‘Alleen maar een roep, een stem’

Sinds enige tijd zingen wij in mijn kerkelijke wijkgemeente als drempellied:

Wees hier aanwezig, God die leeft,
die ons roept en vrede geeft.
Spreek weer uw woord, God die leeft,
die ons roept en vrede geeft.

Het is een lied waarin veel mee resoneert. De tekst is afkomstig uit de zangbundel van het Rectoraat St. Thomas van Aquino in Zwolle. Er staan geen namen van auteur en componist bij, begreep ik van mijn wijkpredikant die het lied (nr. 184) uitzocht. Zij vermoedt dat de tekst wel eens uit de pen van Henk Jongerius zou kunnen komen; hij heeft namelijk veel bijgedragen aan genoemd liedboek.

In deze blog wil ik ingaan op de lagen die deze tekst in zich bergt, voor zover ik daar als niet-theoloog dan zicht op heb. Lagen die voor mij in ieder geval mee resoneren. Dit t.g.v. het 175-jarig bestaan van de Amsterdamse Nieuwendammerkerk (zie informatie onderaan en tekening hierboven).

John D. Caputo
De tekst brengt mij naar een gedeelte uit een boek van John D. Caputo dat indruk op mij maakte en over wie ik het in deze blog al vaker heb gehad.
Het gaat om het boek Hopeloos hoopvol. Belijdenissen van een postmoderne pelgrim (uitg. Skandalon, 2017).

Caputo schrijft daarin dat ‘de naam van God de naam is van iets onvoorwaardelijks in deze wereld, van een vonkje in deze wereld waar wij antwoord op geven in het vocabulaire van poëzie en religie (…). God is de naam van een gebeurtenis die de wereld overvalt, die haar met stomheid slaat (…). De naam van God is de naam van een genade, hetgeen slechts een voorbijgaand moment is in het leven van de kosmos, een moment van vertrouwen en hoop’ (p. 193), woorden die Caputo liever gebruikt dan het woord ‘geloven’.

Het is een Naam die roept, ons oproept om – zoals Caputo elders in zijn boek schrijft – ‘verder te gaan waar God ophoudt. Hoe? Door het koninkrijk van God waar te maken, door onze werken van barmhartigheid en genade, door onvoorwaardelijk gastvrij te zijn en te vergeven’ (p. 134). Zo is God voor hem, en wellicht ook voor de dichter van het drempellied, ‘geen wezen, geen entiteit, maar alleen maar een roep, een stem in het duister’.

K.H. Miskotte
Het brengt mij tenslotte bij een leerhuis van Leerhuis Amsterdam in samenwerking met de Amsterdamse Muiderkerk over het Bijbels ABC van K.H. Miskotte dat momenteel wordt gehouden. De eerste keer ging het daar ook over de Naam, een van de kern-, sleutel- of grondwoorden in dit boek. Inleider ds. Gerben van Manen stelt dat Miskotte nooit zou zeggen dat God gebeurt, wél dat Hij de Stem in het gebeuren is (Karel Deurloo). Een stem die ons roept en vrede geeft.

De Nieuwendammerkerk bestaat zondag 18 februari 2024 exact 175 jaar. Gemeentelid Wim Gortzak schreef er een artikel over in het Nieuwsblad Amsterdam-Noord (week 7): https://www.rodi.nl/amsterdam-noord/nieuws/381048/nieuwendammerkerk-al-175-jaar-belangrijk-baken-in-dorpsgemeen

Lera Auerbach en Dostojevski

Volgens de inleider op het NTR Avondconcert (24 oktober 2023), is Lera Auerbach (1973, foto links) zowel een typisch 21ste als een uitgesproken Russische componiste. Dat eerste herken ik in haar eclectische stijl, aan het tweede ga ik me niet wagen; er is al veel geschreven over het al dan niet bestaan van de ‘Russische ziel’ over all.
Waar ik wél wat over kwijt wil, is een al dan niet Russisch element dat zowel haar leven kleurt als de roman De broers Karamazov van Dostojevski; naar aanleiding van dit boek blogde ik al eerder, aan het begin van de HOVO-cursus erover. Toen in relatie tot een tentoonstelling in Den Haag en nu, aan het eind ervan nog een keer en nu dus in relatie tot Auerbach.

