Dagboek van de opperrabbijn : 54 dagen uit het leven van Binyomin Jacobs. – Eerste druk. – Zwolle : Scholten Uitgeverij, februari 2021. – 215 pagina’s ; 21 cm ISBN 978-90-831149-0-3
In het kader van de voorbereidingen voor een tentoonstelling over de mens als individu, vroeg het Joods Cultureel Kwartier in Amsterdam een aantal prominente Nederlandse joden om een dagboek bij te houden. Eén van hen is de orthodox-joodse
opperrabbijn Binyomin Jacobs, bij een breder publiek bekend van zijn optreden in de media. De bedoeling van zijn ‘coronadagboek’ is naar eigen zeggen vooral zelfreflectie. Daarnaast wil hij een indruk geven waarmee hij bezig is. Jacobs doet dit in heldere bewoordingen en met humor. Beide uitgangspunten vormen een nobel streven, dat echter helaas wordt overschaduwd door het meermaals noemen van de vele bedankjes die hij krijgt voor bewezen diensten en de vele lezers die zijn eerder op internet gepubliceerde dagboek heeft. Jammer genoeg zit hij er ook met sommige opmerkingen naast: in Nederland zou bijvoorbeeld, stelt hij een paar keer, geen sprake zijn van systematische discriminatie (institutioneel racisme). Voor lezers die van het lezen van dagboeken in het algemeen houden en voor geïnteresseerden in het (orthodoxe) jodendom in het bijzonder.
Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.
Van moordenaar tot rabbi : markante verhalen uit Joods Amsterdam rond 1800 / Jaap Colthof. – Amsterdam : Uitgeverij Van Praag, [2018]. – 239 pagina’s : illustraties ; 22 cm. – Dit boek is tot stand gekomen in samenwerking met International Center for Western Values. – Met literatuuropgave. ISBN 978-90-490-2429-1
Zowel in de media als in boekvorm worden zoektochten naar de familiegeschiedenis van al dan niet bekende Nederlanders openbaar gemaakt. Ook de psycholoog Jaap Colthof onderneemt in zijn debuut zo’n zoektocht. In dit geval in het joodse Amsterdam van rond 1800. Hij begint met Abraham Prins, parnas (bestuurder) van de orthodox-joodse gemeenschap ten tijde van de emancipatie van de joden. De zoektocht wordt, net als in het volgende gedeelte over de rabbijnenfamilie Löwenstamm, helder uiteengezet. De titel slaat op de (mislukte) moordaanslag van Samuel Abraham Hirsch op ds. Carl Schwartz (1858). In een epiloog behandelt de auteur de zending van de gereformeerde kerken onder de joden – die aan deze moordaanslag ten grondslag lag –, de relatie tussen het Oranjehuis en de joden en de relatie tussen de orthodoxe en liberale geloofsgemeenschappen. De ondertitel ‘verhalen’ zet de lezer wellicht op het verkeerde spoor: dit boek is eerder een op feiten gebaseerde, geslaagde historiografie van het voorgeslacht van Colthof. Met illustraties in kleur en zwart-wit, eindnoten en een overzicht van bronnen en literatuur. Hoewel er genoeg detailstudies op enkele onderdelen bestaan, biedt dit boek een mooie contextuele samenhang daarvan.
Cop. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.
Regisseur Kantemir Balagov (1991, Kabardië-Balkarië, Noord-Kaukasus ten westen van Tsjetsjenië), wiens debuutfilm Tesnota (dichtheid, strakheid, omhelzing die pijn doet) momenteel in de bioscoop is te zien, zegt in een interview met Gerhard Busch dat ‘elke beweging van de camera [de cameraman is de eveneens debuterende Artem Yemelyanov, EvS] iets over het verhaal moet vertellen, of kleur moet geven aan de emoties’. En dat doen ze in zijn film die werd geselecteerd voor het Internationaal Film Festival Rotterdam (IFFR) en in Cannes werd onderscheiden met de Fipresciprijs in Cannes. Sterker nog, de sequentie waarin sommige beelden net even anders terugkomen vertelt niet alleen iets over het verhaal en kleuren de emoties, maar vormen een verademing en doen te midden van de pijn die het verhaal doet een beroep op de ratio.
Het verhaal dat wordt verteld, speelt in 1998 en gaat over Ilana (zie foto), een opstandige dochter van een orthodox-joods gezin dat naast haar ouders nog bestaat uit haar broer die op het punt staat te trouwen. Ilana sleutelt in overall het liefst aan auto’s in de garage van haar vader (‘Is dit wat je je hele leven wilt doen?’) en heeft een geheime relatie met een Kabardische moslimjongen. Op een gegeven moment worden haar broer en zijn verloofde ontvoerd, wellicht door Tsetsjeense vrijheidsstrijders. Om het losgeld bij elkaar te krijgen, verkoopt haar vader de garage, staan haar ouders op het punt te verhuizen en willen ze Ilana uithuwelijken.
In een ander interview, met Hugo Emmerzael, zegt Balagov dat het hem ging ‘om Ilana’s claustrofobische ervaring’. De krappe shots (beeldformaat 4:3) spelen niet alleen binnenshuis, maar ook vaak in de krakkemikkige auto van vader. Dat nu wordt uitgedrukt in de beelden die het verhaal mede vertellen.
Het begint al met de adem van de broer die hij op de autoruit blaast en die direct daarna wordt herhaald in de op een zelfde manier omhoog kringelende sigarettenrook van Ilana, een prachtige rol van debutant Darya Zhovner. Op de autoramen zitten horizontale, vieze bruine vetvegen die het zicht belemmeren. Even verderop in de film zit Ilana op de noodtrap bij het huis van haar Kabardische vriend – het levert een soortgelijk, horizontaal beeld op maar nu met een andere lading. De beeldfrequentie zet zich door in Ilana’s haren die na het wassen en föhnen door haar moeder als een sluier voor haar ogen vallen, wat zich herhaalt in de voor haar ogen vallende haren van Rafa, de verlegen man aan wie haar ouders haar willen uithuwelijken.
Een laatste beeld dat veelzeggend is, is dat van Ilana die een fles drank aan haar mond zet, terwijl je op de achtergrond hoort dat iemand een sjofar (ramshoorn) aan de mond zet en er signalen op speelt. De klanken van de sjofar gaan over in housemuziek. De boodschap is duidelijk, al schrijft Balagov op het eind van de film: ‘Ik weet niet wat er hierna met deze mensen is gebeurd’. We mogen het als kijker zelf invullen.