Mozart naar letter en geest

Annie FischerVoor een vriendin zocht in op internet of er ook opnamen in de handel zijn van Mark Padmore en Kristian Bezuidenhout. Als tip van Amazon kreeg ik een cd-box van Annie Fischer voorgeschoteld (zie afb.), met Londense studio-opnamen. Dit bracht mij terug naar een artikel dat ik in 2006 schreef voor Locus: tijdschrift voor studenten en docenten Cultuurwetenschap aan de Open Universiteit. Hierin komt zij ook voor. Ik herplaats het hier.

 

Mijn oud-hoboleraar, Leo van der Lek, vond het altijd het meest sublieme moment, wanneer de musicus in staat bleek zó in te zetten dat het leek of de hemel de aarde zacht kuste. Uit het niets opkomend, als het oneindige dat inbreuk doet in onze tijd. Dat kan alleen, wanneer de musicus de klank alvorens die te spelen, zich innerlijk heeft voorgesteld zoals een blinde Osmaanse miniaturist in zijn herinnering schouwde alvorens de pen op papier te zetten.
Zó heb ik de solo-inzet (‘entrée’) van het Pianoconcert nr. 25 in C gr.t. KV 503 (1786) van Wolfgang Amadeus Mozart door Annie Fischer ervaren: tussen een gebed en een Lied ohne Worte in.
We schrijven maart 1971. Het was de tijd waarin de authentieke uitvoeringspraktijk hoogtij vierde; van de tweede generatie in die opvatting geschoolde uitvoerenden was Jos van Immerseel, die Mozarts concerten in de jaren negentig van de vorige eeuw zo indrukwekkend zou opnemen voor het label Channel Classics, al zo’n jaar of vier bezig met zijn research naar oude instrumenten. En het was ook de tijd waarin het land waar Annie Fischer vandaan kwam (Hongarije) nog steeds zuchtte onder het juk van het communisme en hunkerde naar vrijheid, naar een leefbare wereld. Deze twee zaken hebben op het eerste gezicht niets met elkaar te maken, maar blijken bij nader inzien in het verlengde van elkaar te liggen.

Authentiek
Een authentieke muziekuitvoering is volgens de dikke Van Dale een ‘uitvoering in de stijl (en met instrumenten) van de tijd waarin een stuk gecomponeerd is.’ Als een haast Platoonse schaduw van de tijd van ontstaan, op – volgens de schrijver Eric-Emmanuel Schmitt – ‘vermolmde violen, prehistorische pianofortes die klinken alsof ze op de bodem van een zwembad staan.’ Het ontbreekt er volgens hem nog maar net aan dat de musicus zo ver gaat, dat hij een stuk of tien tanden laat trekken.
Een reactie die een beetje uit de tijd is, want ook binnen de authentieke uitvoeringspraktijk hebben de rekkelijken en de preciezen hun plaats ingenomen. Het gaat niet alléén om het naar de letter spelen van zeg een pianoconcert of een symfonie van Mozart, maar ook om het naar de geest vertolken ervan. Desnoods op moderne instrumenten.
Nooit zijn de metaforen achter ‘De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’ zoals Mozart die in zijn drie laatste symfonieën, nummer 39, 40 en 41 vertolkte mij duidelijker geworden dan in twee verschillende uitvoeringen ervan: de lichtheid (Tomas in het boek van Kundera) door de Wiener Philharmoniker onder leiding van Lorin Maazel tijdens een concert in het kader van de Internationale Musikfestwochen Luzern 1991, en de droom (Franz in het boek van Kundera) in een uitvoering door de Radio Kamer Filharmonie onder leiding van Frans Brüggen tijdens een ZaterdagMatinee op 6 mei 2006.

