Lera Auerbach in Den Haag

In Nederland wordt ze steeds bekender. Onder meer door verschillende uitvoeringen van 72 Angels, in splendor lucis door het Nederlands Kamerkoor en het Raschèr Saxofoon-kwartet onder leiding van Peter Dijkstra. We hebben het over de pianiste/compo-niste en, – minder bekend – ook schrijfster en beeldend kunstenaar  Lera Auerbach (1973). In oktober wordt in Den Haag een heel festival aan haar muziek gewijd.

Op het eerste gezicht zou je denken, dat het om 72 minicomposities van ruim een minuut gaat, die allemaal het karakter van een van de engelen verklanken. Maar de Russisch-Amerikaanse componiste wil bewust spreken van een grote boog, als een intens gebed vol passie en hoop. Vooral wanneer de namen van die engelen nog een keer achterstevoren worden gezongen door de bas Gilad Nezer, die tevens chazzan is (voorzanger in een synagoge). Mooier kun je het niet hebben.

Geen ‘engelachtige’ muziek
De namen van de engelen die de tekst van het stuk vormen zijn ontleend aan het Bijbelboek Exodus 14:19-21 op de manier zoals ze in de Kabbala (joodse mystiek) voorkomen. 216 letters, telkens drie per engel wat dus uitkomt op 72. Wie nu denkt in ‘engelachtige’, halfzachte muziek te belanden, komt bedrogen uit of wacht een verrassing. Hoewel het stuk begint met een saxofoonsolo, een instrument dat soms wordt vereenzelvigd met (neo)spirituele muziek uit Rusland, Scandinavië of de Baltische staten, zet Auerbach de klank ervan heel anders in. Niet alleen melodisch, maar ook met gebruikmaking van tal van moderne technieken. Die diversiteit geldt ook voor de koorzang.

Wat ons verenigt
De overmatige secunde (een kleine toonafstand), diverse trillers of het aan de klezmer ontleende glijden van de ene naar de andere toon, zijn invloeden van joodse muziek die als een constante terugkomen in het saxofoon- en kooridioom. Toch moet je met dergelijke omschrijvingen oppassen, want er vallen ook gospelachtig zingende engelen te ontwaren. Net als een koraal à la Bach of andere stijlcitaten waarvan je als luisteraar denkt: ‘Hé, waar kén ik dit toch van?’ Dat kan allemaal kloppen, want Auerbach wil in haar muziek datgene uitdrukken wat ons verenigt en niet wat ons scheidt, over de tijd en verschillende geloofsuitingen heen. Zonder haar eigen joodse achtergrond te verloochenen.

Het moge duidelijk zijn dat zo’n omvangrijk, divers stuk veel van de uitvoerenden vergt. Zowel van de leden van het Nederlands Kamerkoor als het Raschèr Saxofoonkwartet. Het zal gezien hun status niet verbazen dat zij zich onder leiding van Peter Dijkstra allemaal geweldig van hun taak kwijten. Afwisselend zingen en spelen ze mild, krachtig, hard of fluisterend, soms met solistische partijen in een haast golvende zang. Op engelenvleugels zogezegd. Een prachtuitvoering die liveoptredens natuurlijk niet kan vervangen, maar wel een mooi document is. En ook een die aantoont dat muziek – het moet nog maar weer eens worden gezegd – geen ‘hobby’ is maar dagelijks brood.

Deze cd-bespreking verscheen oorspronkelijk (2 mei 2020) op de website van 8WEEKLY: https://8weekly.nl/recensie/op-engelenvleugels/ en wordt hier met toestemming en in iets gewijzigde vorm herplaatst n.a.v. het genoemde Lera Auerbach Festival in Den Haag: https://www.amare.nl/en/pQpL3sN/lera-auerbach-festival
De afbeelding links bovenaan deze blog is aan deze website ontleend.

Op donderdag 27 juli 2023 zendt AVROTROS/NTR in het Zomeravondconcert rechtstreeks een concert uit in het kader van het Radio France Occitanie Festival vanuit La Corum, Opéra Berlioz, Montpellier. Dit concert, door het Radio Filharmonisch Orkest van Frankrijk en het Jeugdorkest van Frankrijk o.l.v. Mikko Franck, begint met Auerbachs Dreams and Whispers of Poseidon.

