De arme Lazarus

‘Een van de eerlijkste en inspirerendste films die ik ken.’ Dat schrijft Dana Linssen in De Filmkrant van maart jl. over Lazzaro felice van de Italiaanse regisseur Alice Rohrwacher (1982), wier zuster Alba er ook (weer) een rol in speelt. Ze kreeg er in Cannes de Palm voor het beste scenario voor. Linssen heeft niet teveel gezegd; het ís een film die ontroert, je bij de kladden grijpt en aan het denken zet. Nog lang nadat je hem hebt gezien.

Veerle Snijders, die de film inleidde voor Rialto Filmclub, wees erop dat je de wolf die regelmatig in beeld komt, en wiens gehuil met eenzelfde regelmaat in het Italiaanse landschap in de buurt van Inviolata weerklinkt, wel eens voor God zou kunnen staan en nodigt de Filmclubleden uit hierover na te denken.

Om te beginnen zou ze wel eens gelijk kunnen hebben: de bevolking is bang voor de wolf/God, maar dat is een uiting van een periode die in de film voorbij gaat en opschuift naar het hier-en-nu. Lazzaro, de hoofdpersoon, heeft soms zelfs het idee dat de wolf hem antwoordt als hij zijn huilen nadoet. Alleen zijn dat dan (een humanistisch element in de film) mensen die het gehuil van de wolf nadoen.
In ieder geval is het de wolf die Lazzaro, nadat hij van een hoge rots naar beneden is gevallen, weer tot leven wekt; in die zin staat de arme doch vrolijke Lazzaro (Lazzaro felice) voor de arme Lazarus uit de Bijbel (Elazar, God heeft geholpen, Johannes 11). Lazzaro doet zijn ogen open en staat op, letterlijk (een sociaal-realistisch element in de film): zijn ogen gaan open voor het ongeluk dat de geknechte tabaksboeren in Inviolata treffen en (een actueel gegeven) tegen de bank die de horigen een schuld liet opbouwen die ze nooit kunnen aflossen.

Een wolf is in de christelijke iconologie het attribuut van vele heiligen (Antonius de Grote, Radegundis, Remaclus). Ook in het verhaal van Franciscus van Assisi, op wie in de film even wordt gezinspeeld, duikt een wolf op (zie afb. hierboven). Lazzaro kun je eveneens als een soort heilige beschouwen, die als vreemdeling wordt gewantrouwd. Men denkt dat hij, wanneer hij de bank binnenloopt om over de schulden te praten, een wapen bij zich heeft. Als dit al zo is, dan is het de katapult zoals de Bijbelse David die had en die Lazzaro van Tancredi, de zoon van Marchesa Alfonsina de Luna van de tabaksplantage, cadeau heeft gekregen en als teken van vriendschap altijd bij zich moet dragen.

Op een gegeven moment trekken de horigen naar de grote stad. Let wel: een stad met allemaal zendmasten die symbolisch wat lijken te willen opvangen van het leven voorbij de fysieke werkelijkheid. Als dat wat het aardse leven te boven gaat of dat wat er grond aan geeft. De groep gaat een kerk binnen en horen op het orgel spelen. Een non jaagt ze weg; het is, zegt zij, een besloten mis. Het lijkt of de orgelklank in de kerk wordt opgesloten. Je kan in deze scène kritiek zien ten opzichte van het instituut kerk, die het niet voor de landarbeiders opnam (een enkele uitzondering, zoals Thomas Münzer daargelaten), die niet meeging met de tijd. Alleen Lazzaro heeft in de film wat tijdloos; hij verandert gedurende de speeltijd niet.

Het slot van de film zegt nog iets anders: de orgelklank groeit uit tot het orgelkoraal Erbarm’ dich mein, o Herre Gott BWV 721 van Joh. Seb. Bach, die Lazzaro vergezelt. De strekking van de tekst van dit koraal (Psalm 51 in de Luthervertaling) zegt méér dan woorden kunnen uitdrukken.
Al met al is het een film die bij je blijft. Eerlijk en inspirerend. Op z’n minst.

De toekomst tegemoet

Dankzij de Rialto Filmclub was ik al in de gelegenheid om de tweede speelfilm van de van origine Poolse filmer Pawel Pawlikowski, bekend door Ida (2013) te zien. De inleiding van filmrecensent Laura van Zuylen zette mij op het thema van deze blog over de film Cold War, die in Cannes werd beloond. Een blog die na de film naadloos verder gaat over de tentoonstelling met werk van Shirin Neshat in GEM (Den Haag), die ik afgelopen week bezocht.

Cold War
De film gaat over twee personages: zangeres Zula (Joanna Kulig) en muzikant Wiktor (Tomasz Kot). Nee, eigenlijk over drie, want het volksliefje Dwa Serduszka kun je ook als personage zien. Het komt in verschillende gedaantes voor in deze zwartwitfilm: niet alleen als volksliedje, in een arrangement van rivaal Kaczmarek (Borys Szyc) met een door Wiktor ongeïnteresseerd gedirigeerd orkest, en tenslotte als sterk jazzarrangement in Parijs. De verschillende gedaantes van het volksliedje schuiven mee met de chronologie van het verhaal: in het Polen van pal na de Tweede Wereldoorlog, de tijd van de sterke arm van het communisme en het Parijse existentialisme van de vrijheid.