Authenticiteit
Twee uitvoeringspraktijken die steeds meer naar elkaar toegroeien, als uiting van wat dirigent Philippe Herreweghe – van dezelfde generatie als Jos van Immerseel – eens ‘tweetaligheid’ noemde. Met als grootste voorbeeld in mijn ogen de ‘klassiek’ geschoolde violiste Viktoria Mullova, die in 2002 met het op authentieke instrumenten spelende Orchestra of the Age of Enlightenment op Philips drie vioolconcerten van Mozart opnam: de nummers 1, 3 en 4. Zowel uit deze opname als uit de heruitgebrachte opnamen uit 1958 van Annie Fischer met de pianoconcerten nr. 21 KV 467 en nr. 22 KV 482 op EMI, blijkt dat er steeds meer waarde wordt gehecht aan ‘waarachtigheid’ – volgens de dikke Van Dale de definitie van authenticiteit –, boven authentiek in de zin van een historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk.
In een interview gaat Philippe Herreweghe zelfs zover dat hij over Mozarts Requiem enkele stellingen poneert die hij wetenschappelijk niet kan staven. De eerste gaat over de bezetting van de mis, die het werk in de buurt van de Maurerische Trauermusik en dus de vrijmetselarij plaatst. De tweede betreft de onvoltooide staat van het Requiem. Dit laatste heeft volgens Herreweghe ‘te maken met het feit dat hij [Mozart, vS] aan de top van zijn artistieke kunnen zat. Natuurlijk is hij tijdens het schrijven van zijn Requiem overleden, maar ik geloof dat er meer aan de hand was’, aldus Herreweghe.
En wanneer je zegt dat er meer aan de hand is, denk ik in algemene zin dan ook niet dat het Platoonse schaduwen van een andere wereld zijn die je vermoedt, maar dat je de voorsmaak van een betere wereld proeft waarin het communisme is overwonnen, ofwel ideeën van de vrijmetselarij, een Mozartiaans humanisme of verwachting van het Godsrijk op aarde zegevieren.

Op die manier bekeken hebben zowel de authentieke als de niet-authentieke uitvoeringspraktijk hun eigen, in elkaars verlengde liggende waarde, waarheid en waarachtigheid. Beide manieren van uitvoeren kunnen namelijk leiden naar wat de eerder geciteerde Eric-Emmanuel Schmitt wél mooi omschreef als: ‘een blikseminslag, dat is in de kunst net zoiets raadselachtigs als in de liefde. Het heeft niets te maken met een “eerste keer”, want datgene wat men ontdekt, blijkt er vaak al te zijn. Veel meer dan een ontdekking is het een openbaring. Een openbaring waarvan? Noch van het verleden, noch van het heden. Een openbaring van de toekomst… Zo’n blikseminslag heeft te maken met vooruitzien… De tijd kreukelt, kronkelt, en dan opeens, in een flits, komt de toekomst te voorschijn. We reizen in de tijd. We ontsluiten niet de herinneringen aan gisteren, maar de herinneringen aan morgen.’

Gebruikte literatuur
Marianne Heijmans: ‘Ode aan de vrijmetselarij; Philippe Herreweghe na 20 jaar terug met Mozarts Requiem.’ In: Tom (Tijdschrift Oude Muziek), nr. 2 –2006; p. 39.
Eric-Emmanuel Schmitt: ‘Mijn leven met Mozart.’ Uitg. Atlas, Amsterdam enz., 2005 (ISBN 90 450 1515 1); p. 120 en 23.

Bachs cantates toen en nu

Schuurman_Bach cantatesBachs cantates toen en nu : toelichtingen en overwegingen bij tekst en muziek van het centrale werk van Johann Sebastian Bach / Barend Schuurman ; met een voorwoord van Philippe Herreweghe. – Budel : DAMON, [2014]. – 592 pagina’s : muziek ; 25 cm. – Met literatuuropgave. ISBN 978-94-603-6196-8

Dit boek bestaat uit vier delen: Achtergrondinformatie bij ruim zeventig cantates, inclusief teksten; Context van Bachs tijd; Fenomeen ‘cantate’ en Overwegingen
uitgaande van het ‘nu’. De auteur was onder andere werkzaam als dirigent van de Rotterdamse Laurenscantorij en publiceerde eerder over Bach. Hij verdiept zich hier in wat hij het ’tekstprobleem’ noemt: teksten die zich bewegen tussen ‘vrome onzin’ en ‘dit kan niemand meer serieus nemen’. De oplossing zoekt hij in het denken van onder anderen de filosoof Karl Jaspers. Zo probeert hij ruimte te scheppen voor een hedendaagse interpretatie van de tekst. Hij overtuigt hierin niet helemaal, mede door een weinig strakke redenering. De opbouw van de cantates (en passionen) geven op
zich al genoeg tegenargumenten. Interessant voor lezers die alles over Bach tot zich
willen nemen. Opvallend genoeg mist in de literatuuropgave het boek De wereld van
de Bach cantates van Chr. Wolff en Ton Koopman (1995). Met ontsierend voorwoord
van Philippe Herreweghe, vol steken onder water.

Copyright NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen. Geplaatst in week 9 (2015).