Drieluik – In de tang genomen

Of het van hem uit gezien een goede ruil was, weet ik niet – Jan Keij, die mij inwijdde in het denken van Emmanuel Levinas (zie foto rechts), gaf mij zijn boek Tijd als kwetsbaarheid in de filosofie van Levinas (uitg. Boom, 2021), ik aan hem mijn Tien boeken, tien deugden over de in het Nederlands vertaalde romans van Philippe Claudel. Van mij uit gezien in ieder geval wel; ik ben blij met zijn ultieme boek over Levinas, over wie hij al eerder publiceerde. Mijn recensie staat te lezen op de website 8WEEKLY.nl (zie link onderaan), een blog mede naar aanleiding van het boek hieronder. Als onderdeel van een drieluik.

1.
Voor de samenvatting en conclusie, komt Keij met een hoofdstuk dat hij omschrijft als ‘een slagroomtoefje’. Het gaat over een voorwaarde voor verantwoordelijkheid: vruchtbaarheid. Dat ziet hij als een overwinning op de dood. ‘Via het doorgeven van nieuw leven, dat mogelijk is dankzij de voortplanting die vruchtbaarheid is’. Dat het mij wat te eng is, en ik liever zou refereren aan een wijsheid die zegt dat je een kind moet krijgen, óf een boom moet planten óf een boek moet schrijven om voort te leven. Al staat er in citaten ook vaak: een kind moet verwekken, vanuit mannelijk perspectief, en een boom moet planten en een boek moet schrijven. Maar dit terzijde, al erkent Keij in zijn hoofdstuk ook dat Levinas en hij als fenomenologen erotiek ‘mannelijk’ beschrijven. In ieder geval gaat het om Liefde met een hoofdletter L.

2.
Onlangs zag ik – voor het eerst sinds de coronacrisis weer in de bioscoop – een aflevering van de documentaireserie Nature on tour. De aflevering speelde in Rusland, boven de poolcirkel. Wetenschappers verkennen Siberië. Waar vroeger eindeloze taiga-bossen (naaldbossen) waren, zijn nu mega-slumps. Enorme permafrostlagen ontdooien en wat boven komt, zijn methaan en een bacterie die miltvuur kan veroorzaken. We zien beelden van rendieren die hun loop veranderen, door droge rivierbeddingen en over dunne lagen ijs op zoek zijn naar voedsel. We zien ijsberen die hetzelfde doen, ver afgedwaald van smeltende ijsschotsen. Zelfs tot in steden worden ze waargenomen, ten dode opgeschreven als ze zijn. De doos van Pandora, zegt een voice over in deze aangrijpende film, is geopend.

3.
Ik lees in het novemberprogramma van Theater Bellevue in Amsterdam een column van componist, dichter, dirigent en lid van de KNAW Micha Hamel. Een verre van vrolijke column naar aanleiding van zijn Het Zwarte Raam, een verhaal over de laatste twee mensen op aarde waarvoor hij zowel het concept, de tekst als de muziek schreef. En die column. ‘Het verhaal gaat’, schrijft hij, ‘over een Liefde (met grote L) tussen een man en een vrouw tijdens de klimaatcatastrofe’. Hamel constateert, en dat doet iedereen die voornoemde documentaire zag, ‘dat de klimaatcrisis veel erger is dan alom wordt aangenomen’. Hij is somber, en stelt – met een reminiscentie aan Camus – dat ‘wil je werkelijk klimaatneutraal worden, je dan zelfmoord’ moet plegen. Alleen was het bij Camus een vraag.
Ook Hamel vraagt zich iets af, namelijk wat hij moet doen, als kunstenaar. Hij vraagt zich af wat er overblijft, ‘als afschrift van menselijkheid in de mens?’ En antwoordt, met Levinas, met Keij: ‘de grote L, de Liefde, dat grote, ingewikkelde, veelvormige hyperobject’. Maar je kunt ook een boom planten, een indrukwekkende documentairefilm maken, een boek schrijven of een muziektheaterstuk voor Orkater componeren. Om ons wakker te schudden.

Link naar mijn recensie van het boek op 8WEEKLY: https://8weekly.nl/recensie/het-appel-raakt-iedereen/

The Wave en Occupied – twee Noorse film(serie)s

Dit (boven rechts) was zo’n beetje het openingsshot van de Noorse film The Wave (2015) van Roar Uthaug die afgelopen woensdag op RTL7 viel te zien: enkele cruiseschepen die voor anker liggen in het Geirangerfjord in Noorwegen. Ze kunnen in dit kleine fjord niet aanmeren, zodat de ontscheping met tenderboten gebeurt. Afgelopen zomer heb ik het meegemaakt, zodat het shot een feest der herkenning was. In de wetenschap dat een cruiseschip zware en goedkope stookolie gebruikt, dat wel weer.