Je zou ook kunnen zeggen dat die arrangementen een uiting zijn van dialectiek: these (Pools volksliedje) – antithese (goed in het gehoor liggend arrangement tijdens het communisme) – synthese (Westerse jazz).
De twee hoofdpersonages, Zula en Wiktor, staan ook tegenover elkaar. Ze voelen zich zowel tot elkaar aangetrokken als stoten elkaar af. Pas in de laatste zin (spoiler alert!), heel terloops, lijkt het of er tot op zekere hoogte een bepaalde vorm van synthese in de verhouding tussen de twee plaatsvindt. Hoe, maakte een ander kunstwerk mij afgelopen week duidelijk.

Shirin Neshat
Namelijk de video-installatie Turbulent (1998) van de van origine Iraanse kunstenaar Shirin Neshat, die momenteel in het Haagse GEM valt te zien. Hierin staan ook een zangeres en een zanger tegenover elkaar. Als bezoeker zit je niet, zoals bij een film tegenover het doek, maar midden in de expositiezaal, tussen de twee schermen in. Op het ene zie je een man die voor een vol auditorium een traditionele ballade zingt. Op het andere scherm zie je een vrouw voor een lege zaal.
De mannen zijn gekleed in zwartwit (denk aan de film van Pawlikowski!), de vrouw zingt een eigen werk en vindt daarin, net als het jazzarrangement in het Parijs symboliseert, haar vrijheid.
Van een synthese is geen sprake, maar de boodschap van een andere video-installatie die Neshat een jaar later maakte, Rapture (1999), is duidelijk: de mannen zijn gevangen in de traditie (in deze installatie een gesloten fort), de vrouwen staan open voor het onbekende (gesymboliseerd door een boot die wegvaart).

In beide kunstwerken, de film Cold War van Pawlikowski en de video-installatie Turbulent van Neshat, speelt muziek een belangrijke rol. Muziek neemt de rol van het woord – bij Neshat ook de kalligrafie uit eerder fotowerk – over. Beide kunstenaars hebben een boodschap, zonder dat ze politieke kunstenaars kunnen worden genoemd. Hun werk raakt een snaar. En in die zin wordt de synthese gevonden bij de kijker, die het volksliedje en –ballade in zijn/haar hart bewaart en de onbekende toekomst tegemoet gaat.

http://www.gem-online.nl/files/media/shirin_neshat.pdf

Camerabeelden vertellen ook het verhaal

Regisseur Kantemir Balagov (1991, Kabardië-Balkarië, Noord-Kaukasus ten westen van Tsjetsjenië), wiens debuutfilm Tesnota (dichtheid, strakheid, omhelzing die pijn doet) momenteel in de bioscoop is te zien, zegt in een interview met Gerhard Busch dat ‘elke beweging van de camera [de cameraman is de eveneens debuterende Artem Yemelyanov, EvS] iets over het verhaal moet vertellen, of kleur moet geven aan de emoties’. En dat doen ze in zijn film die werd geselecteerd voor het Internationaal Film Festival Rotterdam (IFFR) en in Cannes werd onderscheiden met de Fipresciprijs in Cannes. Sterker nog, de sequentie waarin sommige beelden net even anders terugkomen vertelt niet alleen iets over het verhaal en kleuren de emoties, maar vormen een verademing en doen te midden van de pijn die het verhaal doet een beroep op de ratio.

Het verhaal dat wordt verteld, speelt in 1998 en gaat over Ilana (zie foto), een opstandige dochter van een orthodox-joods gezin dat naast haar ouders nog bestaat uit haar broer die op het punt staat te trouwen. Ilana sleutelt in overall het liefst aan auto’s in de garage van haar vader (‘Is dit wat je je hele leven wilt doen?’) en heeft een geheime relatie met een Kabardische moslimjongen. Op een gegeven moment worden haar broer en zijn verloofde ontvoerd, wellicht door Tsetsjeense vrijheidsstrijders. Om het losgeld bij elkaar te krijgen, verkoopt haar vader de garage, staan haar ouders op het punt te verhuizen en willen ze Ilana uithuwelijken.

In een ander interview, met Hugo Emmerzael, zegt Balagov dat het hem ging ‘om Ilana’s claustrofobische ervaring’. De krappe shots (beeldformaat 4:3) spelen niet alleen binnenshuis, maar ook vaak in de krakkemikkige auto van vader. Dat nu wordt uitgedrukt in de beelden die het verhaal mede vertellen.
Het begint al met de adem van de broer die hij op de autoruit blaast en die direct daarna wordt herhaald in de op een zelfde manier omhoog kringelende sigarettenrook van Ilana, een prachtige rol van debutant Darya Zhovner. Op de autoramen zitten horizontale, vieze bruine vetvegen die het zicht belemmeren. Even verderop in de film zit Ilana op de noodtrap bij het huis van haar Kabardische vriend – het levert een soortgelijk, horizontaal beeld op maar nu met een andere lading. De beeldfrequentie zet zich door in Ilana’s haren die na het wassen en föhnen door haar moeder als een sluier voor haar ogen vallen, wat zich herhaalt in de voor haar ogen vallende haren van Rafa, de verlegen man aan wie haar ouders haar willen uithuwelijken.

Een laatste beeld dat veelzeggend is, is dat van Ilana die een fles drank aan haar mond zet, terwijl je op de achtergrond hoort dat iemand een sjofar (ramshoorn) aan de mond zet en er signalen op speelt. De klanken van de sjofar gaan over in housemuziek. De boodschap is duidelijk, al schrijft Balagov op het eind van de film: ‘Ik weet niet wat er hierna met deze mensen is gebeurd’. We mogen het als kijker zelf invullen.