Lera Auerbach
Lera Auerbach werd geboren in Tsjeljabinsk (zuidelijke Oeral). Ze gaf al jong blijk van muzikale aanleg en tekende veel; twee van de aspecten waardoor ze bekend zou worden. Behalve componist, pianist, dirigent en dichter is ze ook beeldend kunstenaar. Tijdens het Lera Auerbach Festival in Den Haag (15-22 oktober 2023) konden we van alle aspecten op indrukwekkende wijze getuige zijn.

Auerbach week uit naar de Verenigde Staten. In 2009 verwoestte een grote brand haar studio in New York. Alles ging in vlammen op: haar vleugel, partituren en archief. Een writers block overviel haar en ze was een tijdje dakloos. In een interview met Joep Stapel, opgenomen in het programmaboek bij het festival, zei ze hier twee dingen over:

  1. ‘In die periode herbeleefde ik veel dromen uit mijn kindertijd’
  2. ‘In veel van die dromen was ik beeldend kunstenaar’

Tijdens het vierde (ZOOM)college van de HOVO-cursus over Dostojevski’s boek moest ik denken aan deze uitspraken en de uitwerking daarvan op Auerbachs leven en werk.

Mitja en Aljosja
Aan het eind van het verhoor van het personage Mitja in het boek, krijgt deze een droom, zoals zijn broer Aljosja een visioen kreeg. Daarna voelt Mitja zich rustig en sterk, zoals Auerbach de ‘heilzame ervaring’ onderging door het feit dat haar vroege beeldend werk, ontstaan na de dromen die ze had, door kunstenaars ‘zo serieus’ werd genomen, zoals ze tegen Stapel zei. Ze ging op dit spoor verder.

Ook bij Dostojevski komt een brandend huis voor. Volgens Judith Janssen, onze geweldige docente, staat dit in de Russische literatuur symbool voor het land. Ook figuurlijk staat Mitja’s

‘hart in vuur en vlam’ en streeft hij ‘naar het licht, en wil hij leven, leven, zijn weg gaan, naar het nieuwe licht dat hem roept (…). – Ik heb een mooie droom gehad, heren, zei hij met nogal vreemde stem en een nieuw gezicht dat leek te stralen van vreugde’ (p. 617, vert. Arthur Langeveld).

Silent Psalm
Bij Dostojevski is het het Russisch-orthodoxe geloof dat een grote rol speelt, bij Auerbach het joodse. Dat blijkt onder meer uit haar schitterende sculptuur Silent Psalm (Psalm 121) [foto rechtsboven EvS], dat in Amare in Den Haag was te zien.
Het uitgangspunt hiervan is het concept tikkun olam, het heel maken van de wereld. Om dat tot uitdrukking te brengen, maakte Auerbach gebruik van kintsukuroi (gouden reparatie), de Japanse techniek die littekens van een breuk laat oplichten in plaats van ze weg te restaureren. De scheuren op het sculptuur van Auerbach vertonen zowel aan de voor- als de achterzijde de vorm van een Davidster.

Leven en werk
Deze sculptuur is verwant aan Auerbachs Zesde symfonie, die mij tenslotte brengt bij een essay (‘Dostojevski’s romans en de joodse kwestie’) uit Charles B. Timmers boek Geld en goed bij Dostojevski (De Arbeiderspers, 1990), dat wij voor het vijfde en laatste college van de HOVO-cursus zouden kunnen lezen.
Timmer vraagt zich af, of je werk en leven uit elkaar kunt halen; hij noemt het een ‘persoonlijkheidssplitsing’ (p. 106). Misschien was duidelijker geweest: je kunt het werk van een kunstenaar niet uit elkaar halen. Bijvoorbeeld tussen ‘Dostojevski als journalist, politicus, sociaal denker en Dostojevski als romanschrijver en kunstenaar’. En ja, er zijn personages in zijn werk die zich antisemitisch uitlaten en ja Dostojevski was in zijn journalistieke werk ook antisemitisch. Ook als je Auerbachs leven en werk bekijkt, leest en beluistert, is het antwoord: je kunt het werk niet uit elkaar halen. Bij de rest van Timmers betoog vallen overigens genoeg vraagtekens te plaatsen, al ben ik het wel weer eens met Timmers opmerking dat je personages niet mag identificeren met de auteur van een werk (p. 118).