Een feest ja, want hoe Corina Schwingruber cruisen neerzet in haar documentaire All inclusive die enkele dagen ervoor door de VPRO werd uitgezonden, als een decadent ‘varend vakantiefort met luxe interieurs en non-stop entertainment’ herkende ik niet. Met terugwerkende kracht werd dit kwartiertje als een portret van de Titanic.

Want wat gebeurde er in The Wave? Een bergwand boven het Geriangerfjord stort in en veroorzaakt een tsunami van tachtig meter hoogte. Het draait om de familie van een geoloog, zijn vrouw die in een hotel werkt (hetzelfde hotel waar ik afgelopen zomer voor op een hop off hop on-bus stond te wachten), zijn scatende en met zijn mobieljte bezig zijnde zoon en een dochtertje dat aan huis verknocht is. Zij proberen te overleven. De vrouw (Ane Dahl Torp)  laat een bus voor haar neus vertrekken, omdat zoonlief zoek is. Hij blijkt in de keldergewelven te zijn gaan scaten en ze raken er, samen met een andere hotelgast, ingesloten. De man (Kristoffer Joner) is met hun dochtertje per auto wel de bergen in kunnen vluchten, maar keert terug op zoek naar zijn vrouw en zoon. De afloop verraad ik niet, want daar gaat het mij hier niet primair om.

Op de aftiteling van de film stond te lezen dat de bergwand jaarlijks zestien centimeter méér aan speling laat zien. Een schrikwekkend idee. Of het met de klimaatverandering te maken heeft, werd niet duidelijk gemaakt, maar die kloofvorming boorde voor  mij (excusez le mot) nog een diepere laag in de film aan, die staat voor alle mogelijke kloven die de wereld ontwrichten en die – zal ik straks aantonen – kenmerkend is voor Noorse films.

Eigenlijk zijn ze wel bekend, die kloven: tussen oud en jong, tussen arm en rijk, tussen Noord en Zuid, tussen Oost en West. Ze lijken – schijnt de film te zeggen – niet of nauwelijks te dichten. Nee, het wordt alleen maar erger. Tenzij we het tij (excusez le mot) kunnen keren. Tenzij de politiek zich niet verschuilt onder falsificaties en luistert naar wetenschappers die het kunnen weten of naar Urgenda en de rechterlijke macht die ze op de vingers tikt. Niet naar de rijken en het bedrijfsleven, maar naar de jongeren zonder stemrecht maar wél met een stem van jewelste, daar op het Haagse Malieveld.

De film is niet zo absurd als het leek, bleek wel uit de aftiteling. Net zoals het eerste seizoen van de Noorse serie Occupied naar een idee van John Nesbø niet zo absurd is: Rusland houdt met steun van de EU Noorwegen bezet. Ik heb ze gezien, de boten die de grens bewaken. En ze boezemden angst in. Wat speelde er in de film? Noorwegen besluit uit milieuoverwegingen te stoppen met productie en uitvoer van olie en gas. De EU is ervan afhankelijk, vandaar de steun, terwijl ze Noorwegen zouden moeten beschermen.

Het lijkt wel of schrijvers en filmers (en spijbelende kinderen op het Haagse Malieveld) beter door hebben hoe laat het is, dan de neoliberale politiek. Mogen onze ogen ook nog verder opengaan dan ze misschien inmiddels al een beetje zijn gegaan!

Symmetrie als soulmate

Kai-awase spelMeteen al in de tweede van de negen kamers die Jasper Krabbé in het Amsterdamse Tropenmuseum heeft gecreëerd, de salon, blijf ik staan voor een lage vitrine waarin van alles is samengebracht dat met vrije tijd heeft te maken. De audio tour, waarop Krabbé bij enkele stukken uitlegt wat hem heeft geïnspireerd, vertelt er verder niets over. Twee van de symmetrisch neergezette objecten doen mij denken aan bootjes met knikkers in de uithollingen, enkele beschilderde schelpen zijn al net zo symmetrisch neergelegd.

Dit roept verwarring op. Wat zijn het, die bootjes, die schelpen? Navraag leert, dat het om bordspelen uit waarschijnlijk China gaat, en om beschilderde schelpen die horen bij een Ka-awase spel (zie afb.). Duidelijk. Maar waarom zijn ze symmetrisch neergelegd: één ‘bootje’ horizontaal boven, één beneden? Net als de schelpen.
Symmetrie, denk ik in mijn onkunde, heeft toch niets met tropische lage of hoge kunst te maken? De natuur – oké, dat snap ik.

