende namen in het verhaal: Rosalie (naar ‘roos’) verwijst naar Maria in de rozenhaag, naar de rozenkrans, De Notelaar staat evenzeer symbool voor het rooms katholieke gebed.

Om nog maar te zwijgen van de tweede strofe van het lievelingslied van Rosalie, de aanroep tot Maria in het Let it be, let it be van The Beatles en de Mariamaand 1940 waarin ze haar eerste examen haalde. Dat kan geen toeval zijn.
Het motto van het verhaal ligt besloten in de eerste zin: ‘Nu ik gefaald heb om in grenzeloze vrijheid mijzelf terug te vinden, wat kan mij nog vrijwaren van de dwaling?’

Het antwoord in seculiere zin (de eerste laag) ligt in het levensmotto van Rosalie: ‘Het is zo en niet anders.’ Een deterministische visie die onder invloed van de boeken van een neuro wetenschapper als Dick Swaab (Wij zijn ons brein) gemeengoed is geworden.
Het religieuze antwoord (de tweede laag) ligt in de rol van Maria, wier beeltenis in het Vlaamse land kan worden aangeroepen door iedereen die ‘in times of trouble’ verkeert.
Het is eigenlijk de dochter die dat zou willen doen, maar niet (meer) kan. Zij komt om in de keuzemogelijkheden en kan niet kiezen. Ze wou dat ze kon zijn als haar moeder en zou de vrijheid willen kunnen weigeren.

Sarah De Mul heeft zo een verhaal geschreven dat meerdere lagen kent en op die manier zowel voor niet-gelovigen als gelovigen een actuele ‘boodschap’ heeft.
De titel blijkt daarbij van doorslaggevend belang: het enkelvoud Onze Lieve Vrouw is een meervoud, vrouwen geworden, een feministisch schrijfster als De Mul indachtig.
Er blijkt ook een link met haar wetenschappelijke werk: op 25 oktober 2011 pleitte ze in De Morgen voor een persoonlijk verhalenarchief voor dementerenden als Rosalie Van Beveren.
In haar literaire werk zet De Mul vaker twee groepen tegenover elkaar: oud en jong (zoals hier), allochtonen en autochtonen (in het verhaal Door u ben ik) enz.
Soms gaan ze met elkaar in gesprek, zoals in dit verhaal het lievelingslied van de moeder (Liefde gaf U duizend namen) met het Let it be, let it be van The Beatles van de dochter. Soms blijkt geen communicatie mogelijk, zoals tussen de leden van de familie Van Beveren in real life en de weerman Mike op televisie.

De schrijfster is erin geslaagd deze aloude boodschap op een hedendaagse, actualiteitsgevoelige manier in woorden te vangen. Zij staat daarmee in een grootse traditie van Vlaamse verhalenvertellers.