Of zoals Hettie Marzak – meelezer van mijn boekje over Anna Enquist en haar gedichten over muziek – in een column op Literair Nederland schreef: ‘Shakespeare was geen koningsmoordenaar omdat hij de vader van Hamlet liet vermoorden. Nabokov, Ted van Lieshout en Pim Lammers zijn geen pedofielen omdat ze er een boek over schreven’ [zie link onderaan deze blog naar Marzaks column].

Waar het me hier primair om ging, waren de dromen en de uitwerking daarvan in het werk van Auerbach en bij de personages in Dostojevski’s roman. Russische elementen? Ik denk eerder dat het al dan niet universeel menselijke reacties zijn na een traumatische ervaring.

Foto van Lera Auerbach: Raniero Tazzi (ontleend aan het programmaboek van het Lera Auerbach Festival).

Link naar de blog van Hettie Marzak: https://www.literairnederland.nl/moreel-kompas/

 

De clown van …

Tijdens het Holland Festival bracht de Singaporese pianiste Margaret Leng Tan de cyclus Metamorphoses Book I voor versterkte piano, speelgoedpiano, klein slagwerk en stem van de 87-jarige George Crumb in première. En voor clownsneus, want die droeg ze tijdens een van de delen uit de zeg maar Schilderijen van een tentoonstelling: ‘Clowns in de nacht’ van Marc Chagall (privécollectie, zie afb.).
Ik weet niet of de componist dit voorschreef of dat het een idee was van de pianiste, maar deze ‘opleuking’ was niet alleen onnodig maar deed Chagalls schilderij ook geen recht. Maar het bracht me wel op een idee.

Chagall heeft zelf het volgende over clowns geschreven: ‘Ik heb clowns, acrobaten en toneelspelers altijd als tragische wezens beschouwd, die voor mij overeenkomsten hebben met bepaalde personages op religieuze schilderijen. Zelfs nu nog komen bij het schilderen van een kruisiging of een ander religieus thema dezelfde gewaarwordingen in mij op als wanneer ik circusvolk schilder. En dat terwijl er aan deze schilderijen niet literairs kleeft – het is heel moeilijk te verklaren waarom ik tussen deze twee zo verschillende thema’s een psychoplastische overeenkomst voel.’

Deze overeenkomst doet mij opeens heel anders kijken naar de clown in de schitterende roman (eigenlijk is het een novelle) De tuinen van de herinnering van Michel Quint (zie afb.), een clown met ‘opwellende tranen en hartverscheurende wanhoop, schrijnende pijn en diepe schaamte’ voor alles wat er om hem heen gedurende de Tweede Wereldoorlog gebeurde. De clown probeert, zoals de clown van Aleppo die in december op 24-jarige leeftijd werd gedood toen een Syrische of Russische raket insloeg, het leven te veraangenamen. Of het ze lukte, die clowns van Chagall, Quint en in Aleppo, te midden van de nacht?

Toen de clown van Quint was overleden, zei zijn zoontje: ‘Morgen heb ik grote, zwartomrande ogen en witgepleisterde wangen. Ik zal proberen, papa, al diegenen te zijn van wie de lach bij zonsopgang in de beukenbossen, in het kreupelhout is opgehouden te bestaan, en die jij weer tot leven hebt pogen te wekken. Ik zal proberen jou te zijn, jij die nooit de herinnering verloren hebt laten gaan. Zo goed ik kan. Ik zal naar beste weten de clown uithangen. En misschien lukt het me daardoor de mens uit te hangen, uit naam van iedereen. Zonder gekheid …!’

Opeens schoof het beeld van een van Chagalls gekruisigde Jezusfiguren over dat van de clown van Quint. En de opdracht om Hem na te volgen. Met dank aan George Crumb en/of Margaret Leng Tan.