Ik moet denken aan een prachtig artikel van Simon Mari Pruys (1927-1980) dat op 28 augustus 1979 verscheen in de Leeuwarder Courant: http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?query=Simon+Mari+Pruys&coll=ddd&image=ddd%3A010621184%3Ampeg21%3Aa0408&page=7&maxperpage=10#image. Het ging over het classicisme, met een schoonheid die hem zit in de verhoudingen, in de symmetrie. ‘Deze stijl gaat door tot diep in de 19e eeuw’, schrijft Pruys. ‘Het waait over naar Rusland, Duitsland en Amerika.’ Maar waarom liet Krabbé er zich dan door inspireren, in deze oosterse vitrine?

Maar waar Pruys bleef steken, en ik ook, gaat Krabbé verder: de symmetrie is helemaal geen uiting van Westers rationalisme. Bij de ansichtkaarten, in de winkel van het Tropenmuseum en bij de entree, zie ik zo twee voorbeelden: een tempelpoort met ingemetselde porseleinen borden (Bali) en een oud Chinees huis (Singapore). Allebei op en top symmetrisch.

Ik kan alleen maar concluderen hoe weinig ik, en hoeveel Krabbé van het verre oosten weet. En dat de kunst uit het westen en het oosten, die elkaar op deze tentoonstelling ontmoeten, allebei ‘het volmaakte evenwicht weerspiegelt, de harmonie der sferen, de eeuwigheid, orde’ (Pruys). Als soulmates.

Soulmade – Jasper Krabbé meets Tropenmuseum (13 september 2014 t/m 25 januari 2015).

Dubbelgangers

EnemyAls je Oscar Wilde (in: The critic as artist) mag geloven, is een kunstwerk niet compleet totdat de criticus er een bijdrage aan heeft geleverd, de open plekken heeft ingevuld, het werk heeft afgemaakt. Zou dat ook gelden voor het op elkaar betrekken van een film en een essay?
Laat ik het proberen met de Canadees-Spaanse film Enemy van Denis Villeneuve en het essay De Rus als dubbelganger van de slavist Sjeng Scheijen (in: DGroene Amsterdammer, 12 juni 2014). De thematiek is immers dezelfde: jezelf en de ander, of: de ander en jezelf.

In de film draait het om Adam Bell, hoogleraar geschiedenis, en Anthony Clair, een bijrolacteur die sprekend op hem lijkt (zie afb.). In het essay gaat het over ‘de stereotiepe Rus’ die op ons, Europeanen lijkt en daarom ‘zo’n dierbare schurk’ is.

Scheijen begint met het beschrijven van die archetypische Rus in Hollywoodfilms: met een lelijke kozakkenkop of drankneus, in staat de moraal van de Amerikaan te ondergraven. In de laatste minuut van de film is het de Yank gelukt die Rus de plek te wijzen waar hij hoort: onder de zoden’. Maar voor het zover is, heeft de Rus zichzelf al opgeblazen. Hierbij moet Scheijen denken aan Miron, een Russische bijrolacteur voor krimi’s, die altijd eindigt ‘in een plas bloed’.

De moraal van het verhaal is, dat die ‘archetypische Ander eerst werd getypeerd, daarna gereduceerd, en tot slot vernietigd’. Net als Adam en/of Anthony in Enemy: ze hebben zelfs identieke handen en beiden een litteken op de borst, maar zijn toch net even anders waar het de ringvinger betreft. Adams leven eindigt met de vrouw van Anthony bij een auto-ongeluk, Anthony staat in het laatste shot oog in oog met een meer dan levensgrote spin in de badkamer.

Ergens halverwege de film vraagt één van de bebaarde mannen zich af of hij, vanwege de hitte, zijn baard niet beter af kan scheren. De ander gaat zich kleden zoals de dubbelganger. Of, zoals Scheijen schrijft: ‘gaat hij [de Rus, vS] zich kleden zoals wij, stopt hij zijn shirt in de broek, scheert hij zijn baard af (…), dan voelen wij ons bedreigd’.

De moraal van zijn verhaal, en wellicht ook van de film Enemy is, dat de eigenheid van de ander wordt ondergewaardeerd. Zo zitten Adam en Anthony, Europa en Rusland ‘verstrengeld in een debiliserende omhelzing van gefrustreerde ambitie’. Wie zal deze omhelzing ontvlechten? Wie ‘draagt de sleutel tot verandering bij zich?’ Een van de symbolen in de film die vaak opduikt, net als de naaldhak die haast zou kunnen verwijzen naar Rosa Klebb uit de film From Russia with love: de schoen met een scherpe punt vol gif. Zou het, vraag Scheijen zich af, ‘niet zinvol zijn dat Europa eens naar zichzelf kijkt?’

De film bedoelt het vast niet zo concreet als Scheijen. Maar ik zag het erin. En zoiets mag volgens Oscar Wilde.