De waarheid zien

Perceval_FRONTHet begon in 1975, bijna veertig jaar geleden alweer. Ik was met vakantie in Brugge en had te weinig boeken meegenomen; e-readers bestonden nog niet. In een boekwinkel schafte ik de pocket Vlaamse verhalen van deze tijd aan en was verkocht. Tot op de dag van vandaag houd ik nog steeds bij wat er aan nieuwe Vlaamse verhalen wordt geschreven, met als nieuwste aanwinst de bundel Print is dead met die schitterende bijdrage van de jonge schrijfster Sarah De Mul: ‘Onze-Lieve-Vrouwe’ dat je kunt blijven herlezen (zie elders op deze website).
Maar het is niet bij deze twee boeken, en ook niet bij het Vlaamse verhaal gebleven. De kennismaking smaakte naar meer.

Literatuur, muziek (Philippe Herreweghe en Jos van Immerseel, om maar twee namen te noemen), beeldende kunst, film (La cinquième saison!), toneel en ballet.
Naar het Kröller-Müller Museum om beeldend werk van Jan Fabre te zien, naar Arnhem om Jan Declair eens in levende lijve te zien optreden, naar Rotterdam voor een muziekvoorstelling van Guy Cassiers … Ik deed het allemaal, maar het hoeft steeds minder, want de Vlamingen komen vaker naar Amsterdam.

Die andere Jan, Jan Decorte, zag ik voor ’t eerst in Frascati, producties van Anne Terese De Keersemaeker heb ik in de Amsterdamse Stadsschouwburg leren kennen. En ook toen was ik weer verkocht en gewonnen voor het tot dan toe bij mij braak liggende terrein van ballet. Er is inmiddels geen schouwburg meer ‘waar zoveel Vlaams theater te zien is’, schrijft An Cardoen in het Schouwburg Journaal (september-december 2014) van de Stadsschouwburg Amsterdam. En daar ben ik blij mee!

Blijft wel de vraag waar ik me extra op verheug komend seizoen. En natuurlijk waarom eigenlijk: wat hebben die Vlamingen, wat doen die ‘Vlaamse meesters (m/v)’ toch met me?

Vreemd genoeg heb ik nog nooit iets van de oudere regisseur Luk Perceval (1957) gezien. Zelfs Shakespeares Hamlet (Thalia Theater) niet, terwijl je me toch rustig een Shakespearegek mag noemen. De kans om in oktober FRONT (zie afb.) te kunnen zien, een voorstelling over de Eerste Wereldoorlog, is een mooi vooruitzicht.

Wat voor ’typisch Vlaams’ verwacht ik daar dan aan te treffen, of liever: als meerwaarde erbij te krijgen?
Volgens hetzelfde Schouwburg Journaal heeft dagblad Trouw Percevals werk als volgt ingeleid: ‘In het theater laten we het ons nog toe de waarheid in de ogen te kijken’. Volgens De Morgen is hij ‘een ziener. Een man met een visie die stukken zorgvuldig kiest en ze samen met zijn ploeg kneedt tot de tekst larger than life wordt’.

De waarheid, een ziener. Misschien is dat de sleutel. Ik zie, als op een oud schilderij van een Vlaamse meester, een kamer voor me met halverwege een half weggeschoven gordijn. Daarachter is nog een deel van de kamer te zien. Het zou behalve een kamer, een huis- of een slaapkamer, ook een toneelvloer kunnen zijn, met halverwege (nog) een gordijn.Wat zich daarachter afspeelt is een andere werkelijkheid. Een waarheid, die mensen als De Perceval ons als een ziener willen tonen.

De soms mystieke, dan weer op de actualiteit geënte extra gelaagdheid die zo opdoemt, is kenmerkend vanaf de schilderijen van de Vlaamse primitieven uit de middeleeuwen tot het werk van de jongste garde. Of zouden die verschillende lagen niet gewoon twee kanten van dezelfde medaille zijn, die in je beleving tot een grootse eenheid samensmelten?
Komend seizoen krijgen we veel kansen om hier een antwoord op te zoeken. Onder andere in FRONT. En in Kunsthal Kade in Amersfoort, waar zanger en kunstverzamelaar Tom Barman (van de Vlaamse band dEUS) een tentoonstelling over een eeuw Belgische kunst mocht inrichten. Kunst die volgens hem wordt gekenmerkt door ingetogenheid, bescheidenheid en absurdisme. Dat zou allemaal wel eens kunnen kloppen.

De Vierkantige Rechthoek – Tom Barman ziet alle hoeken van een eeuw Belgische kunst. 28 september 2014 t/m 4 januari 2015, Kunsthal Kade, Eemplein 77, Amersfoort.